ECLI:NL:TVVTPVV:2012:YE0045 Tuchtgerecht Productschap Vee en Vlees Zoetermeer TPVV 0812

ECLI: ECLI:NL:TVVTPVV:2012:YE0045
Datum uitspraak: 18-06-2012
Datum publicatie: 20-06-2012
Zaaknummer(s): TPVV 0812
Onderwerp: Dierenwelzijn
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: In periode 3 van 2010 en in periode 2 van 2011 geen of te weinig bloedmonsters laten onderzoeken op vesiculaire varkensziekte en ziekte van Aujeszky. Vanaf september 2009 wordt door het PVV nauwgezet de hand gehouden aan de monitoringsplicht voor vesiculaire varkensziekte (SVD) en de Ziekte van Aujeszky (ZvA). De exportbelangen voor de Nederlandse varkenshouderij en de daarvan afgeleide belangen voor de binnenlandse markt zijn zeer groot. Daarom dient correcte naleving van de monitoringsplicht plaats te vinden. Op basis daarvan komt het Tuchtgerecht tot een hoge standaard boete, van € 1.000 per geconstateerde overtreding. De geldboete wordt in deze zaak deels voorwaardelijk opgelegd.

Zaaknummer:

TPVV 08/2012

Betrokkene:

V.O.F. [bedrijfsnaam]

[adres]

Datum:

18 juni 2012

Gang van zaken:

De zaak berust op een berechtingsrapport dat CoMore Bedrijfsdiensten B.V. (hierna: CoMore) heeft opgemaakt onder nummer CBD SVD-ZvA 1209, naar aanleiding van telefonische inspectie op 7 en 13 maart 2012 door een controleur van CoMore met betrekking tot het bedrijf van betrokkenen, dat deze uitoefenen aan de [adres], dat op naam van V.O.F. [bedrijfsnaam] geregistreerd is onder [UBN].

Het Tuchtgerecht heeft de zaak beoordeeld op basis van de schriftelijke verklaring, als bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004.

Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 22 mei 2012 behandeld op zijn openbare terechtzitting, gehouden te Amersfoort.

Ter terechtzitting zijn verschenen de vennoten de heer [betrokkene 1] en, geboren [1956] en mevrouw [betrokkene 2], geboren [1962], betrokkenen, beide wonende aan de [adres].

Voorts zijn ter zitting verschenen de heer mr. R.B.R. Henke en mevrouw ir. M. van Lent, beide namens het Productschap Vee en Vlees (PVV) en de heer H.G.M. Grolleman, namens CoMore.

Het Tuchtgerecht heeft op 18 juni 2012 uitspraak gedaan.

Verweten gedraging:

Geen of te weinig bloedmonsters laten onderzoeken op vesiculaire varkensziekte en ziekte van Aujeszky. Twee maal, in periode 3 van 2010 en in periode 2 van 2011.

Verklaring van betrokkenen:

Ter terechtzitting hebben betrokkenen onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:

“Er is wel aan het slachthuis gemeld dat er bloed getapt moest worden, maar er is iets fout gegaan. Ik (de heer [betrokkene 1]) heb gezondheidsklachten. Door de medicijnen wist ik afgelopen zomer soms niet goed meer wat ik deed. Werken met tijdelijk personeel werkt ook niet altijd goed, die zijn niet altijd bekwaam. We doen ons best om te zorgen dat er in de toekomst beter wordt getapt, we zetten meer zaken op de kalender. In maart 2012 zijn er 24 bloedmonsters genomen, om daarmee de achterstand van het tweede trimester van 2011 in te halen. Volgens het laboratorium kon dat.”

Bewijs en verwijtbaarheid:

Het Tuchtgerecht oordeelt dat op grond van hetgeen ter zitting is komen vast te staan dat op het bedrijf van betrokkenen, dat geregistreerd is onder [UBN], de volgende gedragingen hebben plaatsgevonden:

Het nalaten van bloedmonstername ten behoeve van onderzoek naar vesiculaire varkensziekte en de ziekte van Aujeszky in de periodes september tot en met december 2010 en mei tot en met augustus 2011.

Uit de schriftelijke verklaring blijkt, dat het Productschap van mening is dat er sprake is van vier overtredingen, twee maal van de Verordening monitoring vesiculaire varkensziekte (PVV) 2009 (hierna: de Verordening SVD) en twee maal van de Verordening bestrijding Ziekte van Aujeszky bij varkens (PVV) 2008 (hierna: de Verordening ZvA).

Het Tuchtgerecht is echter van oordeel dat er in de praktijk sprake is van twee keer niet tappen, waarbij de bloedmonsters voor verschillende controles worden gebruikt en dat er in dit geval dus sprake is van twee overtredingen, geen vier. Daarmee houdt het Tuchtgerecht de lijn vast die is ingezet in de zaken TPVV 07/2011, 08/2011 en 09/2011.

Dit levert op:

Twee overtredingen van artikel 2 lid 1,2 en 3 van de Verordening SVD en van artikel 3 lid 1 van de Verordening ZvA.

Motivering van tuchtrechtelijke maatregel:

Vanaf september 2009 wordt door het PVV nauwgezet de hand gehouden aan de monitoringsplicht voor vesiculaire varkensziekte (SVD) en de Ziekte van Aujeszky (ZvA).

In diverse publicaties van het PVV alsmede in de vakbladen is diverse malen aangegeven dat het PVV prioriteit zal geven aan de controle op de naleving van de desbetreffende verordeningen. Vanaf begin 2010 is het PVV handhavend gaan optreden.

Voor zowel SVD als de ZvA geldt dat de fase van de verplichte vaccinatie is gevolgd door de status van officieel ziektevrij zijn. Thans geldt een verbod op het houden van varkens die niet vrij zijn van SVD of drager zijn van het ZvA-virus, danwel gevaccineerd zijn tegen deze ziekten. Voor het buitenland dient Nederland zichtbaar te kunnen maken dat het de status van ziekte-vrij zijn, verdient. Zonder monitoring kan de officiële ziekte-vrij status niet worden verkregen en behouden.

De verboden worden daarom ondersteund door een verplichting tot monitoring naar de aanwezigheid van voormelde dierziekten.

De exportbelangen voor de Nederlandse varkenshouderij en de daarvan afgeleide belangen voor de binnenlandse markt zijn dermate groot dat correcte naleving van de monitoringsplicht plaats dient te vinden.

Op basis van voormelde overwegingen komt het Tuchtgerecht in beginsel tot een hoge standaard boete van € 1.000 per geconstateerde overtreding. Betrokkenen hebben, zo is ter zitting komen vast te staan, twee overtredingen begaan. Gelet op de relatief geringe omvang van het bedrijf – met 330 zeugen – en rekening houdend met de bijzondere situatie en de maatregelen die al hebben genomen om herhaling in de toekomst te voorkomen alsmede omdat aan betrokkenen niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd, legt het Tuchtgerecht de geldboete deels voorwaardelijk op.

Gelet op het bovenstaande oordeelt het Tuchtgerecht dat aan betrokkenen – gelet op artikel 5 van de Verordening SVD en artikel 10 lid 2 van de Verordening ZvA – de volgende tuchtrechtelijke maatregel wordt opgelegd:

Beslissing:

Een geldboete van € 2.000 (zegge: tweeduizend euro), waarvan € 1.500 (zegge: duizend vijfhonderd euro) voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

Indien binnen deze periode door betrokkenen niet aan de voorwaarde wordt voldaan, wordt – nadat deze uitspraak onherroepelijk wordt – het voorwaardelijke deel van de boete alsnog ten uitvoer gelegd. De voorwaarde is, dat geen enkele bepaling van de Verordening monitoring vesiculaire varkensziekte (PVV) 2009 of van de Verordening bestrijding Ziekte van Aujeszky bij varkens (PVV) 2008 mag worden overtreden.

Toepasselijke artikelen:

Naast de reeds vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Vee en Vlees.

Samenstelling van het Tuchtgerecht:

De uitspraak is gedaan door mr. drs. J.Y.B. Jansen, voorzitter, B.G.J. Gussinklo en mr. H.J. van Heusden, leden, in aanwezigheid van drs. A.M.P. Regout, secretaris.