ECLI:NL:TVVTPVV:2012:YE0041 Tuchtgerecht Productschap Vee en Vlees Zoetermeer TPVV0212

ECLI: ECLI:NL:TVVTPVV:2012:YE0041
Datum uitspraak: 22-02-2012
Datum publicatie: 01-03-2012
Zaaknummer(s): TPVV0212
Onderwerp: Diergezondheid
Beslissingen: Geldboete
Inhoudsindicatie: Twee keer als B-bedrijf aan meer dan zes D-bedrijven varkens afvoeren binnen een periode van zes weken, alsmede als B-bedrijf aan meer dan twaalf D-bedrijven afvoeren in een periode van vier maanden. De overtredingen waren het gevolg van de beperkte afvoermogelijkheden door de verminderde vraag op de markt, in de startfase nadat de klant was overgenomen van een andere handelaar. Over de oplossing die betrokkene heeft gekozen – de keuze voor een extra afvoeradres – oordeelt het Tuchtgerecht dat in plaats van deze afweging te maken, betrokkene contact had kunnen opnemen met het Productschap voor de mogelijkheden van een tijdelijke ontheffing. Dat heeft hij nagelaten. Het probleem lijkt nu te zijn opgelost door het werken met een vaste afnemer. Het Tuchtgerecht legt de standaard sanctie op, deels voorwaardelijk.

Zaaknummer:

TPVV 02/2012

Betrokkene:

[naam bedrijf] B.V.

[adres bedrijf]

Datum:

22 februari 2012

Gang van zaken:

De zaak berust op een berechtingsrapport dat het Centrum voor Bedrijfsdiensten BV (CBD) heeft opgemaakt onder nummer CBD VVL1162, naar aanleiding van een telefonische inspectie door een controleur van het CBD op 11 en 14 juli 2011. Deze inspectie had betrekking op de onderneming van betrokkene, die deze uitoefent op het bedrijf aan de [adres bedrijfslocatie], dat op naam van [naam bedrijf 2] geregistreerd is onder [UBN].

Het Tuchtgerecht heeft de zaak beoordeeld op basis van de schriftelijke verklaring, als bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004.

Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 8 februari 2012 behandeld op zijn openbare terechtzitting, gehouden te Amersfoort.

Ter terechtzitting is verschenen [naam bedrijf], gevestigd [adres bedrijf], ter zitting vertegenwoordigd door de heer [betrokkene], geboren [1975] te [geboorteplaats] (betrokkene).

Tevens is verschenen de heer [betrokkene 2], geboren [1970] te [geboorteplaats], wonende aan de [adres bedrijfslocatie], handelend onder de naam [naam bedrijf 2].

Ter zitting is door de heer [betrokkene] betoogd dat hij volledig aansprakelijk is voor de eventuele tekortkomingen betreffende de varkensleveringen op het bedrijf [naam bedrijf 2] te [adres bedrijfslocatie], de UBN-houder. De heer [betrokkene 2] heeft dit beaamd.

Gelet op deze verklaringen wordt ter zitting van de zijde van het PVV aangegeven dat [betrokkene 2] in deze zaak geen blaam treft en wordt de schriftelijke verklaring, voor zover gericht tegen [betrokkene 2], ingetrokken.

Het Tuchtgerecht heeft op 22 februari 2012 uitspraak gedaan.

Verweten gedraging:

Het twee keer als B-bedrijf aan meer dan zes D-bedrijven varkens afvoeren binnen een periode van zes weken, en het als D-bedrijf aan meer dan twaalf D-bedrijven afvoeren in een periode van vier maanden, in de periode tussen 17 december 2010 en 15 april 2011.

Verklaring van betrokkene:

Ter terechtzitting heeft betrokkene onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:

"Ik heb de heer [betrokkene 2] sinds week 4 van 2011 als klant overgenomen van een andere handelaar. Mijn doel was steeds om te komen tot één afvoeradres maar in tijd van biggenoverschot lukte dat gewoon niet. In die maanden was het even lastig. Nu gaat alles naar één adres en zit er goede structuur in.

Het aantal afvoeradressen in de periode voor week 4 kan ik niet precies nagaan, ik kon geen overzicht krijgen en heb dat zo goed als mogelijk zelf gemaakt. Ik dacht dat de biggen van week 51 van 2010 op export waren gegaan, maar dat bleek later niet te kloppen. Bij de overtreding op 31 maart 2011 zouden de biggen eerst naar een andere afnemer gaan. Dat ging op het laatste moment niet door. We hebben geprobeerd het probleem op te lossen, ik had een adres te veel, maar ik kon de heer [betrokkene 2] ook niet met de biggen laten zitten. Dus is er gekozen voor afvoer en dus een adres te veel. Volgende keer zullen we het Productschap bellen, ik wist niet dat dat kon. Bij de tweede overtreding waren het er volgens mij 12 in 17 weken en ik ging uit van 16 weken."

Bewijs en verwijtbaarheid:

Betrokkene heeft een varkenshouderijbedrijf met een B-status. De aan- en afvoermogelijkheden voor betrokkene worden in artikel 13 van de verordening geregeld. B-bedrijven mogen in een periode van zes weken naar ten hoogste 6 D-bedrijven varkens afvoeren, of in een periode van vier maanden naar ten hoogste twaalf D-bedrijven.

Het Tuchtgerecht oordeelt dat op grond van de inhoud van het berechtingsrapport en de daarin opgenomen verklaring van betrokkene, ter zitting vast is komen te staan dat op het bedrijf van [naam bedrijf 2] te [adres bedrijfslocatie], dat geregistreerd is onder [UBN], de volgende gedragingen hebben plaatsgevonden:

Het als B-bedrijf aan meer dan zes D-bedrijven varkens afleveren binnen een periode van zes weken en het als B-bedrijf aan meer dan twaalf D-bedrijven varkens afleveren binnen een periode van vier maanden, in de periode tussen 17 december 2010 en 15 april 2011.

Dit levert op:

Twee overtredingen van artikel 9, gelet op artikel 13 lid 2, van de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007.

Motivering van tuchtrechtelijke maatregel(en):

Om een gezonde Nederlandse varkensstapel te houden, is regulatie van de contactstructuur in de Nederlandse varkenshouderij noodzakelijk. Door specifieke regels met betrekking tot de aan- en afvoer van varkens wordt het risico van verspreiding van besmettelijke dierziekten zoveel mogelijk beperkt. Deze voorschriften zijn door het PVV in de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007 neergelegd. De toegestane contacten zijn afhankelijk gesteld van de veterinaire waarborgen waaraan de varkenshouderijbedrijven zijn onderworpen. De verordening onderscheidt daarbij zes regimes die geduid worden met een A-, B-, C-, D-, E- of F-status. Afhankelijk van de status is het varkenshouderijbedrijf, in afwijking van het algemene aan- en afvoerverbod van varkens, een beperkt aantal aan- en afvoermogelijkheden toegestaan. Naarmate de veterinaire en hygiënische omstandigheden op een bedrijf dat rechtvaardigen, is het aantal contactmogelijkheden groter.

Door varkens aan- of af te voeren in strijd met de voorschriften van de verordening is risico van verspreiding van besmettelijke dierziekten vergroot. Daarmee is een gevaar voor de hele varkenssector in Nederland ontstaan.

Bij de vorming van zijn oordeel neemt het Tuchtgerecht nota van de verklaring van de betrokkene ter terechtzitting en blijkende uit het berechtingsrapport onder nummer VVL1162. Voorts overweegt het Tuchtgerecht het volgende.

De eerste overtreding is begaan op 31 maart 2011. Op 4 april 2011 heeft het PVV daarover een waarschuwingsbrief aan betrokkene gestuurd. Deze eerste overtreding rekent het Tuchtgerecht betrokkene daarom niet aan. De tweede overtreding is begaan op 15 april 2011 en deze overtreding wordt betrokkene wel aangerekend.

Betrokkene voert aan als verweer dat hij de heer [betrokkene 2] pas in week 4 als klant kreeg en dat hij het aantal afvoeradressen in de periode daarvoor niet precies kon nagaan. Het Tuchtgerecht oordeelt echter dat het voor het tegengaan van de verspreiding van besmettelijke dierziekten belangrijk is goed zicht te hebben op het totaal aantal vervoersbewegingen; daar hoorde de periode van voor week 4 bij.

Voorts heeft betrokkene aangevoerd dat hij voor het teveel aan biggen op dat moment de beste oplossing moest vinden en daarbij de keuze maakte voor een extra afvoeradres. Betrokkene had contact met het Productschap kunnen opnemen om de mogelijkheden van een tijdelijke ontheffing te bespreken. Dat heeft hij nagelaten. Van belang is - aldus het Tuchtgerecht - dat in een volgend geval de afweging niet weer zodanig uitvalt dat er teveel afvoeradressen worden gebruikt.

Bij de tweede overtreding was betrokkene van mening dat die na de periode van 16 weken had plaatsgevonden. Het Tuchtgerecht wijst erop dat de Verordening spreekt van vier maanden en dat de betreffende datum daarbinnen viel.

Toch heeft het Tuchtgerecht voor het overige niet de indruk dat de onderhavige overtredingen het gevolg zijn van onverschilligheid. Ook is aan betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel opgelegd. De overtredingen waren het gevolg van de beperkte afvoermogelijkheden door de verminderde vraag op de markt, in de startfase nadat de klant was overgenomen van een andere handelaar. Het probleem lijkt nu te zijn opgelost door het werken met een vaste afnemer. Omdat aan betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd, legt het Tuchtgerecht de geldboete deels voorwaardelijk op.

Alles overziende acht het Tuchtgerecht de standaard sanctie op zijn plaats, deels voorwaardelijk.

Gelet op het bovenstaande oordeelt het Tuchtgerecht dat betrokkene - gelet op artikel 22, van de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007 - de volgende tuchtrechtelijke maatregel wordt opgelegd:

Beslissing:

Een geldboete van € 500 (zegge: vijfhonderd euro), waarvan € 250 (zegge: tweehonderdvijftig euro) voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

Indien binnen deze periode door betrokkene niet aan de voorwaarde wordt voldaan, wordt – nadat deze uitspraak onherroepelijk wordt – het voorwaardelijke deel van de boete alsnog ten uitvoer gelegd. De voorwaarde is, dat geen enkele bepaling van de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007 mag worden overtreden.

Toepasselijke artikelen:

Naast de reeds vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Vee en Vlees.

Samenstelling van het Tuchtgerecht:

De uitspraak is gedaan door mr. drs. J.Y.B. Jansen, voorzitter, mr. L.F.A. Husson en mr. drs. H. Lommers, leden, in aanwezigheid van drs. A.M.P. Regout, secretaris.