ECLI:NL:TVVTPVV:2012:YE0040 Tuchtgerecht Productschap Vee en Vlees Zoetermeer TPVV0112

ECLI: ECLI:NL:TVVTPVV:2012:YE0040
Datum uitspraak: 22-02-2012
Datum publicatie: 01-03-2012
Zaaknummer(s): TPVV0112
Onderwerp: Diergezondheid
Beslissingen: Geldboete
Inhoudsindicatie: Twee keer als D-bedrijf aanvoeren van varkens van meer dan zes bedrijven binnen een periode van zestien weken. Een leverancier vroeg om hulp, zijn stallen waren vol en hij zat omhoog met een partij biggen. Het Tuchtgerecht oordeelt dat, hoezeer het ook sympathiek is om een ander te helpen, dit niet gepaard mag gaan met gezondheidsrisico’s voor dieren en daarmee voor de gehele sector. Het verweer dat de partij biggen van 19 december 2010 maar kort op het bedrijf is geweest, houdt geen stand; het gaat om de contactmomenten, in dit geval het aantal aanvoeren binnen 16 weken, waarbij het grootste risico wordt gelopen juist op het moment dat er nieuwe varkens binnenkomen. De duur van de aanhoudperiode speelt geen rol. Het Tuchtgerecht legt de standaard sanctie op, deels voorwaardelijk.

Zaaknummer:

TPVV 01/2012

Betrokkene:

VOF [naam bedrijf]

[adres bedrijf]

Datum:

22 februari 2012

Gang van zaken:

De zaak berust op een berechtingsrapport dat het Centrum voor Bedrijfsdiensten BV (CBD) heeft opgemaakt onder nummer CBD VVL1159, naar aanleiding van een op 6 mei 2011 door een controleur van het CBD gehouden telefonische inspectie met betrekking tot het bedrijf van betrokkene, dat deze uitoefent aan [adres bedrijf], dat op naam van Varkensmesterij [naam bedrijf 2] geregistreerd is onder [UBN].

Bovengenoemd berechtingsrapport houdt in de constatering van de navolgende feiten door betrokkene begaan, zoals omschreven in de in deze zaak opgemaakte schriftelijke verklaring, als bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004.

Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 8 februari 2012 behandeld op zijn openbare terechtzitting, gehouden te Amersfoort.

Ter terechtzitting is verschenen de heer [betrokkene], geboren [1948] te [geboorteplaats], wonende aan [adres betrokkene], handelend onder de naam VOF [naam bedrijf] (hierna: betrokkene), bijgestaan door zijn advocaat Mr. [advocaat].

Tevens is verschenen, namens Varkensmesterij [naam bedrijf 2], de heer [betrokkene 2], geboren [1972] te [geboorteplaats], wonende aan [adres betrokkene 2].

Voorts zijn ter zitting verschenen mr. R.B.R. Henke, namens het Productschap Vee en Vlees (PVV) en de heer H.G.M. Grolleman, namens het CBD.

Ter zitting is door Mr. [advocaat] namens betrokkene betoogd dat betrokkene volledig aansprakelijk is voor de eventuele tekortkomingen in de varkensleveringen aan het bedrijf Varkensmesterij [naam bedrijf 2], UBN-houder. Tegelijkertijd heeft de heer [betrokkene 2] verklaard dat de vleesvarkenstal gebruikt wordt door de heer [betrokkene] en dat deze alles regelt, inclusief de aan- en afvoer.

Gelet op deze verklaringen wordt ter zitting van de zijde van het PVV aangegeven dat de firma [naam bedrijf 2] in deze zaak geen blaam treft en wordt de schriftelijke verklaring, voor zover gericht tegen Varkensmesterij [betrokkene 2], ingetrokken.

Het Tuchtgerecht heeft op 22 februari 2012 uitspraak gedaan.

Verweten gedraging:

Twee maal overtreden van artikel 9 van de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007, daarbij gelet op artikel 15, eerste lid, van de Verordening, oftewel het twee keer als D-bedrijf aanvoeren van varkens van meer dan zes bedrijven binnen een periode van zestien weken.

Verklaring van betrokkene:

Ter terechtzitting is door Mr. [advocaat] namens betrokkene onder meer verklaard:

“De heer [betrokkene] huurt sinds oktober 2010 de stal van [betrokkene 2]. Deze stal is bedoeld voor één biggenleverancier, dat is [naam leverancier 1]. Per abuis is er één maal – op 29 december 2010 – een nieuw aanvoeradres (van [naam leverancier 2]) gebruikt. [Leverancier 2] had zijn stallen vol en zat omhoog met een partij van 81 biggen. Hij vroeg [betrokkene] om hulp en die heeft er niet bij stilgestaan dat dit consequenties zou hebben voor het aantal leveringen. Die levering heeft de zaak in de war gestuurd. Daarna is doorgegaan met leveringen van de vaste leverancier. Dat moest wel, anders zou [betrokkene] door één foute levering een lange periode dat adres niet kunnen gebruiken. Die ene foute levering kan hij niet terugdraaien. De biggen van [leverancier 2] zijn ook maar kort op het bedrijf geweest. Verder kwamen er acht transporten van één bedrijf en zijn er dus niet acht, maar eigenlijk één overtreding. De waarschuwingsbrief van het PVV van 21 januari 2011 heeft de heer [betrokkene] nooit gehad, die was aan [betrokkene 2] gestuurd.

Concluderend gaat het om één overtreding, geboren uit hulp aan iemand in hoge nood, verder is het de eerste keer en ook een eenmalige vergissing. Ik pleit dan ook voor een waarschuwing.”

Bewijs en verwijtbaarheid:

Betrokkene heeft een vleeswarenhandel en groothandel in biggen, varkens en zeugen, met een D-status. De aan- en afvoermogelijkheden voor betrokkene worden in artikel 15 van de verordening geregeld. Uit het berechtingsrapport blijkt dat tussen 19 januari 2011 en 5 april 2011 acht niet-geoorloofde aanvoeren van varkens hebben plaatsgevonden. Ter zitting heeft de vertegenwoordiger van het Productschap aangegeven dat de zeven data vanaf 22 februari 2011 onregelmatigheden zijn die eenzelfde UBN betreffen en die derhalve worden gezien als één overtreding. De aanvoer van 19 januari 2011 kwam van een ander UBN en vormde de eerste overtreding.

Het Tuchtgerecht oordeelt op grond van de inhoud van het berechtingsrapport en de daarin opgenomen verklaring van de heer [betrokkene 2] en van betrokkene, dat ter zitting vast is komen te staan dat op het bedrijf dat geregistreerd is onder [UBN] en dat geëxploiteerd wordt door betrokkene, de volgende gedragingen hebben plaatsgevonden:

Het als D-bedrijf aanvoeren van varkens van meer dan zes bedrijven binnen een periode van zestien weken, twee maal, in de periode tussen 5 oktober 2010 en 5 april 2011, in strijd met de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007.

Dit levert op:

Twee maal overtreding van artikel 9 en 15 eerste lid van de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007.

Motivering van tuchtrechtelijke maatregel(en):

Om een gezonde Nederlandse varkensstapel te houden, is regulering van de contactstructuur in de Nederlandse varkenshouderij noodzakelijk. Door specifieke regels met betrekking tot de aan- en afvoer van varkens wordt het risico van verspreiding van besmettelijke dierziekten zoveel mogelijk beperkt.

Deze voorschriften zijn door het PVV in de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007 neergelegd.

De toegestane contacten zijn afhankelijk gesteld van de veterinaire waarborgen waaraan de varkenshouderijbedrijven zijn onderworpen. De verordening onderscheidt daarbij zes regimes die geduid worden met een A-, B-, C-, D-, E- of F-status. Afhankelijk van de status is het varkenshouderijbedrijf, in afwijking van het algemene aan- en afvoerverbod van varkens, een beperkt aantal aan- en afvoermogelijkheden toegestaan. Naarmate de veterinaire en hygiënische omstandigheden op een bedrijf dat rechtvaardigen, is het aantal contactmogelijkheden groter.

Door varkens aan- of af te voeren in strijd met de voorschriften van de verordening is risico van verspreiding van besmettelijke dierziekten vergroot. Daarmee is een gevaar voor de hele varkenssector in Nederland ontstaan.

De eerste overtreding is begaan op 19 januari 2011. Op 21 januari heeft het PVV daarover een waarschuwingsbrief aan betrokkene gestuurd. Deze eerste overtreding rekent het Tuchtgerecht betrokkene daarom niet aan. De tweede overtreding betreft de zeven aanvoerdata vanaf 22 februari 2011. Deze overtreding wordt betrokkene wel aangerekend.

Namens betrokkene is verzocht om clementie en wel om de volgende redenen:

a. dat de firma [leverancier 2] vroeg om hulp en dat betrokkene er niet bij heeft stilgestaan dat dit consequenties zou hebben voor het aantal leveringen;

b. dat de partij biggen van 19 december 2010 maar kort op het bedrijf is geweest;

c. dat de brief van het Productschap van 21 januari 2011 niet is ontvangen, aangezien deze aan Varkensmesterij [naam bedrijf 2] werd gestuurd.

Ten aanzien van deze punten overweegt het Tuchtgerecht als volgt.

Ad a. Het Tuchtgerecht oordeelt dat de Verordening door middel van de beperkte vervoersbewegingen ziet op de monitoring van de ziektedruk. Hoezeer het ook sympathiek is om een ander te helpen, dit mag niet gepaard gaan met gezondheidsrisico’s voor dieren en daarmee voor de gehele sector. De ondernemer moet het voorkómen van dierziekten altijd voor ogen houden.

Ad b. Het Tuchtgerecht oordeelt dat het gaat om de contactmomenten, in dit geval het aantal aanvoeren binnen 16 weken, waarbij het grootste risico wordt gelopen juist op het moment dat er nieuwe varkens binnenkomen. De duur van de aanhoudperiode speelt geen rol.

Ad c. Overdracht van een bedrijfslocatie met UBN van de ene ondernemer naar een andere ondernemer is een interne kwestie waar het Productschap geen rekening mee hoeft te houden. Gezien de verklaring van de heer [betrokkene 2] in het berechtingsrapport dat hij de brief met betrokkene heeft besproken, alsmede de verklaring van betrokkene dat er na de brief telefooncontact is geweest, gaat het Tuchtgerecht er bovendien van uit dat de brief de heer [betrokkene] heeft bereikt.

Vorenstaande betekent dat de aangevoerde punten geen doel treffen. Toch heeft het Tuchtgerecht niet de indruk dat de overtredingen het gevolg zijn van ondeugdelijke bedrijfsvoering, onverschilligheid of anderszins. Ook tekent het Tuchtgerecht aan dat aan betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd.

Alles overziende acht het Tuchtgerecht de standaard sanctie op zijn plaats, deels voorwaardelijk.

Gelet op het bovenstaande oordeelt het Tuchtgerecht dat betrokkene – gelet op artikel 22 van de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007 – de volgende tuchtrechtelijke maatregel wordt opgelegd:

Beslissing:

Een geldboete van € 500 (zegge: vijfhonderd euro), waarvan € 250 (zegge: tweehonderdvijftig euro) voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

Indien binnen deze periode door betrokkene niet aan de voorwaarde wordt voldaan, wordt – nadat deze uitspraak onherroepelijk wordt – het voorwaardelijke deel van de boete alsnog ten uitvoer gelegd. De voorwaarde is, dat geen enkele bepaling van de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007 mag worden overtreden.

Toepasselijke artikelen:

Naast de reeds vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Vee en Vlees.

Samenstelling van het Tuchtgerecht:

De uitspraak is gedaan door mr. drs. J.Y.B. Jansen, voorzitter, mr. L.F.H. Husson en mr. drs. H. Lommers, leden, in aanwezigheid van drs. A.M.P. Regout, secretaris.