ECLI:NL:TVVTPVV:2012:1 Tuchtgerecht Productschap Vee en Vlees Zoetermeer TPVV0612
ECLI: | ECLI:NL:TVVTPVV:2012:1 |
---|---|
Datum uitspraak: | 06-09-2012 |
Datum publicatie: | 06-09-2012 |
Zaaknummer(s): | TPVV0612 |
Onderwerp: | Diergezondheid |
Beslissingen: | Geldboete |
Inhoudsindicatie: | Het Tuchtgerecht heeft op 18 juni 2012 een tussenuitspraak gedaan en duidelijkheid verzocht over welk bedrijf verantwoordelijk gehouden moet worden voor de verweten gedragingen. Op 19 juli 2012 heeft het Productschap een brief met nadere informatie aan het Tuchtgerecht gezonden. Een afschrift van deze brief is aan betrokkene gezonden en aan hem is vier weken de tijd gegeven om te reageren op de bevindingen van het Productschap. Betrokkene heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt. Het Tuchtgerecht heeft op 6 september 2012 uitspraak gedaan. De zaak betreft het ongeoorloofd als D-bedrijf varkens afgevoerd naar andere varkenshouderijbedrijven, en het vervoeren van varkens zonder dat een aanvraag voor een transportdocument was ingediend. Tevens het ongeoorloofd afvoeren van varkens als B-bedrijf naar een ander varkenshouderijbedrijf. Het betreft vier afzonderlijke overtredingen. Het verweer van betrokkene dat niet het ene bedrijf op zijn naam maar een ander ten tijde van de overtredingen verantwoordelijk was voor de exploitatie, treft naar oordeel van het Tuchtgerecht geen doel. De UBN-houder is verantwoordelijk en dat was op dat moment betrokkene, zijnde de B.V. waarvan blijkens de informatie van het Productschap het UBN nog steeds gekoppeld is aan die B.V. op de betreffende locatie. Ondernemer dient zelf eventuele wijzigingen in eigendom en/of tenaamstelling bekend te maken bij de Dienst Regelingen en bij het Productschap. De reden daarvoor is onder meer dat het bij uitbraken van dierziekten snel duidelijk moet zijn welke varkens waar zitten en wie er als verantwoordelijke moet worden aangesproken. |
Zaaknummer:
TPVV 06/2012
Betrokkene:
[bedrijfsnaam] B.V.
[adres]
Datum:3
6 september 2012
Gang van zaken:
De zaak berust op een berechtingsrapport dat CoMore Bedrijfsdiensten B.V. (hierna: CoMore) heeft opgemaakt onder nummer CBD VVL1205, naar aanleiding van telefonische inspectie op 13 maart 2012 door een controleur van CoMore met betrekking tot het bedrijf van betrokkene, dat deze uitoefent aan de [adres stal] (staladres) dat op naam van [bedrijfsnaam] B.V. geregistreerd is onder [UBN].
In de schriftelijke verklaring staat [UBN][foutief UBN]. Het Tuchtgerecht gaat ervan uit dat het hier een kennelijke schrijffout betreft en dat de opsteller van de schriftelijke verklaring (het Productschap) [UBN] op het oog heeft gehad. Immers in het berechtingsrapport worden dezelfde naam van de bestuurder en hetzelfde adres van het bedrijf vermeld.
Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 22 mei 2012 behandeld op zijn openbare terechtzitting, gehouden te Amersfoort.
Ter terechtzitting zijn verschenen de heer [betrokkene], geboren op
[1969], wonende aan de [adres] (betrokkene) en de heer [naam adviseur], zelfstandig adviseur, die de administratie regelt voor [bedrijfsnaam] B.V. (bedrijfsadviseur).
Voorts zijn ter zitting verschenen de heer mr. R.B.R. Henke en mevrouw ir. M. van Lent, beide namens het Productschap Vee en Vlees (PVV) en de heer H.G.M. Grolleman, namens CoMore.
Behandeling van de zaak:
Ter terechtzitting heeft de vertegenwoordiger van het Productschap aangegeven dat op pagina 1 van de schriftelijke verklaring de volgende zin dient te worden geschrapt: “Met ingang van 19 januari 2012 is de status gewijzigd naar een F-bedrijf in de zin van artikel 1, onder n, van de Verordening.” Dat ging over een afnemer en niet over het bedrijf van betrokkene.
Het Tuchtgerecht heeft op 18 juni 2012 een tussenuitspraak gedaan en daarbij als volgt overwogen:
“Ter terechtzitting is het Tuchtgerecht gebleken dat er mogelijk verwarring kan bestaan omtrent het bedrijf dat verantwoordelijk gehouden moet worden voor de verweten gedragingen. De naam van het bedrijf is veranderd van [bedrijfsnaam] B.V. naar [bedrijfsnaam 2] VOF. Door de naamswijziging konden veranderingen van status, eerst van B-status naar D-status en later weer terug, door het Productschap niet tijdig worden doorgevoerd. Betrokkenen geven aan dat thans [bedrijfsnaam 2] VOF eigenaar van de dieren is en de stal huurt.
Het Tuchtgerecht oordeelt dat het om tot een goede afweging te komen gegevens mist.
Bij het ontbreken van de juiste bedrijfsgegevens uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel kan het Tuchtgerecht zich onvoldoende een oordeel vormen van de feiten en gang van zaken”.
Het Tuchtgerecht heeft daarom het dossier in handen van de voorzitter van het Productschap Vee en Vlees gesteld, met het verzoek om duidelijkheid te verschaffen over de tenaamstelling van de ondernemer en over het UBN-houderschap ten tijde van de geconstateerde overtredingen.
Op 19 juli 2012 heeft het Productschap een brief met nadere informatie aan het Tuchtgerecht gezonden. Een afschrift van deze brief is aan betrokkene gezonden en aan hem is vier weken de tijd gegeven om te reageren op de bevindingen van het Productschap. Betrokkene heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt.
Het Tuchtgerecht heeft op 6 september 2012 uitspraak gedaan.
Verweten gedraging:
Uit de stukken in deze zaak blijkt dat de onderhavige bedrijfslocatie van betrokkene is gelegen aan de [adres bedrijfslocatie].
Op 18 februari 2011 en 15 maart 2011 zouden van het D-bedrijf van betrokkene varkens zijn afgevoerd naar andere varkenshouderijbedrijven, zonder dat één van de situaties als bedoeld in de artikelen 10 en 15 van de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007 van toepassing was.
Met betrekking tot de afvoer op 15 maart 2011 is tevens geconstateerd dat er geen aanvraag voor een transportdocument zou zijn ingediend zoals voorgeschreven in artikel 19 van de Verordening.
Op 19 januari 2012 zouden er varkens zijn afgevoerd van het B-bedrijf van betrokkene naar een ander varkenshouderijbedrijf, zonder dat er sprake was van één van de uitzonderingssituaties bedoeld in de artikelen 10 en 13 van de Verordening.
Het betreft vier afzonderlijke overtredingen.
Verklaring van betrokkene:
Ter terechtzitting hebben betrokkene en diens adviseur onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
Betrokkene geeft aan dat, toen de controleur hem belde, hij een ander bedrijf in gedachten had, een ander UBN, en dat de verklaring die hij toen gedaan heeft niet klopt. Hij heeft 22 locaties en er zijn veel leveringen. Hij heeft het allemaal goed geregeld en uitbesteed aan een bedrijfsadviseur.
Het bedrijf [bedrijfsnaam] BV was in juni 2010 leeg aangekocht. Het had de B-status. De stal is eerst gerenoveerd. Betrokkene heeft vervolgens aan het Productschap gevraagd wat hij het beste kon doen. Het advies van het Productschap was, aldus betrokkene, om het bedrijf tijdelijk om te zetten van de B- naar de D-status. Dat is gebeurd in augustus 2010. Als het bedrijf dan weer biggen zou gaan leveren, dan zou het bedrijf weer worden omgezet van de D- naar de B-status. Dat laatste is niet goed gebeurd, want intussen – in december 2011 – was de naam [bedrijfsnaam 2] VOF geworden. De reden dat het een VOF werd, is dat de nieuwe partner niet in een B.V. wilde, maar in een VOF, aldus betrokkene. [bedrijfsnaam 2] VOF doet de exploitatie; is eigenaar van de dieren en huurt de stal.
Betrokkene geeft aan dat men na ongeveer zes weken een terugmelding kreeg van het Productschap dat de statuswijziging niet kon.
Verklaring van het Productschap:
Ter terechtzitting en in de brief van 19 juli 2012 heeft het Productschap onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 24 september 2010 is de D-status aangevraagd en per 28 september 2010 verleend. Op
15 februari 2011 is er contact geweest over het weer veranderen van de D- naar de B-status. Er is een aanvraag ingediend en op 18 februari 2011 is het formulier aan betrokkene teruggestuurd omdat de naam niet overeenstemde met de aanvrager. Daar is op 15 maart 2011 weer reactie op gekomen van de heer [bedrijfsadviseur]. Op 17 maart 2011 is de aanvraag ontvangen. Deze aanvraag is gedaan door [bedrijfsnaam, afwijkende spelling] B.V. Een kopie van het aanvraagformulier is door het Productschap bijgevoegd. Op 19 maart 2011 is bij het Productschap de wijziging naar de B-status doorgevoerd.
Uit navraag bij de Dienst Regelingen door het Productschap blijkt dat daar de namen [bedrijfsnaam 2, afwijkende spelling] of [bedrijfsnaam 2] VOF niet bekend zijn. Ook bij het Productschap Vee en Vlees zijn deze namen onbekend.
Wel heeft raadpleging van het handelsregister van de Kamer van Koophandel uitgewezen dat op 30 december 2010 de VOF [bedrijfsnaam 2, afwijkende spelling] is opgericht, met als vennoot [bedrijfsnaam 2, afwijkende spelling] B.V. Een kopie van het online uittreksel KvK is door het Productschap bijgevoegd.
Het Productschap stelt dat op dit moment het [UBN] nog steeds gekoppeld is aan de locatie [adres stal]. Als een andere rechtspersoon aan een UBN gekoppeld moet worden, dan dient deze naamswijziging door de betrokken onderneming geïnitieerd te worden bij de Dienst Regelingen en het Productschap.
Bewijs en verwijtbaarheid:
Naar het oordeel van het Tuchtgerecht is voldoende komen vast te staan dat betrokkene tussen 28 september 2010 en 19 maart 2011 op de genoemde locatie in [adres stal] een varkenshouderijbedrijf met een D-status heeft gehad. Vanaf 19 maart 2011 is de status gewijzigd naar een B-status.
De gewijzigde tenaamstelling van de eigendom van het bedrijf is niet doorgegeven aan het Productschap en de Dienst Regelingen, mitsdien mag het Productschap uitgaan van de bij hem bekend zijnde gegevens, in casu [bedrijfsnaam] BV. Het uitblijven van een reactie van betrokkene na toezending van de brief van het Productschap van 19 juli 2012, wordt in het nadeel van betrokkene uitgelegd.
Het verweer dat betrokkene zich beroept op een statuswijziging die (nog) niet gelukt was, wordt door het Tuchtgerecht verworpen. Betrokkene is te allen tijde verantwoordelijk voor de bedrijfsvoering op zijn onderneming en dient die conform de regelgeving uit te oefenen. Als de statuswijziging niet definitief was toegewezen, mocht de ondernemer niet alvast onder de nieuw aangevraagde status dieren vervoeren.
De aan- en afvoermogelijkheden voor betrokkene worden in artikel 13 van de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007 geregeld.
Uit het berechtingsrapport en de nadien van de zijde van het Productschap verkregen informatie blijkt dat op 18 februari 2011 en op 15 maart 2011, als D-bedrijf, niet-geoorloofde afvoer van varkens aan een D-bedrijf heeft plaatsgevonden, waarvan de afvoer op 15 maart 2011 tevens plaatsvond zonder aanvraag voor een transportdocument. Ook blijkt dat op 19 januari 2012, als B-bedrijf, niet-geoorloofde afvoer van varkens aan een B-bedrijf heeft plaatsgevonden.
Het Tuchtgerecht oordeelt dat vast is komen te staan dat op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is onder [UBN], de volgende gedragingen hebben plaatsgevonden:
Twee keer als D-bedrijf ongeoorloofd afvoeren van varkens naar andere varkenshouderijbedrijven, op 18 februari 2011 en op 15 maart 2011;
Een keer als B-bedrijf ongeoorloofd afvoeren van varkens naar een ander varkenshouderijbedrijf, op 19 januari 2012; en
Een keer het afvoeren van varkens zonder aanvraag voor een transportdocument, op 15 maart 2011.
Dit levert op:
Twee afzonderlijke overtredingen van art. 9 van de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007, gelet op de artikelen 10 en 15;
Een overtreding van art. 9 van de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007, gelet op de artikelen 10 en 13;
Een overtreding van art. 19 van de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007.
Motivering van tuchtrechtelijke maatregel(en):
Bij de vorming van zijn oordeel ten aanzien van het ongeoorloofd afvoeren van varkens neemt het Tuchtgerecht nota van het berechtingsrapport onder nummer CBD VVL1205, van de verklaring van (de vertegenwoordigers van) betrokkene ter terechtzitting en van de aanvullende informatie van het Productschap in zijn brief van 19 juli 2012, door betrokkene onbetwist gelaten.
Om een gezonde Nederlandse varkensstapel te houden, is regulering van de contactstructuur in de Nederlandse varkenshouderij noodzakelijk. Door specifieke regels met betrekking tot de aan- en afvoer van varkens wordt het risico van verspreiding van besmettelijke dierziekten zoveel mogelijk beperkt. Deze voorschriften zijn door het Productschap in de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007 neergelegd. De toegestane contacten zijn afhankelijk gesteld van de veterinaire waarborgen waaraan de varkenshouderijbedrijven zijn onderworpen. De Verordening onderscheidt daarbij zes regimes die geduid worden met een A-, B-, C-, D-, E- of F-status. Afhankelijk van de status is het varkenshouderijbedrijf, in afwijking van het algemene aan- en afvoerverbod van varkens, een beperkt aantal aan- en afvoermogelijkheden toegestaan. Naarmate de veterinaire en hygiënische omstandigheden op een bedrijf dat rechtvaardigen, is het aantal contactmogelijkheden groter.
Door varkens aan- of af te voeren in strijd met de voorschriften van de Verordening is risico van verspreiding van besmettelijke dierziekten vergroot. Daarmee is een gevaar voor de hele varkenssector in Nederland ontstaan.
Ten aanzien van de verklaring van betrokkene overweegt het Tuchtgerecht als volgt.
Op 13 maart 2011 heeft betrokkene een waarschuwingsbrief van het Productschap ontvangen. In de brief staat dat indien betrokkene nogmaals een overtreding begaat, er dan tuchtrechtelijke maatregelen kunnen volgen. De overtredingen die plaatsvonden vóór deze waarschuwing worden door het Tuchtgerecht niet meegewogen bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete. In dit geval betekent dit, dat de overtreding van 18 februari 2011 betrokkene niet wordt aangerekend.
Voor de beide overtredingen van 13 maart 2011 wordt wel een sanctie opgelegd. Dat betreft zowel het ongeoorloofd afvoeren van varkens als D-bedrijf, als het vervoeren van varkens zonder transportdocument. Tevens wordt een sanctie opgelegd voor de overtreding van 19 januari 2012, zijnde het ongeoorloofd afvoeren van varkens als B-bedrijf.
Het verweer van betrokkene dat niet [bedrijfsnaam] B.V. maar [bedrijfsnaam 2] (of bedrijfsnaam 2, afwijkende spelling]) VOF ten tijde van de overtredingen verantwoordelijk was voor de exploitatie, treft naar oordeel van het Tuchtgerecht geen doel. De UBN-houder is verantwoordelijk en dat was op dat moment betrokkene, de rechtspersoon [bedrijfsnaam] B.V. Blijkens de brief van 19 juli 2012 van het Productschap is het [UBN] nog steeds gekoppeld aan het bedrijf op de locatie [adres bedrijfslocatie] en te naam gesteld van [bedrijfsnaam] B.V.
Het Tuchtgerecht kan het standpunt van het Productschap volgen dat de ondernemer zelf eventuele wijzigingen in eigendom en/of tenaamstelling dient bekend te maken bij de Dienst Regelingen en bij het Productschap. De reden daarvoor is onder meer dat het bij uitbraken van dierziekten snel duidelijk moet zijn welke varkens waar zitten en wie er als verantwoordelijke moet worden aangesproken.
Aan betrokkene wordt dus een geldboete opgelegd. Het Tuchtgerecht legt de standaard sanctie op, deels voorwaardelijk.
Gelet op het bovenstaande oordeelt het Tuchtgerecht dat betrokkene – gelet op artikel 22 van de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007 – de volgende tuchtrechtelijke maatregel wordt opgelegd:
Beslissing:
Een geldboete van € 1.500 (zegge: duizend vijfhonderd euro) waarvan € 750
(zegge: zevenhonderd vijftig euro) voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
Indien binnen deze periode door betrokkene niet aan de voorwaarde wordt voldaan, wordt – nadat deze uitspraak onherroepelijk wordt – het voorwaardelijke deel van de boete alsnog ten uitvoer gelegd. De voorwaarde is, dat geen enkele bepaling van de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007 mag worden overtreden.
Toepasselijke artikelen:
Naast de reeds vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Vee en Vlees.
Samenstelling van het Tuchtgerecht:
De uitspraak is gedaan door mr. drs. J.Y.B. Jansen, voorzitter, B.G.J. Gussinklo en mr. H.J. van Heusden, leden, in aanwezigheid van drs. A.M.P. Regout, secretaris.