ECLI:NL:TPETPVE:2012:YD0161 Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren Zoetermeer TPPE1112

ECLI: ECLI:NL:TPETPVE:2012:YD0161
Datum uitspraak: 10-07-2012
Datum publicatie: 16-07-2012
Zaaknummer(s): TPPE1112
Onderwerp: Dierenwelzijn
Beslissingen: Geldboete
Inhoudsindicatie: Betreft het niet beschikbaar hebben van het minimum vloeroppervlak per dier in stal 2. 15.186 vleeskuikenouderdieren hebben omgerekend per dier een vloeroppervlak van 1.147 cm2 gehad in plaats van de vereiste 1.300 cm2. Het verweer van betrokkene dat er minder uitval was tijdens de opfok, houdt geen stand. Door teveel dieren te bestellen neemt betrokkene het risico dat bij een geringe uitval de welzijnsnormen zullen worden overschreden. Dat risico komt voor zijn rekening. Dat in dit geval de bestelling wellicht al door de voorganger van betrokkene is geplaatst, neemt de verantwoordelijkheid niet weg bij betrokkene, die het bedrijf met alle lasten heeft overgenomen. Naast het sanctioneren van de overtreding van de welzijnsnorm beoogt het Tuchtgerecht het economisch voordeel door middel van het opleggen van een geldboete weg te nemen. Het Tuchtgerecht oordeelt dat in deze zaak betrokkene mogelijk economisch voordeel heeft behaald, aangezien vast is komen te staan dat er op het totale bedrijf meer dieren werden gehouden dan de norm toeliet. Er was niet enkel sprake van een foute verdeling, zoals betrokkene betoogt. Ook met meeweging van de aantallen dieren in stal 1 werden er op het totale bedrijf in totaal 1.000 dieren teveel gehouden. Ten aanzien van de overtreding van de welzijnsnorm telt het feit dat het welzijn van alle dieren in stal 2 in het geding is gekomen. Dat is een ernstig feit en het Tuchtgerecht legt hiervoor een geldboete op, deels voorwaardelijk.

Zaaknummer:

TPPE 11/2012

Betrokkene:

[bedrijfsnaam]

[adres]

Datum:

10 juli 2012

Gang van zaken:

De zaak berust op een berechtingsrapport dat CoMore Bedrijfsdiensten B.V. (hierna: CoMore) heeft opgemaakt onder nummer CBD WEL1217, naar aanleiding van een inspectie door een controleur van CoMore op 29 maart 2012 op de onderneming die wordt uitgeoefend op het bedrijf aan de [adres], dat op naam van [bedrijfsnaam] is geregistreerd onder [UBN].

Het Tuchtgerecht heeft de zaak beoordeeld op basis van de schriftelijke verklaring, zoals bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004.

Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 19 juni 2012 behandeld op zijn openbare terechtzitting, gehouden te Amersfoort.

Ter terechtzitting is verschenen de heer [betrokkene], geboren [1982] te [geboorteplaats], wonende aan de [adres] (hierna: betrokkene).

Ter zitting zijn verder verschenen de heer mr. R.B.R. Henke en mevrouw ir. J. Dietvorst, beide namens het PPE, en de heer H.G.M. Grolleman, namens CoMore.

Het Tuchtgerecht heeft op 10 juli 2012 uitspraak gedaan.

Verweten gedraging:

Op een leeftijd van 22 weken werden in stal 2 van het bedrijf van betrokkene 15.186 vleeskuikenouderdieren gehouden op een vloeroppervlakte van omgerekend 1.147 cm2 per vleeskuikenouderdier.

Artikel 4, onder a. van de Verordening welzijnsnormen vleeskuikenouderdieren 2003 schrijft voor dat per vleeskuikenouderdier een vloeroppervlakte van ten minste 1.300 cm2 beschikbaar is.

Verklaring van betrokkene:

In het berechtingsrapport is onder meer de volgende verklaring van betrokkene opgenomen, zakelijk weergegeven:

“Ik heb niet geweten dat de vleeskuikenouderdieren niet over voldoende vloeroppervlakte beschikten. Dit is het eerste koppel vleeskuikenouderdieren op mijn bedrijf. Ik heb het bedrijf in augustus 2011 overgenomen van mijn oom. (…) Een begeleider van het opfokbedrijf heeft berekend of er voldoende voerbakken en legnesten in de stal aanwezig zijn. Hij was niet op de hoogte van de 1.300 cm2 vloeroppervlakte per dier. Er is tijdens de opfok minder uitval geweest en daardoor zijn er ook nog eens 650 extra dieren gekomen.”

Tijdens de zitting heeft betrokkene nog verklaard, dat als de kippen goed verdeeld waren geweest over de 2 stallen, het wel had gekund; in stal 1 zaten 12.536 dieren met 1.383 cm2 per dier.

Bewijs:

Het Tuchtgerecht oordeelt dat op grond van de inhoud van het berechtingsrapport en de daarin opgenomen verklaring van betrokkene, ter zitting vast is komen te staan dat op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is bij het Productschap Pluimvee en Eieren onder [UBN], de volgende gedraging heeft plaatsgevonden:

Het niet beschikbaar hebben van het minimum vloeroppervlak per dier in stal 2.

Dit levert op:

Overtreding van artikel 4 aanhef en onder a. van de Verordening welzijnsnormen vleeskuikenouderdieren 2003.

Verwijtbaarheid:

Ten aanzien van de verklaring van betrokkene overweegt het Tuchtgerecht als volgt:

Betrokkene heeft aangevoerd dat er minder uitval was tijdens de opfok, waardoor er nog eens 650 extra dieren kwamen. Het Tuchtgerecht oordeelt dat de ondernemer te allen tijde verantwoordelijk is voor de juiste naleving van de regelgeving op zijn bedrijf. Door teveel dieren te bestellen neemt betrokkene het risico dat bij een geringe uitval de welzijnsnormen zullen worden overschreden. Dat risico komt voor zijn rekening. Dat in het onderhavige geval de bestelling wellicht al door de voorganger van betrokkene is geplaatst, neemt de verantwoordelijkheid niet weg bij betrokkene, die het bedrijf met alle lasten heeft overgenomen.

Ter zitting heeft betrokkene aangevoerd dat als de kippen goed verdeeld waren geweest over de twee stallen, er geen probleem met het vloeroppervlak per dier zou zijn geweest. Het Tuchtgerecht gaat bij het bepalen van het economisch voordeel uit van het totaal aantal dieren dat werd gehouden op het gehele bedrijf afgezet tegen het maximale aantal dieren dat op het bedrijf gehouden mag worden. Mocht het immers zo zijn dat in de ene stal te weinig vloeroppervlakte is, maar in de andere stal teveel, dan is er geen sprake van economisch voordeel, maar van een foute verdeling. In deze zaak oordeelt het Tuchtgerecht echter dat er ook met meeweging van de aantallen dieren in stal 1 op het totale bedrijf teveel dieren waren. Vast is komen te staan dat het oppervlakte van stal 1 1.741 m2 bedraagt en het oppervlakte van stal 2 1.734 m2. Dat betekent dat betrokkene een maximum van 26.738 dieren mag houden. Het geconstateerde aantal door de controleur van 15.186 dieren in stal 2 plus het door betrokkene ter zitting aangegeven aantal van 12.536 dieren in stal 1 geeft een totaal van 27.722 dieren. Dat betekent afgerond 1.000 dieren teveel.

Het Tuchtgerecht oordeelt dus dat het niet slechts een kwestie van een foute verdeling was maar dat er op het gehele bedrijf teveel dieren waren.

Motivering van de tuchtrechtelijke maatregel:

Bij de vorming van zijn oordeel neemt het Tuchtgerecht nota van de verklaring van de betrokkene blijkende uit het berechtingsrapport onder nummer CBD WEL1217 en van de verklaring van betrokkene ter terechtzitting.

Op grond van het bovenstaande overweegt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, het volgende:

De verordening stelt minimumeisen aan de huisvesting van vleeskuikenouderdieren, zodat het welzijn van de dieren wordt gewaarborgd. Daarmee komt de sector tegemoet aan maatschappelijke en politieke opvattingen over de minimale standaard voor pluimvee in de reproductiesector. De minimumeisen met betrekking tot de huisvesting zijn opgesteld conform de normen die door de Dierenbescherming en de Nederlandse Organisatie van Pluimveehouders (NOP) in hun gezamenlijke brief van 28 september 2000 aan de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij zijn geadviseerd. De verordening, in werking getreden in 2003, kent voor wat betreft de eisen aan vloeroppervlak een overgangstermijn tot 1 juni 2008.

Op 2 oktober 2008 zijn houders van vleeskuikenouderdieren door het PPE per brief op de inhoud van de Verordening welzijnsnormen vleeskuikenouderdieren 2003 gewezen.

Artikel 4 aanhef en onder a. van de verordening schrijft voor dat per dier 1.300 cm2 beschikbaar moet zijn.

Uit het berechtingsrapport en de nadere informatie blijkt dat in stal 2 gemiddeld per vleeskuikenouderdier 1.147 cm2 beschikbaar was. De minimum-oppervlaktegrens is aldus overschreden met 153 cm2 per dier. Dit betekent concreet dat de pluimveehouder teveel dieren hield op de beschikbare ruimte in de stal wat een overschrijding van 13% van de norm is.

Naast het sanctioneren van de overtreding van de welzijnsnorm beoogt het Tuchtgerecht het economisch voordeel door middel van het opleggen van een geldboete weg te nemen.

- Ten aanzien van het economisch voordeel stelt het Tuchtgerecht dat betrokkene mogelijk economisch voordeel heeft gehad, aangezien meer dieren werden gehouden dan de norm toeliet. Het Tuchtgerecht beoogt het economisch voordeel door middel van het opleggen van een geldboete weg te nemen. Het Tuchtgerecht gaat bij het bepalen van het economisch voordeel uit van het totaal aantal dieren dat werd gehouden op het gehele bedrijf afgezet tegen het maximale aantal dieren dat op het bedrijf gehouden mag worden.

Het Tuchtgerecht gaat er in deze zaak bij de vaststelling van de geldboete van uit dat op het totale bedrijf (afgerond) in totaal 1.000 dieren boven de norm werden gehouden, waarbij als norm wordt gehanteerd € 2,- per dier.

- Ten aanzien van de overtreding van de welzijnsnorm telt het feit dat het welzijn van alle dieren in stal 2 in het geding is gekomen. Dat is een ernstig feit en het Tuchtgerecht legt hiervoor een geldboete op. Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete is rekening gehouden met het feit dat betrokkene een bedrijf heeft van kleinere omvang en met het feit dat aan betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd.

Het Tuchtgerecht legt de geldboete deels voorwaardelijk op.

Gelet op het bovenstaande oordeelt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, dat betrokkene – gelet op artikel 8, eerste en tweede lid, van de Verordening welzijnsnormen vleeskuikenouderdieren 2003 – de volgende tuchtrechtelijke maatregel wordt opgelegd:

Beslissing:

Een geldboete van € 2.600 (zegge: tweeduizend zeshonderd euro), waarvan € 300 (zegge: driehonderd euro) voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

Indien binnen deze periode van twee jaar niet door betrokkene aan de voorwaarde wordt voldaan, wordt – nadat deze uitspraak onherroepelijk wordt – het voorwaardelijke deel van de boete alsnog ten uitvoer gelegd. De voorwaarde is, dat geen enkele bepaling van de Verordening welzijnsnormen vleeskuikenouderdieren 2003 of een andere bepaling over dierenwelzijn in de pluimveehouderij mag worden overtreden.

Toepasselijke artikelen:

Naast de reeds vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Pluimvee en Eieren.

Samenstelling van het Tuchtgerecht:

De uitspraak is gedaan door mevrouw mr. W.N. Everts, voorzitter en de heer ing. J. Bazuin en de heer drs. T.S. de Vries, leden, in aanwezigheid van mevrouw drs. A.M.P. Regout, secretaris.