ECLI:NL:TPETPVE:2012:YD0160 Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren Zoetermeer TPPE0612
ECLI: | ECLI:NL:TPETPVE:2012:YD0160 |
---|---|
Datum uitspraak: | 10-07-2012 |
Datum publicatie: | 16-07-2012 |
Zaaknummer(s): | TPPE0612 |
Onderwerp: | Hygiënevoorschriften |
Beslissingen: | Geldboete |
Inhoudsindicatie: | Betreft het niet laten uitvoeren van de Actieplan-controle en het niet dan wel onvoldoende medewerking verlenen aan het toezicht op de naleving. Betrokkene heeft niet gereageerd op brieven van het Productschap en van de controleur. Hij geeft zelfs aan de brieven van het Productschap (bewust) niet te lezen. Dat getuigt naar het oordeel van het Tuchtgerecht niet van zorgvuldige bedrijfsvoering. Voor het niet laten uitvoeren van de Actieplancontrole 2011 wordt aan betrokkene een geldboete opgelegd. Ten aanzien van het verwijt dat betrokkene geen dan wel onvoldoende medewerking heeft verleend aan het toezicht op de naleving, oordeelt het Tuchtgerecht dat aan de controleur verschillende mogelijkheden openstaan om toezicht uit te voeren, in artikel 22 lid 2 a t/m d van de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE) 2011. Pas wanneer de ondernemer weigerachtig blijkt om aan die concrete verplichtingen te voldoen, zal het Productschap concrete overtredingen van 22 lid 2 kunnen vaststellen, waar mogelijk ook tuchtrechtelijke maatregelen bij passen. Art 22, lid 2 onder e moet in dit licht gezien worden als een restbepaling. |
Zaaknummer:
TPPE 06/2012
Betrokkene:
[bedrijfsnaam]
[adres]
Datum:
10 juli 2012
Gang van zaken:
De zaak berust op een berechtingsrapport dat CoMore Bedrijfsdiensten B.V. (hierna: CoMore) heeft opgemaakt onder nummer CBD AP1220, naar aanleiding van een telefonische inspectie door een controleur van CoMore op 10 april 2012. Deze inspectie had betrekking op de onderneming die wordt uitgeoefend op het bedrijf aan de [adres], dat op naam van [bedrijfsnaam] is geregistreerd onder KIP-nummer [KIP-nummer].
Het Tuchtgerecht heeft de zaak beoordeeld op basis van de schriftelijke verklaring, zoals bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004.
Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 19 juni 2012 behandeld op zijn openbare terechtzitting, gehouden te Amersfoort.
Betrokkene is behoorlijk en tijdig bij aangetekende brief opgeroepen, maar is niet op de zitting verschenen.
Voorts zijn ter zitting verschenen de heer mr. R.B.R. Henke en mevrouw ir. J. Dietvorst, beide namens het PPE, en de heer H.G.M. Grolleman, namens CoMore.
Het Tuchtgerecht heeft op 10 juli 2012 uitspraak gedaan.
Verweten gedraging:
Het pluimveebedrijf van betrokkene is in het jaar 2011 niet op kosten van betrokkene door een erkende controle-instantie gecontroleerd op de naleving van de hygiënevoorschriften (Actieplan-controle),
en
Betrokkene heeft geen dan wel onvoldoende medewerking verleend aan het toezicht op de naleving.
Verklaring van betrokkene:
In het berechtingsrapport is onder meer de volgende verklaring van betrokkene opgenomen, zakelijk weergegeven:
“Ik heb bloedmonsters van de kippen laten nemen en de uitslagen daarvan moeten bij de GD bekend zijn. Ik heb heeft grote problemen met het Productschap en lees niet alle brieven die zij sturen. Het zijn de “kleintjes” die telkens naar de regels van de “groten” moeten dansen. Ik heb nog ander bezoek en geen tijd meer voor u.”
Bewijs en verwijtbaarheid:
Ten aanzien van het verwijt dat betrokkene geen Actieplancontrole heeft laten uitvoeren, oordeelt het Tuchtgerecht dat op grond van de inhoud van het berechtingsrapport met bijlagen en de daarin opgenomen verklaring van betrokkene, ter zitting vast is komen te staan dat op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is bij het Productschap Pluimvee en Eieren onder KIP-nummer [nummer], de volgende gedraging heeft plaatsgevonden:
Het nalaten in 2011 van een jaarlijkse controle op de naleving van de hygiënevoorschriften door een erkende controle-instantie.
Dit levert op:
Overtreding van artikel 11, lid 1 van de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij (PPE) 2007 juncto art. 21, lid 1, van de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE) 2011.
Ten aanzien van het verwijt dat betrokkene geen dan wel onvoldoende medewerking heeft verleend aan het toezicht op de naleving, oordeelt het Tuchtgerecht als volgt.
Betrokkene wordt overtreding van art. 22, lid 2 aanhef en onder e, van de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE) 2011 ten laste gelegd. Naar het oordeel van het Tuchtgerecht is, gelet op de inhoud van het berechtingsrapport, de daarin opgenomen verklaring van betrokkene, de bijbehorende bijlagen en de verklaring van de heer Grolleman ter zitting gedaan, de verweten gedraging onvoldoende concreet geworden.
Het toezicht op de naleving van de Verordening wordt in handen gesteld van toezichthouders, die verschillende mogelijkheden hebben om het toezicht uit te oefenen, zoals het opvragen van gegevens, het vragen van inzage in de administratie, het toegang verkrijgen tot de bedrijfsruimten en het nemen van monsters uit de voorraden. Indien de ondernemer hieraan geen medewerking verleent is die weigering tuchtrechtelijk laakbaar ingevolgde artikel 22, lid 2 aanhef onder a, b, c, en d van de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE) 2011. Art 22, lid 2 aanhef en onder e moet in dit licht gezien worden als een restbepaling.
De heer Grolleman, controleur bij CoMore, heeft evenwel niet een concrete vorm van medewerking van betrokkene gevorderd. Hij heeft ‘slechts’ contact gezocht in het kader van hoor en wederhoor omtrent de vaststelling door het Productschap dat betrokkene niet heeft voldaan aan zijn verplichting tot de Actieplancontrole. De ondernemer heeft met zijn verklaring aangaande die verdenking, hierboven weergegeven, kunnen volstaan.
Het Tuchtgerecht is aldus van oordeel dat in de onderhavige situatie de ondernemer wel degelijk telefonisch antwoord heeft gegeven aan de controleur.
Daarna stonden aan de controleur, middels vragen naar concrete informatie en concrete uitslagen, nog diverse opties tot nader onderzoek open, die hij echter niet heeft benut. De controleur heeft ter zitting ook niet kunnen aangeven op welke wijze hij in zijn toezichthoudende taak is belemmerd en op welke wijze hij dus onvoldoende controle heeft kunnen uitoefenen.
Dat neemt niet weg dat de ondernemer door zijn weinig coöperatieve houding uitlokt dat zijn onderneming door instanties scherp onder de loep zal worden genomen. Indien de ondernemer op enig moment weigerachtig blijkt om aan de concrete verplichtingen uit 22 lid 2 a t/m d te voldoen, dan zal het Productschap concrete overtredingen van 22 lid 2 kunnen vaststellen, waar mogelijk ook tuchtrechtelijke maatregelen bij passen.
Naar het oordeel van het Tuchtgerecht is de kennelijk verweten gedraging in de voorliggende schriftelijke verklaring onvoldoende concreet om te passen bij de omschrijving van artikel 22 onder e van de Verordening 2011.
Motivering van de tuchtrechtelijke maatregel:
Bij de vorming van zijn oordeel ten aanzien van het nalaten van de Actieplancontrole neemt het Tuchtgerecht nota van de verklaring van de betrokkene blijkende uit het berechtingsrapport onder nummer CBD AP1220.
Op grond van het bovenstaande overweegt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, het volgende:
Voor de pluimveesector is een “Plan van Aanpak” opgesteld om besmettingen van pluimvee met Salmonella en Campylobacter terug te dringen, om de consument een betere bescherming te bieden tegen gezondheidsproblemen die mogelijk door deze besmettingen kunnen worden veroorzaakt. Er is nu een samenstel van maatregelen van kracht op grond van het bij of krachtens bepaalde in de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij (PPE) 2007. Om het met het plan van aanpak beoogde doel te bereiken, is het van het grootste belang dat een ieder zich houdt aan het totale pakket van de geldende maatregelen.
De jaarlijkse controle maakt onder meer duidelijk of een ondernemer de verplichte monsternemingen en analyses met betrekking tot Salmonella en Campylobacter uitvoert dan wel laat uitvoeren.
Op 30 november 2011 heeft de secretaris van het PPE betrokkene per brief gewezen op het nagelaten actieplanonderzoek in 2011. In de brief van het PPE wordt betrokkene gesommeerd de in 2011 nagelaten controle alsnog uit te laten voeren, voor 31 december 2011. Deze controle zou dan door het PPE worden aangemerkt als actieplancontrole 2011. Betrokkene heeft echter niet voor 31 december 2011 aan deze verplichting voldaan. Bij de telefonische controle van 10 april 2012 is door de controleur van CoMore nogmaals gewezen op de nagelaten Actieplancontrole. Daarna heeft de controleur een aangetekende brief gestuurd waarbij hij betrokkene verzoekt uiterlijk op 4 mei 2012 met een reactie te komen. Die reactie is niet gekomen. Betrokkene geeft zelfs aan de brieven van het Productschap (bewust) niet te lezen. Dat getuigt naar het oordeel van het Tuchtgerecht niet van zorgvuldige bedrijfsvoering.
Het Tuchtgerecht komt tot de slotsom dat betrokkene de controle met betrekking tot de naleving van hygiënevoorschriften in 2011 niet heeft laten uitvoeren. Betrokkene wordt daarom het nalaten van deze controle aangerekend, waarvoor een tuchtrechtelijke maatregel wordt opgelegd.
Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete is tevens rekening gehouden met het feit dat aan betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregels is opgelegd en met het feit dat betrokkene een bedrijf van zeer kleine omvang bedrijf heeft.
Gelet op het bovenstaande legt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, betrokkene - ingevolge artikel 13, eerste lid, van de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij (PPE) 2007 en artikel 23 van de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE) 2011- de volgende tuchtrechtelijke maatregel op:
Beslissing:
Een geldboete van € 200,- (zegge: tweehonderd euro), waarvan € 100, - (zegge: eenhonderd euro) voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
Indien binnen deze periode door betrokkenen niet aan de voorwaarde wordt voldaan, wordt – nadat deze uitspraak onherroepelijk wordt – het voorwaardelijke deel van de boete alsnog ten uitvoer gelegd. De voorwaarde is, dat geen enkele bepaling van de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE) 2011 of van enige andere verordening over hygiënevoorschriften met betrekking tot de pluimveehouderij mag worden overtreden.
Toepasselijke artikelen:
Naast de al vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Pluimvee en Eieren.
Samenstelling van het Tuchtgerecht:
De uitspraak is gedaan door mevrouw mr. W.N. Everts, voorzitter en de heer ing. J. Bazuin en de heer drs. T.S. de Vries, leden, in aanwezigheid van mevrouw drs. A.M.P. Regout, secretaris.