ECLI:NL:TPETPVE:2012:YD0157 Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren Zoetermeer TPPE0812
ECLI: | ECLI:NL:TPETPVE:2012:YD0157 |
---|---|
Datum uitspraak: | 10-07-2012 |
Datum publicatie: | 16-07-2012 |
Zaaknummer(s): | TPPE0812 |
Onderwerp: | Dierenwelzijn |
Beslissingen: | Geldboete |
Inhoudsindicatie: | Betreft het niet beschikbaar hebben van het minimum vloeroppervlak per dier in stal 2. 12.433 vleeskuikenouderdieren hebben omgerekend per dier een vloeroppervlak van 1.271 cm2 gehad. Artikel 4, onder a., van de Verordening welzijnsnormen vleeskuikenouderdieren 2003 schrijft voor dat per vleeskuikenouderdier een vloeroppervlakte van ten minste 1.300 cm2 beschikbaar is. Naast het sanctioneren van de overtreding van de welzijnsnorm beoogt het Tuchtgerecht het economisch voordeel door middel van het opleggen van een geldboete weg te nemen. Het Tuchtgerecht gaat bij het bepalen van het economisch voordeel uit van het totaal aantal dieren dat werd gehouden op het gehele bedrijf afgezet tegen het maximale aantal dieren dat op het bedrijf gehouden mag worden. Het Tuchtgerecht oordeelt dat in deze zaak betrokkene mogelijk economisch voordeel heeft behaald, aangezien vast is komen te staan dat er meer dieren werden gehouden dan de norm toeliet. Het Tuchtgerecht gaat er van uit dat op het totale bedrijf (afgerond) in totaal 175 dieren teveel werden gehouden, waarbij als norm wordt gehanteerd € 2,- per dier. Ten aanzien van de overtreding van de welzijnsnorm telt het feit dat het welzijn van alle dieren in stal 2 in het geding is gekomen. Dat is een ernstig feit en het Tuchtgerecht legt hiervoor een geldboete op, deels voorwaardelijk. |
Zaaknummer:
TPPE 08/2012
Betrokkene:
[bedrijfsnaam] B.V.
[adres]
Datum:
10 juli 2012
Gang van zaken:
De zaak berust op een berechtingsrapport dat CoMore Bedrijfsdiensten B.V. (hierna: CoMore) heeft opgemaakt onder nummer CBD WEL1201, naar aanleiding van een inspectie door een controleur van CoMore op 15 februari 2012 op de onderneming die wordt uitgeoefend op het bedrijf aan de [adres], dat op naam van [bedrijfsnaam] B.V. is geregistreerd onder [UBN].
Het Tuchtgerecht heeft de zaak beoordeeld op basis van de schriftelijke verklaring, zoals bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004.
Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 19 juni 2012 behandeld op zijn openbare terechtzitting, gehouden te Amersfoort.
Betrokkene is behoorlijk en tijdig bij aangetekende brief opgeroepen, maar is niet op de zitting verschenen. Op 13 juni 2012 heeft het Tuchtgerecht een schriftelijk verweer van betrokkene ontvangen, opgesteld op 12 juni 2012 door de heer [betrokkene].
Ter zitting zijn verschenen de heer mr. R.B.R. Henke en mevrouw ir. J. Dietvorst, beide namens het PPE, en de heer H.G.M. Grolleman, namens CoMore.
Het Tuchtgerecht heeft op 10 juli 2012 uitspraak gedaan.
Verweten gedraging:
Op een leeftijd van 22 weken werden in stal 2 van het bedrijf van betrokkene 12.433 vleeskuikenouderdieren gehouden op een vloeroppervlakte van omgerekend 1.271 cm2 per vleeskuikenouderdier.
Artikel 4, onder a. van de Verordening welzijnsnormen vleeskuikenouderdieren 2003 schrijft voor dat per vleeskuikenouderdier een vloeroppervlakte van ten minste 1.300 cm2 beschikbaar is.
Verklaring van betrokkene:
In het berechtingsrapport is onder meer de volgende verklaring van betrokkene opgenomen, zakelijk weergegeven:
“Het is juist dat er in stal 2 te veel dieren hebben gezeten. De reden hiervan is dat wij de opfok zelf verzorgen. Wij werken met levend materiaal en wij kunnen van te voren niet exact zeggen hoeveel dieren er na 20 weken uit de opfok komen. Wij zullen alerter moeten zijn en zonodig strenger selecteren. Na het huidige koppel wordt er waarschijnlijk nog één ronde doorgegaan, maar dan houdt het bedrijf op.”
In de schriftelijke verklaring van betrokkene, opgesteld op 12 juni 2012, gaat betrokkene in op een onderdeel uit het berechtingsrapport over het opnieuw opmeten van de stallen van betrokkene op 15 februari 2012 door de controleur van CoMore en over het betreden van de stallen door de controleur.
Bewijs en verwijtbaarheid:
Het Tuchtgerecht oordeelt dat op grond van de inhoud van het berechtingsrapport en de daarin opgenomen verklaring van betrokkene, ter zitting vast is komen te staan dat op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is bij het Productschap Pluimvee en Eieren onder [UBN], de volgende gedraging heeft plaatsgevonden:
Het niet beschikbaar hebben van het minimum vloeroppervlak per dier in stal 2.
Dit levert op:
Overtreding van artikel 4 aanhef en onder a. van de Verordening welzijnsnormen vleeskuikenouderdieren 2003.
Motivering van de tuchtrechtelijke maatregel:
Bij de vorming van zijn oordeel neemt het Tuchtgerecht nota van de verklaring van de betrokkene blijkende uit het berechtingsrapport onder nummer CBD WEL1201 en van de schriftelijke verklaring van betrokkene.
Op grond van het bovenstaande overweegt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, het volgende:
De verordening stelt minimumeisen aan de huisvesting van vleeskuikenouderdieren, zodat het welzijn van de dieren wordt gewaarborgd. Daarmee komt de sector tegemoet aan maatschappelijke en politieke opvattingen over de minimale standaard voor pluimvee in de reproductiesector. De minimumeisen met betrekking tot de huisvesting zijn opgesteld conform de normen die door de Dierenbescherming en de Nederlandse Organisatie van Pluimveehouders (NOP) in hun gezamenlijke brief van 28 september 2000 aan de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij zijn geadviseerd. De verordening, in werking getreden in 2003, kent voor wat betreft de eisen aan vloeroppervlak een overgangstermijn tot 1 juni 2008.
Op 2 oktober 2008 zijn houders van vleeskuikenouderdieren door het PPE per brief op de inhoud van de Verordening welzijnsnormen vleeskuikenouderdieren 2003 gewezen.
Artikel 4 aanhef en onder a. van de verordening schrijft voor dat per dier 1.300 cm2 beschikbaar moet zijn.
Op pagina 2 van het berechtingsrapport staat dat de heer [betrokkene] akkoord zou zijn met de bij de vorige controle geconstateerde oppervlaktes van de stallen. Ter zitting wordt door de heer Grolleman van CoMore een document overgelegd, zijnde de samenvatting van de bezoekrapportage aan het bedrijf [bedrijfsnaam] van 15 februari 2012. Dit is ondertekend door de controleur van CoMore, mevrouw Mellema, alsmede door de heer [betrokkene]. Uit de tekst van het document blijkt dat de opmerking in het berechtingsrapport van de heer [betrokkene] over de oppervlak, gedekt wordt door een document met handtekening. Hieruit concludeert het Tuchtgerecht dat er kennelijk overeenstemming was over de geconstateerde oppervlakte van stal 2 van 1.580 m2. Het document wordt bij de stukken van deze zaak gevoegd.
De heer Grolleman van CoMore legt tevens een document over ter onderbouwing van zijn berekening van de aantallen dieren op het bedrijf in de stallen 2 en 3, versus de oppervlakte van deze stallen, in 2011 en in 2012. Dit document wordt ook bij de stukken van deze zaak gevoegd.
Uit het berechtingsrapport en de nader overgelegde stukken blijkt dat in stal 2 gemiddeld per vleeskuikenouderdier 1.271 cm2 beschikbaar was. De minimum-oppervlaktegrens is aldus overschreden met 29 cm2 per dier. Dit betekent concreet dat de pluimveehouder teveel dieren hield op de beschikbare ruimte in de stal. In de schriftelijke verklaring wordt gesteld en door de betrokkene is erkend dat er in stal 2 te veel dieren hebben gezeten. Dat is een overschrijding van de norm met 2,2 %.
Naast het sanctioneren van de overtreding van de welzijnsnorm beoogt het Tuchtgerecht het economisch voordeel door middel van het opleggen van een geldboete weg te nemen.
- Ten aanzien van het economisch voordeel stelt het Tuchtgerecht dat betrokkene mogelijk economisch voordeel heeft gehad, aangezien meer dieren werden gehouden dan de welzijnsnorm toeliet. Het Tuchtgerecht beoogt het economisch voordeel door middel van het opleggen van een geldboete weg te nemen. Het Tuchtgerecht gaat bij het bepalen van het economisch voordeel uit van het totaal aantal dieren dat werd gehouden op het gehele bedrijf afgezet tegen het maximale aantal dieren dat op het bedrijf gehouden mag worden.
Het Tuchtgerecht gaat er in deze zaak bij de vaststelling van de geldboete van uit dat op het totale bedrijf (afgerond) in totaal 175 dieren teveel werden gehouden, waarbij als norm wordt gehanteerd € 2,- per dier.
- Ten aanzien van de overtreding van de welzijnsnorm telt het feit dat het welzijn van alle dieren in stal 3 in het geding is gekomen. Dat is een ernstig feit en het Tuchtgerecht legt hiervoor een geldboete op.
Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete is rekening gehouden met het feit dat betrokkene een bedrijf heeft van kleinere omvang, met het feit dat aan betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd en met het feit dat betrokkene een waarschuwing voor hetzelfde feit heeft gekregen van Verin naar aanleiding van een eerder bedrijfsbezoek op 5 september 2011. Het Tuchtgerecht legt de geldboete deels voorwaardelijk op.
Van het verweer van betrokkene over de interactie met de controleur tijdens de inspectie neemt het Tuchtgerecht goede nota, maar concludeert dat dit niet wezenlijk iets verandert aan het vaststellen van de verweten gedragingen over het vloeroppervlak.
Gelet op het bovenstaande oordeelt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, dat betrokkene – gelet op artikel 8, eerste en tweede lid, van de Verordening welzijnsnormen vleeskuikenouderdieren 2003 – de volgende tuchtrechtelijke maatregel wordt opgelegd:
Beslissing:
Een geldboete van € 750 (zegge: zevenhonderd vijftig euro), waarvan € 200 (zegge: tweehonderd euro) voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
Indien binnen deze periode van twee jaar niet door betrokkene aan de voorwaarde wordt voldaan, wordt – nadat deze uitspraak onherroepelijk wordt – het voorwaardelijke deel van de boete alsnog ten uitvoer gelegd. De voorwaarde is, dat geen enkele bepaling van de Verordening welzijnsnormen vleeskuikenouderdieren 2003 of een andere bepaling over dierenwelzijn in de pluimveehouderij mag worden overtreden.
Toepasselijke artikelen:
Naast de reeds vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Pluimvee en Eieren.
Samenstelling van het Tuchtgerecht:
De uitspraak is gedaan door mevrouw mr. W.N. Everts, voorzitter en de heer ing. J. Bazuin en de heer drs. T.S. de Vries, leden, in aanwezigheid van mevrouw drs. A.M.P. Regout, secretaris.