ECLI:NL:TPETPVE:2012:YD0154 Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren Zoetermeer TPPE0412

ECLI: ECLI:NL:TPETPVE:2012:YD0154
Datum uitspraak: 08-02-2012
Datum publicatie: 29-02-2012
Zaaknummer(s): TPPE0412
Onderwerp: Dierengezondheid
Beslissingen: Geldboete
Inhoudsindicatie: In het tweede en in het derde kwartaal van 2011 is niet voldaan aan de verplichting tot het uitvoeren van onderzoek naar de aanwezigheid van antistoffen tegen Aviaire influenza.   De uitslag van een AI-onderzoek, in het derde kwartaal uitgevoerd bij de opfokker, voldoet niet; de monitoring is bedrijfsgebonden en niet koppelgebonden. Het gaat namelijk juist om het vergrote infectierisico dat kan optreden op het vrije uitloopbedrijf.   Na de tweede waarschuwingsbrief van het Productschap is in het derde kwartaal wederom geen AI-onderzoek uitgevoerd. Dat wordt betrokkene aangerekend.   Het Tuchtgerecht legt een – deels voorwaardelijke – geldboete op.

Zaaknummer:

TPPE 04/2012

Betrokkene:

Maatschap [bedrijfsnaam]

[adres]

Datum:

8 februari 2012

Gang van zaken:

De zaak berust op een berechtingsrapport dat het Centrum voor Bedrijfsdiensten BV (CBD) heeft opgemaakt onder nummer AI 1189, naar aanleiding van een inspectie, gehouden op 9 december 2011 door een controleur van genoemde BV, met betrekking tot het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is onder [UBN].

Bovengenoemd berechtingsrapport houdt in de constatering van de navolgende feiten door betrokkene begaan, omschreven in de in deze zaak opgemaakte schriftelijke verklaring, zoals bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004.

Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 8 februari 2012 behandeld op zijn openbare terechtzitting, gehouden te Amersfoort.

Ter terechtzitting zijn verschenen de heer [betrokkene 1], geboren [1972] te [geboorteplaats], en mevrouw [betrokkene 2], geboren [1976] te [geboorteplaats], beide wonende aan de [adres] (hierna: betrokkene).

Voorts zijn ter zitting verschenen de heer mr. R.B.R. Henke, namens het PPE, en de heer H.G.M. Grolleman, namens het CBD.

Het Tuchtgerecht heeft op 8 februari 2012 uitspraak gedaan.

Verweten gedraging:

Het in het tweede en derde kwartaal van 2011 niet voldoen aan de verplichting tot het uitvoeren van onderzoek naar de aanwezigheid van antistoffen tegen Aviaire influenza.

Verklaring van betrokkene:

Ter terechtzitting heeft betrokkene onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:

“We hadden wel een uitslag van een AI-onderzoek van het derde kwartaal van 2011, uitgevoerd bij de opfokker en waren van mening dat dit aan de eisen voldeed. Er is nog door de GD gebeld en we hebben gezegd dat alles op AI moest worden getapt. Hoe dat zit met het woord AI wat er op het formulier is bijgeschreven weet ik niet. Hoe dan ook, wij dachten dus dat het wel gebeurd was, maar dat bleek dus niet zo te zijn. Ik heb ook nog bekeken of het AI-onderzoek misschien was uitgevoerd op het verkeerde UBN, dat van de runderen, maar dat was niet zo.

Het tweede kwartaal van 2011 zijn we gewoon domweg vergeten, dat is niet gebeurd."

Bewijs en verwijtbaarheid:

Uit het berechtingsrapport blijkt dat in het tweede en derde kwartaal van 2011 is nagelaten onderzoek op de aanwezigheid van antistoffen tegen Aviaire influenza uit te laten voeren. Van die periode is geen laboratoriumuitslag ontvangen. Het Tuchtgerecht oordeelt dat op grond van de inhoud van het berechtingsrapport en de daarin opgenomen verklaring van betrokkene, ter zitting vast is komen te staan dat op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is onder [UBN] de volgende gedraging heeft plaatsgevonden:

Het nalaten van bloedonderzoek op antistoffen tegen Aviaire influenza.

Dit levert op:

Twee overtredingen van artikel 2, lid 1, juncto artikel 3, lid 2, van de Verordening monitoring Aviaire influenza (PPE) 2005.

Motivering van tuchtrechtelijke maatregel(en):

Uit de toelichting van de Verordening monitoring Aviaire influenza (PPE) 2005 blijkt het volgende. Aviaire influenza, ook wel klassieke vogelpest, of kippengriep, is een besmettelijke dierziekte die bij de laatste uitbraak in Nederland in 2003 grote schade aan de pluimvee- en eiersector heeft toegebracht. Preventieve maatregelen om een dergelijke uitbraak te voorkomen zijn van evident belang. De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft daartoe, bij artikel 3a, eerste en tweede lid, van de regeling monitoring Aviaire Influenza 2003, medewerking gevorderd van het PPE. Het PPE heeft een monitoringsprogramma opgesteld en de monitoringsplicht verankerd in de Verordening monitoring aviaire influenza (PPE) 2005. Pluimveehouders in Nederland moeten op regelmatige basis bloedonderzoek laten uitvoeren op de eventuele aanwezigheid van antistoffen tegen aviaire influenza. Op bedrijven met vrije uitloop moet dit bloedonderzoek, gezien het verhoogde besmettingsgevaar bij buiten lopend pluimvee, een keer per kwartaal worden uitgevoerd. Nalaten van dit onderzoek ondermijnt het noodzakelijke inzicht in de gezondheidssituatie van de Nederlandse pluimveestapel en creëert daarmee een potentieel risico voor de Nederlandse pluimveesector. Monitoring aviaire influenza is daarmee van essentieel belang voor het gezond houden van de Nederlandse pluimveestapel. De voorschriften met betrekking tot bloedonderzoek aviaire influenza zijn sinds september 2009 onderwerp van tuchtrechtelijke handhaving. Het nalaten van monitoring is een zeer ernstige overtreding.

Pluimveehouders die zich niet aan de voorschriften van de Verordening monitoring Aviaire influenza hielden, zijn bij brief van het PPE in februari 2010 en op 1 december 2010 gewaarschuwd.

Ten aanzien van de verklaring van betrokkene overweegt het Tuchtgerecht als volgt.

Betrokkene heeft een gemengd bedrijf, met pluimvee, runderen en varkens.

Betrokkene bestrijdt het nalaten van het bloedonderzoek op de aanwezigheid van antistoffen tegen AI niet.  

Betrokkene heeft aangevoerd dat hij van mening was dat het AI-onderzoek, uitgevoerd bij de opfokker in het derde kwartaal van 2011, aan de eisen voldeed. Het Tuchtgerecht oordeelt daarover dat de monitoring niet koppel- maar bedrijfsgebonden is. Het gaat om het vergrote infectierisico dat kan optreden op het bedrijf, omdat door de vrije uitloop aldaar het risico op besmetting met Aviaire influenza vergroot is.

Met betrekking tot de onduidelijkheid in de formulieren heeft het Tuchtgerecht geoordeeld dat niet met zekerheid is na te gaan wie daarop met rode pen “AI” heeft bijgeschreven. Ook is niet vast komen te staan wie dit vervolgens weer heeft doorgehaald en of en hoe daarover contact is geweest tussen het laboratorium en betrokkene.

Het Productschap heeft betrokkene op 28 juli 2011 een waarschuwingsbrief gestuurd. Deze betrof het nalaten van het AI-onderzoek in het tweede kwartaal van 2011. De overtreding vond dus plaats vóór de waarschuwing. Het Tuchtgerecht rekent deze overtreding daarom niet mee bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete.

Betrokkene was hiermee voldoende gewaarschuwd om in het derde kwartaal wel AI-onderzoek te laten uitvoeren. Dat is niet gebeurd. Betrokkene ontving daarover wederom een brief, op 1 november 2011. Deze tweede overtreding wordt betrokkene wel aangerekend.

Omdat aan betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd in het kader van deze verordening legt het Tuchtgerecht de geldboete deels voorwaardelijk op.

Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete is tevens rekening gehouden met het feit dat betrokkene een bedrijf heeft van kleine omvang.

Gelet op het bovenstaande oordeelt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, dat betrokkene - gelet op artikel 8a van de Verordening monitoring Aivaire influenza - de volgende tuchtrechtelijke maatregel wordt opgelegd:

Beslissing:

Een geldboete van € 450,- (zegge: vierhonderd vijftig euro), waarvan  € 225,- (zegge: tweehonderd vijfentwintig euro) voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

Indien binnen deze periode niet door betrokkene aan de voorwaarde wordt voldaan, wordt – nadat deze uitspraak onherroepelijk wordt – het voorwaardelijke deel van de boete alsnog ten uitvoer gelegd.

De voorwaarde is, dat geen enkele bepaling van de Verordening monitoring Aviaire influenza (PPE) 2005 of van een andere regeling over hygiëne- of gezondheidsvoorschriften met betrekking tot de pluimveehouderij, mag worden overtreden.

Toepasselijke artikelen:

Naast de reeds vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Pluimvee en Eieren.

Samenstelling van het Tuchtgerecht:

De uitspraak is gedaan door mr. L.F.A. Husson, voorzitter, mr. drs. J.Y.B. Jansen en mr. drs. H. Lommers, leden, in aanwezigheid van drs. A.M.P. Regout, secretaris.