ECLI:NL:TPETPVE:2012:YD0153 Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren Zoetermeer TPPE0312

ECLI: ECLI:NL:TPETPVE:2012:YD0153
Datum uitspraak: 08-02-2012
Datum publicatie: 29-02-2012
Zaaknummer(s): TPPE0312
Onderwerp: Dierengezondheid
Beslissingen: Schuldigverklaring zonder strafoplegging
Inhoudsindicatie: Betreft het tweemaal niet voldoen aan de verplichting tot het uitvoeren van onderzoek naar de aanwezigheid van antistoffen tegen Aviaire influenza (AI).   Het maakt niet uit dat de stal in het vierde kwartaal een groot deel van de drie maanden leeg was; vanwege het vergrote risico op besmetting met AI als vrije uitloop ondernemer dient men elk kwartaal te monitoren. Er bestaat de mogelijkheid om bij het Productschap ontheffing aan te vragen; dat heeft betrokkene niet gedaan.   De nieuwe hennen die in december kwamen waren bij de broederij gecheckt op AI; de monitoring is echter bedrijfsgebonden en niet koppelgebonden. Het gaat namelijk juist om het vergrote infectierisico dat kan optreden op het vrije uitloopbedrijf.   Gelet op onder meer de onduidelijkheid over het al dan niet ontvangen van een brief van het Productschap, komt het Tuchtgerecht tot een schuldigverklaring zonder oplegging van een tuchtrechtelijke maatregel.

Zaaknummer:

TPPE 03/2012

Betrokkene:

[betrokkene]

[adres]

Datum:

8 februari 2012

Gang van zaken:

De zaak berust op een berechtingsrapport dat het Centrum voor Bedrijfsdiensten BV (CBD) heeft opgemaakt onder nummer AI 1188, naar aanleiding van een inspectie, gehouden op 6 december 2011 door een controleur van genoemde BV, met betrekking tot het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is onder [UBN].

Bovengenoemd berechtingsrapport houdt in de constatering van de navolgende feiten door betrokkene begaan, omschreven in de in deze zaak opgemaakte schriftelijke verklaring, zoals bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004.

Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 8 februari 2012 behandeld op zijn openbare terechtzitting, gehouden te Amersfoort.

Ter terechtzitting is verschenen de heer [naam gemachtigde] (hierna: gemachtigde), als gemachtigde van [betrokkene]. (hierna: betrokkene).

Voorts zijn ter zitting verschenen de heer mr. R.B.R. Henke, namens het PPE, en de heer H.G.M. Grolleman, namens het CBD.

Het Tuchtgerecht heeft op 8 februari 2012 uitspraak gedaan.

Verweten gedraging:

Het in het vierde kwartaal van 2010 en het derde kwartaal van 2011 niet voldoen aan de verplichting tot het uitvoeren van onderzoek naar de aanwezigheid van antistoffen tegen Aviaire influenza.

Verklaring van betrokkene:

Ter terechtzitting heeft de gemachtigde van betrokkene onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:

“Er is geen opzet in het spel. De heer [betrokkene] ziet absoluut het belang van monitoring op dierziekten.

Wat betreft het vierde kwartaal van 2010 was er op 23 september 2010 de uitslag van de GD gekomen dat de oude kippen geen AI hadden en deze kippen zijn in november 2010 geslacht. In december 2010 zijn de nieuwe hennen gekomen. Deze hennen waren net voordat ze naar hem waren overgeplaatst, bij de broederij gecheckt op AI. De heer [betrokkene] was in de veronderstelling dat de AI-monitoring koppelgebonden was. Achteraf beseft hij dat hij fout zat.

In het derde kwartaal van 2011 is hij het domweg vergeten. Maar het is geen opzet geweest en het laat hem zeker niet onverschillig. Daarom heeft de heer [betrokkene] het nu per kwartaal op zijn legkalender gezet en ik heb het ook op mijn kalender gezet.

De brief van het Productschap van 21 april 2011 heeft de heer [betrokkene] nooit ontvangen en dat vindt hij erg vervelend.”

Bewijs en verwijtbaarheid:

Uit het berechtingsrapport blijkt dat in het vierde kwartaal van 2010 en het derde kwartaal van 2011 is nagelaten onderzoek op de aanwezigheid van antistoffen tegen Aviaire influenza uit te laten voeren. Van die periode is geen laboratoriumuitslag ontvangen. Het Tuchtgerecht oordeelt dat op grond van de inhoud van het berechtingsrapport en de daarin opgenomen verklaring van betrokkene, ter zitting vast is komen te staan dat op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is onder [UBN] de volgende gedraging heeft plaatsgevonden:

Het twee keer nalaten van bloedonderzoek op antistoffen tegen Aviaire influenza.

Dit levert op:

Twee overtredingen van artikel 2, lid 1, juncto artikel 3, lid 2, van de Verordening monitoring Aviaire influenza (PPE) 2005.

Motivering van tuchtrechtelijke maatregel(en):

Bij de vorming van zijn oordeel neemt het Tuchtgerecht nota van de verklaring van de betrokkene blijkende uit het berechtingsrapport onder nummer AI 1188 en van de verklaring van gemachtigde ter terechtzitting. Het Tuchtgerecht overweegt als volgt.

Uit de toelichting van de Verordening monitoring Aviaire influenza (PPE) 2005 blijkt het volgende. Aviaire influenza, ook wel klassieke vogelpest, of kippengriep, is een besmettelijke dierziekte die bij de laatste uitbraak in Nederland in 2003 grote schade aan de pluimvee- en eiersector heeft toegebracht. Preventieve maatregelen om een dergelijke uitbraak te voorkomen zijn van evident belang. De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft daartoe, bij artikel 3a, eerste en tweede lid, van de regeling monitoring Aviaire Influenza 2003, medewerking gevorderd van het PPE. Het PPE heeft een monitoringsprogramma opgesteld en de monitoringsplicht verankerd in de Verordening monitoring aviaire influenza (PPE) 2005. Pluimveehouders in Nederland moeten op regelmatige basis bloedonderzoek laten uitvoeren op de eventuele aanwezigheid van antistoffen tegen aviaire influenza. Op bedrijven met vrije uitloop moet dit bloedonderzoek, gezien het verhoogde besmettingsgevaar bij buiten lopend pluimvee, een keer per kwartaal worden uitgevoerd. Nalaten van dit onderzoek ondermijnt het noodzakelijke inzicht in de gezondheidssituatie van de Nederlandse pluimveestapel en creëert daarmee een potentieel risico voor de Nederlandse pluimveesector. Monitoring aviaire influenza is daarmee van essentieel belang voor het gezond houden van de Nederlandse pluimveestapel. De voorschriften met betrekking tot bloedonderzoek aviaire influenza zijn sinds september 2009 onderwerp van tuchtrechtelijke handhaving. Het nalaten van monitoring is een zeer ernstige overtreding.

Pluimveehouders die zich niet aan de voorschriften van de Verordening monitoring Aviaire influenza hielden, zijn bij brief van het PPE in februari 2010 en op 1 december 2010 gewaarschuwd.

Ten aanzien van de verklaring van gemachtigde overweegt het Tuchtgerecht als volgt.

Gemachtigde bestrijdt het nalaten van het bloedonderzoek op de aanwezigheid van antistoffen tegen AI niet.

Gemachtigde heeft aangevoerd dat de stal een groot deel van de drie maanden leeg was in het vierde kwartaal van 2010. Het Tuchtgerecht oordeelt daarover dat de Verordening voorschrijft dat men vanwege het vergrote risico op besmetting met Aviaire influenza als vrije uitloop ondernemer elk kwartaal dient te monitoren. Bij bijzondere omstandigheden bestaat de mogelijkheid om bij het Productschap ontheffing aan te vragen. Dit verweer namens betrokkene houdt dus geen stand.

Wat betreft het feit dat de nieuwe hennen die in december kwamen bij de broederij waren gecheckt op AI, gaf gemachtigde zelf al aan dat hen inmiddels duidelijk is geworden dat de monitoring is niet koppel- maar bedrijfsgebonden is. Het Tuchtgerecht vult daarbij aan dat het gaat om het vergrote infectierisico dat kan optreden op het bedrijf, omdat door de vrije uitloop aldaar het risico op besmetting met Aviaire influenza vergroot is.

Het Productschap heeft betrokkene op 21 april 2011 en op 1 november 2011 een waarschuwingsbrief gestuurd. De overtredingen vonden plaats vóór deze waarschuwingen, respectievelijk in het vierde kwartaal van 2010 en het derde kwartaal van 2011.

Gemachtigde heeft hierover nog aangevoerd dat de brief van 21 april 2011 niet is ontvangen. Het Tuchtgerecht oordeelt dat, aangezien de brief niet aangetekend is verzonden, dit feit niet door het Tuchtgerecht kan worden betwist.

Op grond van de aangevoerde informatie overweegt het Tuchtgerecht dat de overtredingen vast zijn komen te staan en dat betrokkene daarom schuldig is aan de hem verweten gedragingen.

Gelet op de onduidelijkheid over het al dan niet ontvangen van de brief van 21 april 2011 en op het feit dat het Tuchtgerecht overtredingen begaan vóór het ontvangen van een waarschuwing over het algemeen niet meerekent bij het bepalen van een eventuele geldboete, komt het Tuchtgerecht in deze zaak niet toe aan het opleggen van een tuchtrechtelijke maatregel.

Beslissing:

Schuldigverklaring zonder oplegging van een tuchtrechtelijke maatregel.

Toepasselijke artikelen:

Naast de reeds vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Pluimvee en Eieren.

Samenstelling van het Tuchtgerecht:

De uitspraak is gedaan door mr. L.F.A. Husson, voorzitter, mr. drs. J.Y.B. Jansen en mr. drs. H. Lommers, leden, in aanwezigheid van drs. A.M.P. Regout, secretaris.