ECLI:NL:TPETPVE:2012:YD0152 Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren Zoetermeer TPPE0212
ECLI: | ECLI:NL:TPETPVE:2012:YD0152 |
---|---|
Datum uitspraak: | 08-02-2012 |
Datum publicatie: | 29-02-2012 |
Zaaknummer(s): | TPPE0212 |
Onderwerp: | Dierengezondheid |
Beslissingen: | Geldboete |
Inhoudsindicatie: | In het tweede kwartaal van 2011 is niet voldaan aan de verplichting tot het uitvoeren van onderzoek naar de aanwezigheid van antistoffen tegen Aviaire influenza. Ook overtredingen, mede door toedoen van derden (in dit geval de dierenarts), komen voor rekening van betrokkene; hij is als ondernemer te allen tijde verantwoordelijk voor de juiste naleving van de verordening op zijn bedrijf. Betrokkene dacht dat niet alle bloedonderzoeken uitgevoerd hoefden te worden, omdat de kippen niet het hele jaar buiten waren geweest. Het voorschrift om elk kwartaal te monitoren hangt echter af van de registratie als vrije uitloop ondernemer, niet van de tijd dat de dieren daadwerkelijk buiten hebben gelopen. Bij pluimveebedrijven die over een vrije uitloop beschikken is het risico op besmetting met Aviaire influenza groter dan bij pluimveebedrijven die niet over een vrije uitloop beschikken. Daarom worden deze risicobedrijven vaker onderzocht. |
Zaaknummer:
TPPE 02/2012
Betrokkene:
Maatschap [bedrijfsnaam]
[adres]
Datum:
8 februari 2012
Gang van zaken:
De zaak berust op een berechtingsrapport dat het Centrum voor Bedrijfsdiensten BV (CBD) heeft opgemaakt onder nummer AI 1187, naar aanleiding van een inspectie, gehouden op 8 december 2011 door een controleur van genoemde BV, met betrekking tot het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is onder [UBN].
Bovengenoemd berechtingsrapport houdt in de constatering van de navolgende feiten door betrokkene begaan, omschreven in de in deze zaak opgemaakte schriftelijke verklaring, zoals bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004.
Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 8 februari 2012 behandeld op zijn openbare terechtzitting, gehouden te Amersfoort.
Ter terechtzitting is verschenen de heer [betrokkene], geboren [1961] te [geboorteplaats], wonende aan de [adres] (hierna: betrokkene).
Voorts zijn ter zitting verschenen de heer mr. R.B.R. Henke, namens het PPE, en de heer H.G.M. Grolleman, namens het CBD.
Het Tuchtgerecht heeft op 8 februari 2012 uitspraak gedaan.
Verweten gedraging:
Het in het eerste kwartaal van 2010 en het tweede kwartaal van 2011 niet voldoen aan de verplichting tot het uitvoeren van onderzoek naar de aanwezigheid van antistoffen tegen Aviaire influenza.
Verklaring van betrokkene:
Ter terechtzitting heeft betrokkene onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
“De kippen zijn in 2011 maar negen maanden naar buiten geweest, ik dacht dat drie keer onderzoek dan voldoende was. In het tweede kwartaal hebben we twee keer monsters opgestuurd naar de GD, daar had de AI zo bijgekund.
Het onderzoek in het eerste kwartaal van 2010 was nagelaten omdat DAP Verbeek niet had gereageerd op de brief van de GD. Daarom ben ik daarna overgeschakeld op Demetris. Die zouden bijhouden wanneer het moest gebeuren. Hierop heb ik vertrouwd en het is dus misgegaan. Er was geen sprake van onwil, ik begrijp de ernst en mijn verantwoordelijkheid.”
Bewijs en verwijtbaarheid:
Uit het berechtingsrapport blijkt dat in het eerste kwartaal van 2010 en het tweede kwartaal van 2011 is nagelaten onderzoek op de aanwezigheid van antistoffen tegen Aiviaire influenza uit te laten voeren. Van die periode is geen laboratoriumuitslag ontvangen. Het Tuchtgerecht oordeelt dat op grond van de inhoud van het berechtingsrapport en de daarin opgenomen verklaring van betrokkene, ter zitting vast is komen te staan dat op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is onder [UBN] de volgende gedraging heeft plaatsgevonden:
Het twee keer nalaten van bloedonderzoek op antistoffen tegen Aiviaire influenza.
Dit levert op:
Twee overtredingen van artikel 2, lid 1, juncto artikel 3, lid 2, van de Verordening monitoring Aviaire influenza (PPE) 2005.
Motivering van tuchtrechtelijke maatregel(en):
Uit de toelichting van de Verordening monitoring Aviaire influenza (PPE) 2005 blijkt het volgende. Aviaire influenza, ook wel klassieke vogelpest, of kippengriep, is een besmettelijke dierziekte die bij de laatste uitbraak in Nederland in 2003 grote schade aan de pluimvee- en eiersector heeft toegebracht. Preventieve maatregelen om een dergelijke uitbraak te voorkomen zijn van evident belang. De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft daartoe, bij artikel 3a, eerste en tweede lid, van de regeling monitoring Aviaire Influenza 2003, medewerking gevorderd van het PPE. Het PPE heeft een monitoringsprogramma opgesteld en de monitoringsplicht verankerd in de Verordening monitoring aviaire influenza (PPE) 2005. Pluimveehouders in Nederland moeten op regelmatige basis bloedonderzoek laten uitvoeren op de eventuele aanwezigheid van antistoffen tegen aviaire influenza. Op bedrijven met vrije uitloop moet dit bloedonderzoek, gezien het verhoogde besmettingsgevaar bij buiten lopend pluimvee, een keer per kwartaal worden uitgevoerd. Nalaten van dit onderzoek ondermijnt het noodzakelijke inzicht in de gezondheidssituatie van de Nederlandse pluimveestapel en creëert daarmee een potentieel risico voor de Nederlandse pluimveesector. Monitoring aviaire influenza is daarmee van essentieel belang voor het gezond houden van de Nederlandse pluimveestapel. De voorschriften met betrekking tot bloedonderzoek aviaire influenza zijn sinds september 2009 onderwerp van tuchtrechtelijke handhaving. Het nalaten van monitoring is een zeer ernstige overtreding.
Pluimveehouders die zich niet aan de voorschriften van de Verordening monitoring Aviaire influenza hielden, zijn bij brief van het PPE in februari 2010 en op 1 december 2010 gewaarschuwd.
Ten aanzien van de verklaring van betrokkene overweegt het Tuchtgerecht als volgt.
Betrokkene bestrijdt het nalaten van het bloedonderzoek op de aanwezigheid van antistoffen tegen AI niet.
Betrokkene heeft aangevoerd dat hij afspraken heeft gemaakt met de dierenarts over AI-bloedonderzoek. Maar ook overtredingen, mede door toedoen van derden, komen voor rekening van betrokkene; hij is als ondernemer te allen tijde verantwoordelijk voor de juiste naleving van de verordening op zijn bedrijf.
Betrokkene dacht voorts dat niet alle bloedonderzoeken uitgevoerd hoefden te worden, omdat de kippen niet het hele jaar buiten waren geweest. Het voorschrift om elk kwartaal te monitoren hangt echter af van de registratie als vrije uitloop ondernemer, niet van de tijd dat de dieren daadwerkelijk buiten hebben gelopen. Bij pluimveebedrijven die over een vrije uitloop beschikken is het risico op besmetting met Aviaire influenza groter dan bij pluimveebedrijven die niet over een vrije uitloop beschikken. Deze risicobedrijven worden daarom vaker onderzocht. Uit veterinair oogpunt is het zelfs gewenst juist koppels die net drie maanden buiten hebben gelopen en sinds enkele weken niet meer naar buiten mogen, te onderzoeken.
Het Productschap heeft betrokkene op 6 mei 2010 een waarschuwingsbrief gestuurd. De eerste overtreding - betreffende het eerste kwartaal 2010 – vond plaats vóór deze waarschuwing. Het Tuchtgerecht rekent deze overtreding daarom niet mee bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete.
De tweede overtreding betreft het tweede kwartaal van 2011 en deze wordt betrokkenen wel aangerekend.
Omdat aan betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd in het kader van deze verordening en rekening houdend met het feit dat betrokkene een en ander beter wilde regelen, onder meer door het wisselen van dierenarts na ontvangst van de brief van het Productschap, legt het Tuchtgerecht de geldboete deels voorwaardelijk op.
Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete is tevens rekening gehouden met het feit dat betrokkene een bedrijf heeft van gemiddelde omvang.
Gelet op het bovenstaande oordeelt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, dat betrokkene - gelet op artikel 8a van de Verordening monitoring Aivaire influenza - de volgende tuchtrechtelijke maatregel wordt opgelegd:
Beslissing:
Een geldboete van € 750,- (zegge: zevenhonderd vijftig euro), waarvan € 375,- (zegge: driehonderd vijfenzeventig euro) voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.
Indien binnen deze periode van twee jaar niet door betrokkene aan de voorwaarde wordt voldaan, wordt – nadat deze uitspraak onherroepelijk wordt – het voorwaardelijke deel van de boete alsnog ten uitvoer gelegd. De voorwaarde is, dat geen enkele bepaling van de Verordening monitoring Aviaire influenza (PPE) 2005 of een andere bepaling over dierenwelzijn in de pluimveehouderij mag worden overtreden.
Toepasselijke artikelen:
Naast de reeds vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Pluimvee en Eieren.
Samenstelling van het Tuchtgerecht:
De uitspraak is gedaan door mr. L.F.A. Husson, voorzitter, mr. drs. J.Y.B. Jansen en mr. drs. H. Lommers, leden, in aanwezigheid van drs. A.M.P. Regout, secretaris.