ECLI:NL:TPETPVE:2012:YD0151 Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren Zoetermeer TPPE0112

ECLI: ECLI:NL:TPETPVE:2012:YD0151
Datum uitspraak: 08-02-2012
Datum publicatie: 29-02-2012
Zaaknummer(s): TPPE0112
Onderwerp: Dierengezondheid
Beslissingen: Geldboete
Inhoudsindicatie: In het derde kwartaal van 2011 is niet voldaan aan de verplichting tot het uitvoeren van onderzoek naar de aanwezigheid van antistoffen tegen Aviaire influenza. Betrokkene heeft aangevoerd dat hij afspraken heeft gemaakt met de dierenarts over AI-bloedonderzoek. Er is ook op het formulier bijgeschreven en doorgestreept, door wie weet hij niet. Het Tuchtgerecht oordeelt echter dat de ondernemer te allen tijde verantwoordelijk blijft voor de juiste naleving van de verordening op zijn bedrijf. Ook was er na de uitslag nog tijd geweest voor het nemen van nieuwe monsters in het derde kwartaal. Bij het bepalen van de hoogte van de boete houdt het Tuchtgerecht rekening met het feit dat er vanuit de sturende instanties – de dierenartspraktijk en de GD – op het inzendformulier en op het formulier uitslag laboratoriumonderzoek onduidelijkheid is gecreëerd. Anderzijds zijn aan betrokkene in juni 2011 twee voorwaardelijke boetes opgelegd. De huidige overtreding heeft plaatsgevonden binnen de proeftijd van twee jaar. Daarom wordt nu een onvoorwaardelijke geldboete opgelegd en wordt ook de voorwaardelijke geldboete uit 2011 ten uitvoer gelegd.

Zaaknummer:

TPPE 01/2012

Betrokkene:

V.O.F. [bedrijfsnaam]

[adres]

Datum:

8 februari 2012

Gang van zaken:

De zaak berust op een berechtingsrapport dat het Centrum voor Bedrijfsdiensten BV (CBD) heeft opgemaakt onder nummer AI 1185, naar aanleiding van een inspectie, gehouden op 15 december 2011 door een controleur van genoemde BV, met betrekking tot het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is onder [UBN].

Bovengenoemd berechtingsrapport houdt in de constatering van de navolgende feiten door betrokkene begaan, omschreven in de in deze zaak opgemaakte schriftelijke verklaring, zoals bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004.

Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 8 februari 2012 behandeld op zijn openbare terechtzitting, gehouden te Amersfoort.

Ter terechtzitting is verschenen de heer [betrokkene 1], geboren op [1968] te [geboorteplaats], wonende aan de [adres] (hierna: betrokkene), vergezeld door de heer [betrokkene 2], bedrijfsbegeleider op het bedrijf van betrokkene.

Voorts zijn ter zitting verschenen de heer mr. R.B.R. Henke, namens het PPE, en de heer H.G.M. Grolleman, namens het CBD.

Het Tuchtgerecht heeft op 8 februari 2012 uitspraak gedaan.

Verweten gedraging:

Het in het derde kwartaal van 2011 niet voldoen aan de verplichting tot het uitvoeren van onderzoek naar de aanwezigheid van antistoffen tegen Aviaire influenza.

Verklaring van betrokkene:

Ter terechtzitting heeft betrokkene onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:

“We zaten destijds in een caravan in verband met de verbouwing van ons woonhuis. Ik heb niet bewust geen AI-onderzoek gedaan. We controleren op AI tegelijk met de eindtap. En mijn vrouw kijkt de uitslagen van de dierenarts na. Zij zag dat het negatief was, daarmee was het voor ons afgedaan. Na de brief van het Productschap kwamen wij er pas achter dat die monsters niet op AI waren gecontroleerd. Ik begrijp ook niet hoe dat is gebeurd. Op het formulier staat AI erbij geschreven en later weer doorgestreept, maar wij hebben dat formulier nooit gezien, dat regelt de dierenarts altijd.”

De heer Verberne vult aan dat normaal gezien de dierenarts bloed komt tappen. “Die neemt ook het formulier in en vult dat in. Dat krijg je als pluimveehouder niet eens te zien.”

Bewijs en verwijtbaarheid:

Uit het berechtingsrapport blijkt dat in het derde kwartaal van 2011 is nagelaten onderzoek op de aanwezigheid van antistoffen tegen Aiviaire influenza uit te laten voeren. Van die periode is geen laboratoriumuitslag ontvangen. Het Tuchtgerecht oordeelt dat op grond van de inhoud van het berechtingsrapport en de daarin opgenomen verklaring van betrokkene, ter zitting vast is komen te staan dat op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is onder [UBN] de volgende gedraging heeft plaatsgevonden:

Het nalaten van bloedonderzoek op antistoffen tegen Aiviaire influenza.

Dit levert op:

Een overtreding van artikel 2, lid 1, juncto artikel 3, lid 2, van de Verordening monitoring Aviaire influenza (PPE) 2005.

Motivering van tuchtrechtelijke maatregel(en):

Uit de toelichting van de Verordening monitoring Aviaire influenza (PPE) 2005 blijkt het volgende. Aviaire influenza, ook wel klassieke vogelpest, of kippengriep, is een besmettelijke dierziekte die bij de laatste uitbraak in Nederland in 2003 grote schade aan de pluimvee- en eiersector heeft toegebracht. Preventieve maatregelen om een dergelijke uitbraak te voorkomen zijn van evident belang. De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft daartoe, bij artikel 3a, eerste en tweede lid, van de regeling monitoring Aviaire Influenza 2003, medewerking gevorderd van het PPE. Het PPE heeft een monitoringsprogramma opgesteld en de monitoringsplicht verankerd in de Verordening monitoring aviaire influenza (PPE) 2005. Pluimveehouders in Nederland moeten op regelmatige basis bloedonderzoek laten uitvoeren op de eventuele aanwezigheid van antistoffen tegen aviaire influenza. Op bedrijven met vrije uitloop moet dit bloedonderzoek, gezien het verhoogde besmettingsgevaar bij buiten lopend pluimvee, een keer per kwartaal worden uitgevoerd. Nalaten van dit onderzoek ondermijnt het noodzakelijke inzicht in de gezondheidssituatie van de Nederlandse pluimveestapel en creëert daarmee een potentieel risico voor de Nederlandse pluimveesector. Monitoring aviaire influenza is daarmee van essentieel belang voor het gezond houden van de Nederlandse pluimveestapel. De voorschriften met betrekking tot bloedonderzoek aviaire influenza zijn sinds september 2009 onderwerp van tuchtrechtelijke handhaving. Het nalaten van monitoring is een zeer ernstige overtreding.

Pluimveehouders die zich niet aan de voorschriften van de Verordening monitoring Aviaire influenza hielden, zijn bij brief van het PPE in februari 2010 en op 1 december 2010 gewaarschuwd.

Ten aanzien van de verklaring van betrokkene overweegt het Tuchtgerecht als volgt.

Betrokkene bestrijdt het nalaten van het bloedonderzoek op de aanwezigheid van antistoffen tegen AI niet. Betrokkene heeft aangevoerd dat hij afspraken heeft gemaakt met de dierenarts over AI-bloedonderzoek. Het Tuchtgerecht verwerpt dit verweer. De ondernemer is te allen tijde verantwoordelijk voor de juiste naleving van de verordening op zijn bedrijf. Daarnaast dateert de uitslag van de monsters van 7 juli 2011, waardoor er nog ruimschoots tijd was geweest voor het nemen van nieuwe monsters in het derde kwartaal.

Bij het bepalen van de hoogte van de boete heeft het Tuchtgerecht rekening gehouden met het feit dat vanuit de sturende instanties – dierenartspraktijk en GD – op beide formulieren (het inzendformulier en het formulier uitslag laboratoriumonderzoek) enige onduidelijkheid hebben gecreëerd waaromtrent het bloedonderzoek moet worden uitgevoerd en de uitslag van het laboratoriumonderzoek moet worden weergegeven.

Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete is tevens rekening gehouden met het feit dat betrokkene een bedrijf heeft van gemiddelde omvang.

Tenslotte merkt het Tuchtgerecht nog het volgende op. Aan betrokkene zijn op 7 juni 2011 in de zaak TPPE 34/2011 twee voorwaardelijke boetes van ieder € 375,-, en in totaal € 750,- opgelegd. De overtreding die nu door het Tuchtgerecht wordt berecht heeft plaatsgevonden binnen de proeftijd van twee jaar.

Daarom wordt nu ook het voorwaardelijke deel van deze geldboete ten uitvoer gelegd, derhalve € 750 (zevenhonderd vijftig euro).

Gelet op het bovenstaande oordeelt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, dat betrokkene - gelet op artikel 8a van de Verordening monitoring Aivaire influenza - de volgende tuchtrechtelijke maatregel wordt opgelegd:

Beslissing:

Een geldboete van € 500,- (zegge: vijfhonderd euro) onvoorwaardelijk.

De tenuitvoerlegging van de bij uitspraak van 7 juni 2011 voorwaardelijk opgelegde boete van € 750,- (zegge: zevenhonderd euro).

Toepasselijke artikelen:

Naast de reeds vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Pluimvee en Eieren.

Samenstelling van het Tuchtgerecht:

De uitspraak is gedaan door mr. L.F.A. Husson, voorzitter, mr. drs. J.Y.B. Jansen en mr. drs. H. Lommers, leden, in aanwezigheid van drs. A.M.P. Regout, secretaris.