ECLI:NL:TNOKSGR:2012:YC0962 Kamer van toezicht 's-Gravenhage 11-25

ECLI: ECLI:NL:TNOKSGR:2012:YC0962
Datum uitspraak: 21-03-2012
Datum publicatie: 22-03-2012
Zaaknummer(s): 11-25
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen:
  • Klacht niet-ontvankelijk
  • Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie:   De notaris heeft bij de totstandkoming van de huwelijkse voorwaarden in juli 2006 partijdig gehandeld in het belang van zijn zakenvriend [X].

Kamer van Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-Notarissen ’s‑Gravenhage  

Beslissing van 21 maart 2012 inzake de klacht onder nummer 11-25 van:

[naam klaagster],

hierna ook te noemen: klaagster,

tegen

[naam notaris],

notaris te [vestigingsplaats],

hierna ook te noemen: de notaris.

1.            De procedure

1.1. De Kamer heeft kennisgenomen van:

·         de klacht, ingekomen op 3 november 2011, met bijlagen;

·         het antwoord van de notaris, met bijlagen;

·         de repliek van klaagster;

·         de dupliek van de notaris, met bijlage;

1.2.         De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 15 februari 2012.

Daarbij waren aanwezig:

·         klaagster, vergezeld van haar moeder,

·         de notaris.

1.3.         Van het verhandelde is proces­verbaal opgemaakt met daaraan in kopie gehecht de pleitaantekeningen van klaagster.

2.            De feiten

2.1.         Klaagster is op 25 juli 2006 onder huwelijkse voorwaarden, inhoudende buiten iedere gemeenschap van goederen,  getrouwd met de heer [X]. De huwelijkse voorwaarden zijn op 13 juli 2006 in concept aan het e-mailadres van [X] verstuurd en op 18 juli 2006 is de akte definitief opgemaakt door de notaris.

2.2.         Op 18 juli 2008 hebben klaagster en [X] een onroerend goed te Brussel aangekocht waarvan ieder voor de onverdeelde helft eigenaar is. [X] heeft de volledige aankoopprijs van het onroerend goed van € 750.000,-- uit zijn privé-vermogen voldaan.

2.3.         Klaagster heeft op 24 juli 2008 opnieuw haar testament laten opmaken, welk testament door notaris mr. [Y], een kantoorgenoot van de notaris, is gepasseerd. Daarin legateert zij de onverdeelde helft van het onroerend goed te Brussel aan [X], voor zover het onroerend goed bij het openvallen van haar nalatenschap tot haar vermogen behoort.

2.4.         Bij beschikking van 16 augustus 2011 van de rechtbank ’s-Gravenhage is onder meer de echtscheiding tussen klaagster en [X] uitgesproken.

2.5.         Het kantoor van de notaris heeft bij brief van 30 augustus 2011 aan klaagster meegedeeld dat uit de administratie is gebleken dat noch in het protocol van notaris mr. [Y], noch in het protocol van de notaris een akte van schenking ten gunste van klaagster is verleden.

2.6.         De moeder van klaagster heeft op 1 november 2011 schriftelijk verklaard dat zij in juli 2008 de officiële ingebonden schenkingsakte opgemaakt door de notaris heeft gezien en gelezen, waarin [X] de helft van de aankoopprijs van het onroerend goed te Brussel schenkt aan klaagster.

3.            De klacht en het verweer van de notaris

3.1.         De klacht valt uiteen in de volgende onderdelen. De notaris heeft bij de totstandkoming van de huwelijkse voorwaarden in juli 2006 partijdig gehandeld in het belang van zijn zakenvriend [X]. Zo heeft hij nagelaten om voorafgaand aan het passeren klaagster een concept van de huwelijkse voorwaarden toe te sturen. Daarnaast handelt de notaris in strijd met artikel 3 van de Wet op het notarisambt. Hij weigert een kopie te verstrekken van de schenkingsakte die op 22 juli 2008 door hem, althans zijn kantoorgenoot, is gepasseerd. In die akte schenkt [X] klaagster een bedrag van € 375.000,--, zijnde de helft van de aankoopprijs van het onroerend goed te Brussel.

3.2.             De notaris heeft gemotiveerd verweer gevoerd, dat hierna - voor zover nodig - zal worden besproken.

4.            De beoordeling van de klachten
De ontvankelijkheid

4.1.         Allereerst dient de Kamer de ontvankelijkheid van de klacht van klaagster (ambtshalve) te toetsen aan de in artikel 99 lid 12 Wet op het notarisambt genoemde vervaltermijn van drie jaren. Ingevolge dit artikel kan een klacht slechts worden ingediend gedurende drie jaren na de dag waarop de tot de klacht gerechtigde heeft kennisgenomen van het handelen of nalaten van een notaris dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding kan geven. Niet van belang is wanneer klaagster zich gerealiseerd heeft, dat zij een klacht zou kunnen indienen.

4.2.         De reden voor het opnemen van deze termijn in de wet is - naar uit de wetsgeschiedenis blijkt - dat het na langere tijd vaak onmogelijk is om de feitelijke toedracht nog naar behoren vast te stellen, terwijl daardoor ook de notaris in zijn verdediging zou worden geschaad.

4.3.         Voor zover klaagster haar klacht met betrekking tot de partijdigheid van de notaris ten tijde van het opstellen van de huwelijkse voorwaarden ter zitting heeft willen handhaven, geldt het volgende. Vaststaat dat dit beweerde verwijtbaar handelen dateert van 18 juli 2006. Uit de stelling van klaagster volgt dat zij voorafgaand aan het ondertekenen van de huwelijkse voorwaarden geen concept van de voorwaarden heeft ontvangen, terwijl [X] dat wel heeft ontvangen. Op dat moment had klaagster derhalve kennisgenomen van het handelen van de notaris dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding kon geven. Dit heeft tot gevolg dat de termijn om hierover te klagen op 18 juli 2009 is komen te vervallen. Nu de klacht van klaagster op dit onderdeel eerst op 3 november 2011 is ontvangen door de Kamer, is dit onderdeel van de klacht niet-ontvankelijk. Klaagster kan daarom niet worden ontvangen in de klacht tegen de notaris voor zover die ziet op de gestelde partijdigheid van de notaris ten tijde van het opstellen van de huwelijkse voorwaarden.

4.4.         Klaagster kan wel worden ontvangen in haar andere klacht tegen de notaris, nu die klacht gericht is tegen het handelen van de notaris vanaf medio augustus 2011.

Het niet verstrekken van de schenkingsakte van 22 juli 2008

4.5.         Klaagster heeft haar klacht ter zitting nader toegelicht. Zo heeft zij gesteld dat zij op 22 juli 2008 samen met [X] bij de notaris is geweest, waarbij [X] in een akte zou hebben laten vastleggen dat hij de helft van de aankoopprijs van het onroerend goed te Brussel aan klaagster schonk. De notaris heeft dit uitdrukkelijk bestreden en verklaard dat hij slechts de huwelijkse voorwaarden in juli 2006 en het testament van klaagster op 24 juli 2008 heeft gepasseerd, althans dat een kantoorgenoot op die datum het testament heeft gepasseerd. De Kamer is van oordeel dat op grond van de thans gepresenteerde feiten en omstandigheden onvoldoende vast is komen te staan dat op 22 juli 2008 door de notaris een schenkingsakte ten gunste van klaagster is opgemaakt. Hierbij is in aanmerking genomen dat klaagster niet bestrijdt dat [X] de aankoopprijs van het onroerende goed te Brussel uit zijn privé-vermogen heeft voldaan en tegelijkertijd het onroerend goed mede (voor de helft) op haar naam heeft laten zetten. Het feit dat zij mede-eigenaar is geworden van het onroerend goed zonder daarvoor te hebben betaald, kan als een feitelijke schenking van [X] aan klaagster worden gezien, voor zover hij die 'betaling' aan haar kwijtscheldt. Dat [X] daarnaast nog een (schenkings)akte door de notaris heeft laten opmaken, waarin hij een bedrag van € 375.000,--, aan klaagster schenkt, dan wel de helft van de aankoopprijs kwijtscheldt, is onvoldoende door klaagster aangetoond. De verklaring van de moeder van klaagster dat zij de desbetreffende schenkingsakte heeft gezien en gelezen en dat die akte was opgemaakt door de notaris, acht de Kamer van onvoldoende gewicht, nu die verklaring relateert aan een gebeurtenis van drie jaar daarvoor. Dat die getuigenverklaring in de loop der jaren (onbewust) mede is ingekleurd door andere gebeurtenissen valt immers niet uit te sluiten.

4.6.         Op grond van het voorgaande is de Kamer dan ook van oordeel dat de klacht van klaagster ongegrond is.

5.            De beslissing

De Kamer voornoemd:

verklaart klaagster niet-ontvankelijk in haar klacht betreffende de partijdigheid van de notaris in juli 2006;

verklaart de andere klacht tegen de notaris ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mrs. M.G.L. den Os-Brand, voorzitter, J. Smal, L.G. Vollebregt, G.P. van Ham en P.H.B. Gorsira, bijgestaan door de secretaris, mr. N.F.H. van Eijk, en in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2012.

Kopie van deze beslissing wordt bij aangetekende brief aan partijen gezonden. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam, postbus 1312, 1000 BH  Amsterdam, binnen dertig dagen na de dagtekening van genoemde brief.