ECLI:NL:TNOKSGR:2012:YC0957 Kamer van toezicht 's-Gravenhage 11-13

ECLI: ECLI:NL:TNOKSGR:2012:YC0957
Datum uitspraak: 15-02-2012
Datum publicatie: 16-02-2012
Zaaknummer(s): 11-13
Onderwerp:
  • Personen- en Familierecht
  • Registergoed
Beslissingen:
  • Klacht niet-ontvankelijk
  • Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie:   De klacht - voor zover ter zitting gehandhaafd - valt zakelijk weergegeven uiteen in de volgende onderdelen. 1.       De oud-notaris greep niet in bij de economische overdracht van de ouderlijke woning door klaagsters moeder aan haar zoon [X] en heeft daarmee niet de belangen van derden gediend. Hierdoor is klaagster een groot deel van haar vaders erfenis misgelopen. 2.       De oud-notaris weigerde bij [X] de rente over het door [X] van klaagsters moeder geleende bedrag van fl. 60.000 op te eisen. 3.       De oud-notaris heeft bewust en in strijd met hun belangen [X], klaagsters zuster en klaagster geadviseerd om bij de rechtbank een uitspraak van vermoedelijk overlijden van hun vader te vragen, teneinde zo min mogelijk problemen met de afwikkeling van de nalatenschap te verkrijgen. 4.       De oud-notaris heeft verzuimd in te grijpen toen [X] weigerde om zijn schuld jegens klaagsters moeder te erkennen en heeft daarmee alleen de belangen van [X] behartigd. 5.       De oud-notaris heeft veel te laat, namelijk pas bij brief van 10 maart 1987, aan de bank een volmacht gezonden tot royement van de hypothecaire inschrijving ten laste van klaagsters moeder. 6.       De oud-notaris heeft klaagster kort na het overlijden van haar moeder een verkeerde voorstelling van zaken gegeven door klaagster mee te delen dat het erfdeel van klaagsters vader alsnog aan onder anderen klaagster zou worden uitgekeerd zodra klaagsters moeder zou komen te overlijden en dat [X], indien hij de aan hem economisch geleverde ouderlijke woning zou willen verkopen, hiervoor de handtekening van klaagster en haar zuster nodig had. 7.       [Notaris C] heeft het testament van [X] gepasseerd met medewerking van [de buurman] van [X], zonder daarbij de zwakbegaafde [X] in bescherming te nemen. [Notaris C] had in dit geval zijn ministerie moeten weigeren. 8.       [Notaris C, bijgestaan door kandidaat−notaris Notaris E, heeft meegeholpen de ouderlijke woning per 2 april 2007 via voornoemde [buurman] aan een andere buurman te verkopen tegen een prijs van fl. 180.000, terwijl een soortgelijke woning op dat moment te koop stond voor fl. 289.500. Daarmee heeft [Notaris C] niet voldoende getracht de financiële belangen van [X] veilig te stellen. 9.       Na het overlijden van [X] ontdekte klaagster dat notaris Notaris C ervoor zou hebben gezorgd dat [X] als mentor en bewindvoerder voornoemde [buurman] werd toegewezen, terwijl dit niet nodig was gelet op het schrijven van psychiater […]. Hiermee werkte Notaris C mee aan het houden van de familie op afstand van [X]. 10.    Notarissen B en C hebben structureel geweigerd om verder met klaagster te onderhandelen of haar vragen te beantwoorden en hebben een advocaat in de armen genomen omdat klaagster hen aansprakelijk heeft gesteld voor de door haar geleden schade. 11.    Kandidaat−notaris Notaris D heeft bij e-mail van 4 mei 2010 aan klaagster beloofd nader onderzoek te doen over de depotgelden die nog aanwezig zouden moeten zijn na het overlijden van klaagsters moeder. Daarop is de kandidaat−notaris nog steeds niet teruggekomen. 12.    Notaris C heeft verzuimd klaagster op de hoogte te brengen van het verzoek van [X] tot benoeming van een mentor en de onderbewindstelling van [X]. 13.    Notaris C weigert klaagster de door haar gevraagde inlichtingen te geven over onder meer de financiële afwikkeling van de nalatenschap.

Kamer van Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-Notarissen

’s−Gravenhage

Beslissing van 15 februari 2012 inzake de klacht onder nummer 11-13 van:

[Klaagster],

hierna ook te noemen: klaagster,

gemachtigde B. van Heest,

tegen

1.       Notaris A,

oud-notaris, voorheen gevestigd te [Vestigingsplaats],

hierna ook te noemen: de oud-notaris,

2.       Notaris B,

notaris gevestigd te [Vestigingsplaats],   

hierna ook te noemen: notaris Notaris B,

3.       Notaris C,

notaris gevestigd te [Vestigingsplaats],

hierna ook te noemen: notaris Notaris C,

4.       Notaris D,

kandidaat−notaris, in dienst van voormelde notarissen,

hierna ook te noemen: kandidaat−notaris Notaris D,

5.       Notaris E,

kandidaat−notaris, toentertijd in dienst van voormelde notarissen,

hierna ook te noemen: kandidaat−notaris Notaris E,

advocaat mr. E.A.J. Nederlof.

De procedure

De Kamer heeft kennisgenomen van:

·         de klacht, ingekomen op 28 april 2011, met bijlagen, aangevuld bij brief van 22 mei 2011;

·         het antwoord van de oud-notaris;

·         het antwoord van de overige verweerders, met bijlagen;

·         de repliek van klaagster, met bijlagen;

·         de dupliek van de oud-notaris;

·         de dupliek van de overige verweerders.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 7 december 2011.

Daarbij waren aanwezig:

·         klaagster met haar gemachtigde,

·         de oud-notaris, de twee notarissen en de twee kandidaat−notarissen met hun advocaat.

Van het verhandelde is proces­verbaal opgemaakt met daaraan in kopie gehecht de pleitaantekeningen van de gemachtigde.

De feiten

Bij beschikking van 19 oktober 1960 droeg de kantonrechter te Leiden wegens vermissing op zee vanaf [datum]van klaagsters vader aan klaagsters moeder het bestuur van de goederen van klaagsters vader op.

Op 9 mei 1985 leverde de moeder van klaagster ten overstaan van de oud-notaris de economische eigendom van de ouderlijke woning aan haar zoon [X], tevens broer van klaagster. Bij brief van 17 november 1992 aan klaagsters moeder en [X] correspondeerde de gemachtigde van klaagster namens klaagster over deze overdracht.

Op 17 april 1997 overleed de moeder van klaagster. Kort daarna ontving klaagster het testament van haar moeder. Bij beschikking van 20 oktober 1997 verklaarde de rechtbank te ’s−Gravenhage op verzoek van klaagster, [X] en klaagsters zuster [naam zuster] dat klaagsters vader op [datum] was overleden.

Bij vonnis van 20 september 2000 overwoog de rechtbank te ’s−Gravenhage onder meer dat voormelde economische overdracht rechtsgeldig was, wees de rechtbank de vordering af van klaagster, optredende als eiseres tegen [X], tot betaling van de restantkoopsom, alsmede de vordering tot betaling door [X] van rente aan de nalatenschap over het door [X] van klaagsters moeder geleende bedrag van fl. 60.000.

De oud-notaris is op 1 juli 2002 als notaris gedefungeerd. Zijn protocol is daarna aan notaris Notaris B toegewezen.

[X] maakte op 29 november 2006 ten overstaan van notaris Notaris C zijn testament op. Daarbij wees hij klaagster niet als erfgenaam aan.

Bij e-mails van 19 februari 2007 en 1 maart 2007 gericht aan het kantoor van de (oud-)notarissen correspondeerde klaagsters gemachtigde over de in april 2007 beoogde verkoop door [X] van de ouderlijke woning.

Daarna verkocht [X] de ouderlijke woning. De leveringsakte werd op 2 april 2007 gepasseerd door notaris Notaris C. Op [datum] overleed [X].

De klacht en het verweer van de oud-notaris, de twee notarissen en de twee kandidaat−notarissen

De klacht - voor zover ter zitting gehandhaafd - valt zakelijk weergegeven uiteen in de volgende onderdelen.

1.       De oud-notaris greep niet in bij de economische overdracht van de ouderlijke woning door klaagsters moeder aan haar zoon [X] en heeft daarmee niet de belangen van derden gediend. Hierdoor is klaagster een groot deel van haar vaders erfenis misgelopen.

2.       De oud-notaris weigerde bij [X] de rente over het door [X] van klaagsters moeder geleende bedrag van fl. 60.000 op te eisen.

3.       De oud-notaris heeft bewust en in strijd met hun belangen [X], klaagsters zuster en klaagster geadviseerd om bij de rechtbank een uitspraak van vermoedelijk overlijden van hun vader te vragen, teneinde zo min mogelijk problemen met de afwikkeling van de nalatenschap te verkrijgen.

4.       De oud-notaris heeft verzuimd in te grijpen toen [X] weigerde om zijn schuld jegens klaagsters moeder te erkennen en heeft daarmee alleen de belangen van [X] behartigd.

5.       De oud-notaris heeft veel te laat, namelijk pas bij brief van 10 maart 1987, aan de bank een volmacht gezonden tot royement van de hypothecaire inschrijving ten laste van klaagsters moeder.

6.       De oud-notaris heeft klaagster kort na het overlijden van haar moeder een verkeerde voorstelling van zaken gegeven door klaagster mee te delen dat het erfdeel van klaagsters vader alsnog aan onder anderen klaagster zou worden uitgekeerd zodra klaagsters moeder zou komen te overlijden en dat [X], indien hij de aan hem economisch geleverde ouderlijke woning zou willen verkopen, hiervoor de handtekening van klaagster en haar zuster nodig had.

7.       [Notaris C] heeft het testament van [X] gepasseerd met medewerking van [de buurman] van [X], zonder daarbij de zwakbegaafde [X] in bescherming te nemen. [Notaris C] had in dit geval zijn ministerie moeten weigeren.

8.       [Notaris C, bijgestaan door kandidaat−notaris Notaris E, heeft meegeholpen de ouderlijke woning per 2 april 2007 via voornoemde [buurman] aan een andere buurman te verkopen tegen een prijs van fl. 180.000, terwijl een soortgelijke woning op dat moment te koop stond voor fl. 289.500. Daarmee heeft [Notaris C] niet voldoende getracht de financiële belangen van [X] veilig te stellen.

9.       Na het overlijden van [X] ontdekte klaagster dat notaris Notaris C ervoor zou hebben gezorgd dat [X] als mentor en bewindvoerder voornoemde [buurman] werd toegewezen, terwijl dit niet nodig was gelet op het schrijven van psychiater […]. Hiermee werkte Notaris C mee aan het houden van de familie op afstand van [X].

10.    Notarissen B en C hebben structureel geweigerd om verder met klaagster te onderhandelen of haar vragen te beantwoorden en hebben een advocaat in de armen genomen omdat klaagster hen aansprakelijk heeft gesteld voor de door haar geleden schade.

11.    Kandidaat−notaris Notaris D heeft bij e-mail van 4 mei 2010 aan klaagster beloofd nader onderzoek te doen over de depotgelden die nog aanwezig zouden moeten zijn na het overlijden van klaagsters moeder. Daarop is de kandidaat−notaris nog steeds niet teruggekomen.

12.    Notaris C heeft verzuimd klaagster op de hoogte te brengen van het verzoek van [X] tot benoeming van een mentor en de onderbewindstelling van [X].

13.    Notaris C weigert klaagster de door haar gevraagde inlichtingen te geven over onder meer de financiële afwikkeling van de nalatenschap.

De oud-notaris, de twee notarissen en de twee kandidaat−notarissen hebben gemotiveerd verweer gevoerd, dat hierna - voor zover nodig - zal worden besproken.

De beoordeling van de klacht
Klachtonderdelen 1 tot en met 8

Ingevolge de in artikel 99 lid 12 Wet op het notarisambt genoemde vervaltermijn van drie jaren kan een klacht slechts worden ingediend gedurende drie jaren na de dag waarop de tot de klacht gerechtigde heeft kennisgenomen van het handelen of nalaten van een (kandidaat-)notaris dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding kan geven. Niet van belang is wanneer klaagster zich gerealiseerd heeft, dat zij een klacht zou kunnen indienen.

De reden voor het opnemen van deze termijn in de wet is - naar uit de wetsgeschiedenis blijkt - dat het na langere tijd onmogelijk is om de feitelijke toedracht nog naar behoren vast te stellen, terwijl ook de (kandidaat­)notaris in zijn verdediging zou worden geschaad.

Uit de overlegde processtukken blijkt dat klaagster in de periode vóór 28 april 2008 - te weten drie jaren vóór het op 28 april 2011 ingediend hebben van haar klacht - heeft kennisgenomen van het door haar in deze klachtonderdelen verweten handelen of nalaten van de oud-notaris, notaris Notaris C en kandidaat−notaris Notaris E.

Dit betekent dat klaagster niet kan worden ontvangen in haar klacht voor wat betreft deze klachtonderdelen.

Klachtonderdelen 9 tot en met 13

Klaagster heeft onderbouwd, noch aannemelijk gemaakt dat notaris Notaris C op de een of andere wijze betrokken was bij (het verzoek tot) de benoeming van een mentor voor en de onderbewindstelling van [X], terwijl de notaris gezien zijn geheimhoudingsplicht evenmin gehouden was om klaagster hierover in te lichten, indien hij wel bij dit verzoek betrokken was geweest. Die geheimhoudingsplicht verhindert Notaris C ook inlichtingen te geven over de financiële afwikkeling van de nalatenschap van [X]. Indien en voor zover met klachtonderdeel 13 gedoeld wordt op de financiële afwikkeling van de nalatenschap van klaagsters moeder, is klaagster op dezelfde gronden als vermeld voor de onderdelen 1 tot en met 8 niet-ontvankelijk in haar klacht.

Dat de notarissen en de kandidaat−notarissen, nadat klaagster hen aansprakelijk gesteld had voor de door klaagster geleden schade, klaagster naar hun advocaat hebben verwezen voor haar verdere vragen over de afwikkeling van de nalatenschap is gezien de omstandigheden alleszins te billijken en derhalve aanvaardbaar.

Dat kandidaat−notaris Notaris D geen gevolg gegeven heeft aan haar e-mail van 4 mei 2010 moge minder correct geweest zijn, maar levert niet een klachtwaardig handelen op.

Deze klachtonderdelen zijn daarom ongegrond.

De beslissing

De Kamer voornoemd:

verklaart klaagster niet­ontvankelijk in haar klacht op de klachtonderdelen 1 tot en met 8;

verklaart de klacht op de overige klachtonderdelen ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mrs. R.J. Paris, voorzitter, O. van der Burg, J.Z. Moree, J. Smal en L.G. Vollebregt, bijgestaan door de secretaris, mr. A. Saab, en in het openbaar uitgesproken op 15 februari 2012.

Kopie van deze beslissing wordt bij aangetekende brief aan partijen gezonden. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam, postbus 1312, 1000 BH  Amsterdam, binnen dertig dagen na de dagtekening van genoemde brief.