ECLI:NL:TNOKROT:2012:YC0808 Kamer van toezicht Rotterdam 14/11

ECLI: ECLI:NL:TNOKROT:2012:YC0808
Datum uitspraak: 12-04-2012
Datum publicatie: 02-07-2012
Zaaknummer(s): 14/11
Onderwerp: Registergoed
Beslissingen:
  • Klacht niet-ontvankelijk
  • Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Kort samengevat kan de klacht als volgt worden weergegeven: - de notaris heeft ten onrechte geen dienst geweigerd; - het in rekening brengen van een onredelijk hoog honorarium; - de beweringen van de notaris zijn tegenstrijdig; - klagers hebben de indruk dat de notaris de zaak niet meer in de hand heeft; - de notaris heeft onzorgvuldig c.q. onbetamelijk gehandeld; - de notaris heeft onvoldoende inlichtingen verschaft; - de notaris heeft niet de belangen van alle betrokkenen op onpartijdige wijze behartigd.     Beslissing: verklaart de klacht deels niet-ontvankelijk en deels ongegrond.  

Kamer v­an Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-notaris­sen te Rotterdam

Reg.nr. 14/11

Beslissing op een klacht als bedoeld in artikel 99 van de Wet op het notarisambt van:

[klager 1],

wonende te [woonplaats],

en

[klager 2],

wonende te [woonplaats],

hierna te noemen klagers,

- tegen -

[notaris],

notaris te [standplaats],

hierna te noemen de notaris.

1.  Het verloop van de procedure

1.1

De Kamer heeft kennis genomen van de volgende stukken:

-        klaagschrift met bijlagen d.d. 12 september 2011;

-        verweerschrift met bijlagen d.d. 11 oktober 2011;

-        pleitnota van de notaris overgelegd ter zitting.

1.2

De mondelinge behandeling van de klacht heeft plaatsgevonden tijdens de vergadering van de Kamer op 26 januari 2012. Daarbij zijn zowel klagers, bijgestaan door advocaat mr. M.J.H. Vermeeren, als de notaris, bijgestaan door advocaat mr. A.A. Marcus, verschenen. Partijen hebben hun standpunten tijdens de mondelinge behandeling nader toegelicht.

2.    De feiten

De Kamer gaat uit van de navolgende feiten:

2.1

[Klager 2], de heer [X] (hierna te noemen: [X]), de heer [Y] en de heer [Z] en anderen hebben in een wisselende eigendomsverhouding diverse onroerende goederen in Den Haag en Rotterdam als belegging gekocht.

2.2

[klager 2], de heer [X], de heer [Y] en de heer [Z] zijn ieder voor 25% juridisch eigenaar van het registergoed gelegen aan de [adressen] (hierna: het registergoed). [klager 2] stelt tevens voor 12,5% economisch eigenaar van het registergoed en [klager 1] stelt voor 37,5% economisch eigenaar te zijn. [klager 2] en [klager 1] hebben dus tezamen een 75%-belang in het registergoed en [X] een 25%-belang.

2.3

Tussen [klager 2] en [X] bestaat sinds geruime tijd geen vruchtbare samenwerking meer. [X] heeft in Duitsland diverse procedures aanhangig gemaakt strekkende tot afwikkeling van de tussen hen naar Duits recht bestaande “Gesellschäfte bürgerlichen Rechts’.

2.4

Bij “Anerkenntnisurteil” van het Landgericht Berlin van 19 september 2008 zijn [klager 2], [Y] en [Z] op vordering van [X] veroordeeld om “zu zustimmen” met openbare verkoop (“Zwangsversteigerung”) van het registergoed.

2.5

De voorzieningenrechter van de rechtbank te Den Haag heeft op 6 november 2008 verlof verleend tot tenuitvoerlegging in Nederland van het Anerkenntnisurteil van het Landgericht Berlin van 19 september 2008. Tegen deze beslissing van de voorzieningenrechter is op grond van artikel 43 EEX-Verordening een rechtsmiddel ingesteld.

2.6

Bij beschikking van 28 januari 2010 heeft de rechtbank te Den Haag het verzoek om het verlof tot tenuitvoerlegging van de uitspraak van het Landgericht Berlin alsnog te weigeren, althans in te trekken, afgewezen. Het daartegen ingestelde cassatieberoep is door de Hoge Raad als laatste instantie bij beschikking van 18 maart 2011 verworpen.

2.7

[X] heeft op enig moment aan de notaris de opdracht gegeven de openbare verkoop op grond van de beslissing van de rechtbank te Den Haag van 6 november 2008 ter hand te nemen, waarna de notaris op 14 juni 2011 een veiling heeft bepaald.

2.8

Klagers hebben op 8 juni 2011 [X] en de notaris in kort geding gedagvaard voor de voorzieningenrechter van de rechtbank  Den Haag. Daarbij vorderden zij onder meer – kort en zakelijk weergegeven – op straffe van een dwangsom een verbod op het (doen) houden of medewerking te verlenen van/aan de op 14 juni 2011 geplande veiling van het registergoed en de veiling ingetrokken/geschorst of uitgesteld te houden, totdat in de aanhangige bodemprocedure tussen [klager 2] en [X] in rechte uitvoerbaar bij voorraad is beslist op welke wijze de verdeling moet plaatsvinden.

2.9

Bij vonnis van 10 juni 2011 heeft de voorzieningenrechter te Den Haag de notaris verboden tot het (doen) houden of medewerking verlenen van/aan de op 14 juni 2011 geplande veiling van het registergoed en de veiling ingetrokken/geschorst of uitgesteld te houden totdat twee weken na dat vonnis zijn verstreken.

2.10

De notaris heeft de veiling vervolgens bepaald op 28 juni 2011, hetgeen heeft geleid tot een nieuw kort geding van klagers tegen de notaris.

2.11

Ter terechtzitting van het kort geding op 28 juni 2011 hebben partijen een regeling getroffen die is vastgelegd in een proces-verbaal. Daarin is opgenomen, voor zover thans relevant:

“(…) Partijen komen het navolgende overeen ter beëindiging van hun geschil:

1.  De veiling die gepland was voor 28 juni 2011 om 14.00 uur wordt verplaatst naar dinsdag 27 september 2011 om 14.00 uur.

2.  Partijen zullen in onderling overleg treden over de vaststelling van de veilingvoorwaarden. Als zij daarover geen overeenstemming bereiken, zal behandeling plaatsvinden van de door partijen met betrekking tot de veilingvoorwaarden ingediende rekesten. Het gaat daarbij om verzoek 2 van het door de notaris ingediende rekest met nummer 2011-1606 en het verzoek dat door eisers in kort geding is ingediend op 8 juni 2011 en is aangevuld op 24 juni 2011. Partijen zullen zich alsdan conformeren aan de uitkomst van voormelde procedures.

3.  Het door eiseres in dit kort geding aanhangig gemaakte spoedappel tegen het vonnis in kort geding van 10 juni 2011 met nummer 395745/ KG ZA 11-654 wordt ingetrokken.

4.  Partijen komen overeen dat de uitkomst van de tussen hen aanhangige appelprocedure in de bodemzaak niet van invloed zal zijn op de veiling van het pand gelegen aan de [adressen]. Eisers in dit kort geding zullen geen nadere procedures aanhangig maken tegen de onder punt 1 bedoelde veiling.

5.  Deze schikking heeft mede betrekking op het onder 1 aangeduide verzoek in de door de notaris aanhangig gemaakte rekestenprocedure met nummer 11-1606. Ten bewijze daarvan tekent de heer [X], belanghebbende in die procedure, dit proces-verbaal mede.

6.  Ieder der partijen draagt de eigen kosten van deze procedure.

7.  Partijen verzoeken doorhaling van deze zaak per heden”.

2.12

Bij brief van 5 juli 2011 heeft [klager 2] aan de notaris zijn bezwaren c.q. wensen ten aanzien van de veilingvoorwaarden uiteen gezet.

2.13

Op 28 juli 2011 heeft de notaris aan alle betrokkenen nieuwe veilingvoorwaarden d.d. 27 juli 2011 toegezonden, waarbij de notaris deels is tegemoet gekomen aan de bezwaren c.q. wensen van [klager 2].

2.14

Tevens heeft de notaris in zijn brief d.d. 28 juli 2011 aan de advocaat van klagers verzocht om bij een notaris van hun keuze een beëdigde verklaring af te leggen over de huur-en gebruikssituatie van het registergoed op straffe van uitsluiting van het biedproces.

2.15

Op 12 augustus 2011 heeft er een bespreking plaatsgevonden tussen partijen, waarbij de veilingvoorwaarden van 27 juli 2011 zijn besproken. Partijen hebben tijdens deze bespreking geen overeenstemming bereikt over deze veilingvoorwaarden. Nadien hebben [klager 2] en [X] ten aanzien van deze veilingvoorwaarden aan de notaris een nadere reactie doen toekomen.

2.16

Bij brief van 26 augustus 2011 heeft de notaris op de brieven van [klager 2] en [X] gereageerd. Naar aanleiding daarvan heeft [X] de standpunten van de notaris ten aanzien van de veilingvoorwaarden geaccepteerd.

2.17

Bij beschikking van 19 september 2011 heeft de voorzieningenrechter te Den Haag in een procedure op grond van artikel 518 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering het volgende, voorzover thans relevant, beslist:

“ (……)

4.3                       De voorzieningenrechter neemt als uitgangspunt dat tussen partijen in geschil zijn de bepalingen uit de veilingvoorwaarden die zien op het verstrekken van informatie ter zake de huur- en gebruikssituatie van het registergoed, de toedeling, de niet-gunning, de kosten en de achterstallige huurpenningen ten behoeve van de koper. Deze geschilpunten zullen hierna afzonderlijk worden besproken.

Informatieverstrekking

4.4                       Nog daargelaten de discussie tussen partijen of [klager 1] en [klager 2] ten behoeve van de veiling alle beschikbare informatie over het registergoed aan de notaris hebben verstrekt, vaststaat dat thans nog onduidelijkheid bestaat over onder meer de (wijze van betaling van de) huuropbrengsten en de gesloten huurovereenkomsten ten aanzien van het registergoed alsmede dat de rechtsgeldigheid van de door [klager 1] en [klager 2] overgelegde huurovereenkomsten ter discussie staat. Gelet hierop heeft de notaris gegronde redenen om artikel 1 van de veilingvoorwaarden zorgvuldig af te stemmen op de onduidelijkheid over de huur-en gebruikssituatie van het registergoed teneinde de belangen van [X] en de andere mede-eigenaren te dienen, maar ook de belangen van de eventuele bieder, aangezien op deze wijze voor een ieder dezelfde informatie beschikbaar zal zijn. Dit brengt mee dat de notaris in dat kader [klager 1] en [klager 2] als bieders/kopers mag uitsluiten totdat zij de door de notaris verzochte gegevens en toelichting als bedoeld in de brief van 28 juli 2011 hebben verstrekt. [klager 1] en [klager 2] hebben ter zitting toegezegd de door de notaris gewenste notariële verklaringen te zullen afleggen. Afhankelijk van de inhoud van deze notariële verklaringen is het aan de notaris om de veilingvoorwaarden op dit punt aan te passen. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat vooralsnog niet kan worden gezegd dat de inhoud van artikel 1 van de veilingvoorwaarden door de notaris op onjuiste wijze is vastgesteld.

Toedeling

4.5                       Vooropgesteld wordt dat alle veilingvoorwaarden erop gericht dienen te zijn dat ten aanzien van het registergoed een zo hoog mogelijke verkoopopbrengst wordt gegenereerd door alle geïnteresseerden deel te kunnen laten nemen aan de biedingen. In de veilingvoorwaarden van 27 juli 2011 is opgenomen dat de veiling zal plaatsvinden in twee fasen, te weten de eerste, de inzet, bij opbod en vervolgens de tweede, de afslag, bij afmijning. [Klager 2] maakt bezwaar dat er geen mogelijkheid van toedeling aan één van de eigenaren is opgenomen in deze voorwaarden. Bij dit door hem bepleite systeem zal in de praktijk door de eigenaren tijdens de veiling niet worden meegeboden, maar hebben zij na afloop van de veiling nog de mogelijkheid om het registergoed te kopen voor de tijdens de veiling tot stand gekomen prijs, althans om onderling de veiling voort te zetten. Anders dan [klager 2] heeft betoogd, wordt door dit systeem niet de hoogst mogelijke opbrengst  bereikt nu bij geïnteresseerden grote onzekerheid zal blijven bestaan of zij eigenaar van het registergoed zullen worden hetgeen ertoe zal leiden dat deze geïnteresseerden niet tot het uiterste bod zullen gaan. Hoewel aannemelijk is dat [klager 2] graag het registergoed zelf wenst te verwerven, zal hij met zijn bieding tot het uiterste moeten gaan conform het systeem zoals thans in de veilingvoorwaarden is opgenomen indien bij de koper wenst te worden.

Niet-gunning

4.6                       Ook aan het bezwaar van [klager 2] dat niet de eigenaren gezamenlijk maar slechts [X] het recht heeft niet te gunnen wordt voorbijgegaan. Vooropgesteld wordt dat [X] op grond van het op 6 november 2008 van de voorzieningenrechter van deze rechtsbank verkregen exequatur, waartegen tevergeefs een rechtsmiddel is aangewend, recht heeft om het Anerkenntnisurteil van het Landgericht Berlin van 19 september 2008 in Nederland ten uitvoer te (doen) leggen. Gelet hierop is [X] gerechtigd om over te gaan tot openbare verkoop van het registergoed, waarmee de andere mede-eigenaren moeten “zustimmem’. Dit brengt mee dat de andere noodzakelijke toestemming is vervangen door voornoemd Anerkenntnisurteil. Voor zover [klager 2] heeft willen betogen dat de parallel met een executoriale verkoop kan worden getrokken, gaat dit betoog niet op nu bij een executieverkoop ook slechts de executant al dan niet kan gunnen.

                   Vergoeding kosten notaris

4.7             In de veilingvoorwaarden is opgenomen dat de vergoeding van de kosten en werkzaamheden van de notaris is gebaseerd op de daadwerkelijk gemaakte kosten en de door de notaris bestede uren welke vergoeding gemaximeerd is op 2% van de verkoopopbrengst. Mede gelet op het feit dat sprake is van een complexe veiling, acht de voorzieningenrechter de veilingvoorwaarden met betrekking tot de vergoeding van de kosten van de notaris niet onredelijk. Dat de werkzaamheden van de notaris voor de geplande veilingen van 14 en 28 juni 2011 niet tot de redelijke kosten van de notaris behoren, is onvoldoende gebleken.

              Achterstallige huurpenningen aan koper

4.8             De bepaling dat het recht tot incasso van de achterstallige huurpenningen wordt overgedragen aan de koper van het registergoed is volgens de notaris in de veilingvoorwaarden opgenomen gelet op de onder 4.4 vermelde onduidelijkheid over de huur-en gebruikssituatie, waaronder dat niet bekend is of er huurachterstanden zijn. Het betoog van de notaris dat hij wil voorkomen dat de huidige huurders worden geconfronteerd met incassomaatregelen door de vorige eigenaren komt de voorzieningenrechter niet onredelijk voor. Deze incassomaatregelen kunnen immers van invloed zijn op de inning van de toekomstige huurpenningen door de koper. Voorts valt niet uit te sluiten dat er sideletters zijn. Gelet op het voorgaande acht de voorzieningenrechter het bezwaar van [klager 2] ter zake deze bepaling ongegrond”.

3.  De klacht en het verweer

3.1

De klacht valt uiteen in 66 onderdelen, die elkaar deels overlappen. De klachtonderdelen worden hierna kort en samengevat weergegeven:

1.    de notaris heeft ten onrechte geen dienst geweigerd;

2.    eerst dienen de procedures te worden afgewacht alvorens tot verdeling van de gemeenschap waar het registergoed onderdeel vanuit maakt, kan worden overgegaan;

3.    mocht al vaststaan hoe de verdeling van de gemeenschap moet plaatsvinden, dan kan de “Zwangsversteigerung” in Nederland niet plaatsvinden door middel van een openbare verkoping ten overstaan van een notaris;

4.    bezwaar tegen de wijze waarop de notaris de veilingvoorwaarden vaststelt en de inhoud van de door de notaris vastgestelde veilingvoorwaarden;

5.     uitgesloten worden door de notaris van de veiling (inclusief een flinke boetebepaling);

6.     het in rekening brengen van een onredelijk hoog honorarium;

7.     het grootste belang zou moeten zijn het realiseren van een zo hoog mogelijke opbrengst. Voorwaarde daarvoor is dat de notaris een zorgvuldig proces van het inwinnen van informatie aan de veiling vooraf laat gaan;

8.     bij vonnis d.d. 10 juni 2011 heeft de voorzieningrechter de notaris bij verstek veroordeeld en is hem verboden tot het (doen) houden of medewerking te verlenen van/aan de op 14 juni 2011 geplande veiling van het registergoed;

9.     de notaris heeft de proceskosten ad € 1.164,81 euro niet voldaan. De notaris voldoet niet aan zijn wettelijke verplichtingen; hij verschijnt ook niet op een kort geding zitting;

10. de aankondiging in het AD/Haagse Courant heeft pas op 18 juni 2011 plaatsgevonden, terwijl de openbare verkoop stond gepland voor 28 juni 2011;

11. de notaris heeft zich niet aan de afspraken gehouden. In plaats van de uitkomst van het overleg af te wachten heeft de notaris op 15 augustus 2011 de nieuwe (voorlopige) veilingvoorwaarden aan de belanghebbenden, waaronder [klager 2] betekend;

12. het is niet aan de notaris om over de incasso van de achterstallige huren te beslissen;

13. waar wel een (summierlijk) toelichting wordt gegeven wordt enkel en alleen herhaald dat van klagers een beëdigde verklaring wordt gewenst, terwijl klagers niet weten wat zij extra zouden kunnen of moeten verklaren;

14. de beweringen van de notaris zijn tegenstrijdig. Klager zouden ingevolge de veilingvoorwaarden niet mogen meebieden op de veiling, omdat ze worden uitgesloten, maar indien zij de koper van het registergoed willen worden dienen ze wel tot het uiterste te gaan;

15. klagers hebben de indruk dat de notaris de zaak niet meer in de hand heeft;

16. de notaris blijft volhouden dat bezichtiging van de onroerende zaak niet mogelijk is, terwijl klagers duidelijk hebben verteld dat dit wel degelijk mogelijk is;

17. het is de notaris niet langer toegestaan om langer medewerking te verlenen aan huidige en eventuele toekomstige opdrachten van [X], zodat klagers in de toekomst niet langer met de notaris te maken hebben;

18. de notaris heeft onzorgvuldig c.q. onbetamelijk gehandeld;

19. de notaris heeft onvoldoende inlichtingen verschaft;

20. de notaris heeft niet de belangen van alle betrokkenen op onpartijdige wijze behartigd.

3.2

De notaris heeft gemotiveerd verweer gevoerd, dat hierna- voor zover nodig – zal worden besproken.

4.  De beoordeling

4.1

Ter beoordeling van de Kamer staat of de notaris heeft gehandeld in strijd met de tuchtnorm als geformuleerd in artikel 98 van de Wna. Een notaris is aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij met de zorg die hij als notaris behoort te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve hij optreedt, alsmede ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt. 

4.2

De vragen die de Kamer met betrekking tot klachtonderdelen 3.1.1, 3.1.2, 3.1.3 en 3.1.4 dient te beantwoorden is of de notaris bevoegd was te veilen en of de notaris mocht veilen op de wijze zoals de notaris dat heeft gedaan. De Kamer verwijst naar hetgeen hierover onder 2.17 sub 4.6 is vermeld.

Nu de civiele rechter op grond van artikel 518 Rv. heeft beslist en partijen overigens op 28 juni 2011 een vaststellingsovereenkomst gesloten hebben en onvoldoende is gebleken dat de notaris hiervan is afgeweken, is de Kamer van oordeel dat de notaris geen tuchtrechtelijk verwijt treft. Deze klachtonderdelen zijn daarom ongegrond.

4.3

Klagers verwijten de notaris dat zij werden uitgesloten van de veiling. De Kamer oordeelt als volgt. Zoals vermeld onder 2.17 sub 4.4 heeft de civiele rechter reeds geoordeeld. Hierbij telt ook dat onvoldoende is gebleken dat de notaris is afgeweken van hetgeen op 28 juni 2011 is overeengekomen. De Kamer is derhalve van oordeel dat de notaris geen tuchtrechtelijk verwijt treft. Klachtonderdeel 3.1.5 is derhalve ongegrond.

4.4

De Kamer oordeelt met betrekking tot het declaratiegeschil als volgt. Op grond van artikel 55 lid 2 Wna kan een geschil over een declaratie door de meest gerede partij worden voorgelegd aan de voorzitter van het bestuur van de ring van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie. Derhalve is de Kamer wat klachtonderdeel 3.1.6 betreft onbevoegd. Dit klachtonderdeel is niet-ontvankelijk.

4.5

Wat betreft het klachtonderdeel dat de notaris zich niet zou houden aan de beslissingen van de rechter het volgende. Het is de Kamer niet gebleken dat de notaris uitspraken van de rechter niet is nagekomen. Klachtonderdeel 3.1.8 is ongegrond.

4.6

De Kamer oordeelt met betrekking tot het niet betalen van de proceskosten het volgende. Volgens de notaris zijn de proceskosten inmiddels wel betaald. De Kamer acht het niet direct betalen van een proceskostenveroordeling door de notaris niet voldoende om tot gegrondverklaring van een klacht te kunnen leiden, temeer nu is gebleken dat de notaris inmiddels wel heeft betaald. Verder wordt de notaris verweten dat hij op 8 juni 2011 niet zelf ter zitting zou zijn verschenen, maar zijn waarnemer wel. Tegen de notaris is verstek verleend. De Kamer oordeelt echter dat er in deze geen tuchtrechtelijk norm is geschaad, aangezien de waarnemer, zoals door de notaris aangevoerd, op grond van artikel 29 Wet op het Notarisambt in de hoedanigheid van de notaris kan optreden. De notaris mocht er redelijkerwijs vanuit gaan dat hij door middel van zijn waarnemer rechtsgeldig in het kort geding was verschenen. Klachtonderdeel 3.1.9 wordt ongegrond verklaard.

4.7

Wat betreft klachtonderdeel 3.1.10 dat de notaris de aankondiging van de veiling pas op 18 juni 2011 in het AD/De Haagsche Courant heeft gepubliceerd, oordeelt de Kamer dat dit ongegrond is. De notaris heeft aangevoerd dat de voorzieningenrechter de veiling met 14 dagen heeft uitgesteld alsmede dat artikel 516 Rv. niet van toepassing is. De wet geeft geen voorschriften voor een veiling als deze. Zoals gemeld onder 4.2 heeft de civiele rechter beslist en derhalve is de Kamer van oordeel dat de notaris geen tuchtrechtelijk verwijt treft.

4.8

Wat betreft het verwijt dat de notaris zich niet houdt aan afspraken het volgende. De notaris heeft aangevoerd dat hij niet de definitieve, maar de voorlopige veilingvoorwaarden aan klagers en [X] heeft voorgelegd. Gebleken is dat de notaris heeft gehandeld conform het proces-verbaal als vermeld onder 2.11. Klachtonderdeel 3.1.11 is derhalve ongegrond.

4.9

Met betrekking tot klachtonderdeel 3.1.12 oordeelt de Kamer als volgt. Zoals geciteerd onder 2.17 sub 4.8 heeft de civiele rechter reeds een oordeel hierover gegeven. De Kamer is derhalve van oordeel dat de notaris geen tuchtrechtelijk verwijt treft.

4.10

De Kamer oordeelt over het klachtonderdeel 3.1.13 als volgt. Zoals vermeld onder 2.17 sub 4.4 heeft de civiele rechter reeds hierover geoordeeld. De Kamer is derhalve van oordeel dat de notaris geen tuchtrechtelijk verwijt treft.

4.11

Klachtonderdeel 3.1.14 ziet erop dat de beweringen van de notaris tegenstrijdig zouden zijn. Gesteld door klagers is dat zij niet mochten meebieden op de veiling, omdat zij werden uitgesloten van de veiling. Vervolgens zou de notaris gesteld hebben dat zij met hun biedingen wel tot het uiterste moeten gaan om eigenaar van het registergoed te worden. De notaris heeft aangevoerd dat klagers een onjuiste interpretatie geven van de veilingvoorwaarden. Nu de Kamer klachtonderdeel 3.1.5 ongegrond heeft verklaard, acht de Kamer derhalve dit klachtonderdeel ook ongegrond.

4.12

In klachtonderdeel 3.1.15 wordt gesteld dat de notaris de zaak niet meer in de hand heeft. Klagers stellen dat de notaris onnodig de veilingvoorwaarden blijft wijzigen en daardoor het honorarium blijft oplopen. De notaris heeft aangevoerd dat hetgeen klagers stellen niet terecht is, aangezien de opbrengst van de veiling € 1.300.000,- bedroeg, ondanks tegenwerking van klagers. Dit is een marktconforme opbrengst. Klachtonderdeel 3.1.6 dat ziet op het honorarium is door de Kamer niet-ontvankelijk verklaard. Derhalve acht de Kamer klagers ook in dit klachtonderdeel niet-ontvankelijk.

4.13

In klachtonderdeel 3.1.16 wordt de notaris verweten dat hij bezichtiging zou weigeren. Klagers hebben gesteld dat de bezichtiging wel mogelijk was en de notaris heeft aangevoerd dat klagers steeds hebben gemeld dat bezichtiging niet mogelijk was. Nu tegenover de betwisting daarvan door de notaris klagers geen bewijs of nadere onderbouwing hebben aangevoerd is de verweten gedraging niet komen vast te staan. Ook dit klachtonderdeel is ongegrond.

4.14

De Kamer oordeelt betreffende klachtonderdeel 3.1.17 het volgende. Klagers wensen dat de notaris niet langer meer opdrachten van [X] mag aannemen, zodat zij niet meer met de notaris geconfronteerd (zullen) worden. Aan de Kamer komt een dergelijke bevoegdheid niet toe en zij acht klagers wat betreft dit klachtonderdeel derhalve niet-ontvankelijk in dit klachtonderdeel.

4.15

In algemene zin wordt de notaris verweten dat hij onzorgvuldig zou zijn, onvoldoende inlichtingen zou hebben ingewonnen/verstrekt en dat hij partijdig zou zijn. De Kamer is van oordeel dat deze klachtonderdelen, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en (overigens) ook reeds door de civiele rechter is beslist, geen doel treffen. De klachtonderdelen 3.1.7, 3.1.18, 3.1.19 en 3.1.20 zijn derhalve ongegrond.

4.16

Nu alle klachtonderdelen, behalve 3.1.6, 3.1.15 en 3.1.17 die niet-ontvankelijk zijn verklaard, door de Kamer ongegrond zijn verklaard, ziet de Kamer geen aanleiding om een maatregel op te leggen.

5.   De beslissing

De Kamer van Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-nota­ris­sen te Rotterdam,

verklaart de klachtonderdelen 3.1.6, 3.1.15 en 3.1.17 niet-ontvankelijk;

verklaart de resterende klachtonderdelen ongegrond;

Deze beslissing is gegeven door mrs. A.J.J. van Rijen, R. Veenendaal, F. Hoppel, J.P. van Loon en M.R.H. Krans in tegenwoor­digheid van de secretaris, mr. F.S. Pietersma-Smit.

Uitgesproken ter openbare vergadering op 12 april 2012.

De secretaris,                                                      De voorzitter,

F.S. Pietersma-Smit                                              A.J.J. van Rijen

Deze beslissing is verzonden op: 12 april 2012

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na de dag van verzending hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.