ECLI:NL:TNOKLEE:2012:YC0782 Kamer van toezicht Leeuwarden 21-2011

ECLI: ECLI:NL:TNOKLEE:2012:YC0782
Datum uitspraak: 05-03-2012
Datum publicatie: 27-04-2012
Zaaknummer(s): 21-2011
Onderwerp: Registergoed
Beslissingen: Klacht gegrond zonder maatregel
Inhoudsindicatie: Oud-notaris heeft onjuiste voorstelling van zaken gegeven. Werkwijze verzenden concept-akten. Onzorgvuldig handelen

 

 

KAMER VAN TOEZICHT OVER NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN TE LEEUWARDEN

Reg.nr.:

Datum uitspraak:

21-2011

5 maart 2012

UITSPRAAK

van de Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Leeuwarden, hierna te noemen de Kamer, in de zaak van:

A,

gevestigd te B,

hierna te noemen: klaagster,

gemachtigde: C,

tegen

mr. D,

oud-notaris te E,

hierna te noemen: de oud-notaris,

procederende in persoon.

PROCESVERLOOP

1.1       Bij brief van 26 september 2011 heeft klaagster een klacht ingediend tegen de oud-notaris.

1.2       De oud-notaris heeft schriftelijk verweer gevoerd bij brief van 17 oktober 2011.

1.3       De mondelinge behandeling van de klacht heeft plaatsgevonden op 30 januari 2012 ter vergadering van de voltallige Kamer. Klaagster heeft zich doen vertegenwoordigen door haar gemachtigde, zijnde [functie]. De oud-notaris is eveneens verschenen. Van het verhandelde ter zitting zijn door de secretaris aantekeningen gemaakt.

MOTIVERING

Vaststaande feiten

2.1.      In de onderhavige zaak zal worden uitgegaan van de navolgende vaststaande feiten.

2.2.      Vanaf begin 2003 bestaan er geschillen tussen klaagster en de Stichting [naam] (hierna te noemen: de Stichting). De Stichting is lid van klaagster.

2.3       Middels een akte van splitsing van 24 juni 2003, verleden door mr. F, notaris te G, is het in die akte omschreven registergoed gesplitst in 18 appartementsrechten, die recht geven op het uitsluitend gebruik van een perceel grond met ligplaats voor een ark in het park [naam] te B (hierna te noemen: het park), en 18 appartementsrechten, die recht geven op het uitsluitend gebruik van een berging/garage in het park.

2.4       Op 17 november 2010 heeft het notariskantoor van de oud-notaris naar aanleiding van het tijdens de op 20 oktober 2010 gehouden zitting van de rechtbank Leeuwarden besprokene een opdracht gekregen van klaagster om werkzaamheden te verrichten met betrekking tot het gedeeltelijk uitvoeren van hetgeen tijdens die zitting tussen klaagster en de Stichting is overeengekomen en vastgelegd in een proces-verbaal.

2.5       Op 13 december 2010 heeft de voorzitter van klaagster het notariskantoor nader bericht naar aanleiding van tijdens een op 10 december 2010 gehouden zitting van de rechtbank Leeuwarden aanvullend gemaakte afspraken tussen klaagster en de Stichting.

2.6       Kandidaat-notaris mr. H, werkzaam op het kantoor van de notaris, heeft conceptakten, waarmee uitvoering wordt gegeven aan hetgeen partijen waren overeengekomen, gemaakt.

2.7       De oud-notaris heeft op verzoek van de Stichting aan alle eigenaren van het park, waaronder de Stichting, op 13 september 2011 conceptakten verzonden.

Het standpunt van klaagster

3.         Klaagster heeft - kort samengevat - gesteld dat de oud-notaris een valse voorstelling van zaken heeft gegeven waardoor zij schade lijdt. Volgens klaagster heeft de oud-notaris in zijn begeleidende brief van 13 september 2011, waarin hij heeft aangegeven dat per gelijke post dezelfde stukken aan de bestuursleden zijn verzonden en dat de inhoud van de conceptakten het resultaat is van overleg tussen de besturen, een onjuiste voorstelling van zaken gegeven. Klaagster acht de handelwijze van de oud-notaris in strijd met de zorgvuldigheid en onafhankelijkheid die van een notaris mag worden verwacht. Tot slot heeft klaagster aangegeven dat alle tijdens de vergadering van 24 september 2011 aanwezige eigenaren hebben ingestemd met het besluit van het bestuur om een klacht in te dienen tegen de oud-notaris.

Het standpunt van de oud-notaris

4.         De oud-notaris heeft verweer gevoerd. De oud-notaris heeft, verwijzend naar de verenigingsstatuten van klaagster, primair aangevoerd te twijfelen aan de rechtsgeldigheid van het besluit van het bestuur van klaagster om een klacht tegen hem in te dienen. Subsidiair heeft de oud-notaris aangevoerd dat de stukken rechtstreeks aan twee van de drie bestuursleden zijn gezonden, echter niet in hun hoedanigheid van bestuurslid, en naar het adres van klaagster, echter niet gericht aan het bestuur, maar wel gericht aan het aldaar woonachtige lid van klaagster, tevens zijnde bestuurslid van klaagster. Met betrekking tot het laatste heeft de oud-notaris opgemerkt dat hij de stukken op 21 september 2011 alsnog aan het bestuur heeft verzonden. Voorts betwist de oud-notaris dat hij het beginsel van hoor- en wederhoor heeft geschonden. De oud-notaris heeft zich op het standpunt gesteld dat van tuchtrechtelijk laakbaar onzorgvuldig en partijdig handelen aan zijn zijde geen sprake is. De oud-notaris heeft tot slot aangegeven dat hij de gang van zaken betreurt, voor zover klaagster hinder heeft ondervonden van hetgeen heeft plaatsgevonden. Daarvoor biedt hij zijn verontschuldigingen aan.

De beoordeling

5.1       De Kamer dient in onderhavige zaak de vraag te beantwoorden of de oud-notaris tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. Alvorens aan beantwoording van die vraag toe te komen, zal de Kamer eerst ingaan op het primaire verweer van de oud-notaris.

5.2       De oud-notaris heeft zich primair op het standpunt gesteld dat het bestuur van klaagster onbevoegd is een klacht in te dienen, omdat het besluit daartoe niet rechtsgeldig is genomen. Namens klaagster is ter zitting naar voren gebracht dat tijdens de vergadering van klaagster op zaterdag 24 september 2011 is gesproken over het handelen van de oud-notaris in deze. Op basis van de reacties van de leden heeft het bestuur - en niet de vergadering van klaagster - besloten een klacht in te dienen tegen de oud-notaris. Ingevolge artikel 2:44, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek is behoudens beperkingen volgens de statuten het bestuur belast met het besturen van de vereniging. De Kamer is niet uit de statuten of anderszins gebleken dat het bestuur onbevoegd was vorenbedoeld besluit te nemen. De Kamer gaat er dan ook vanuit dat het bestuur van klaagster - de vergadering gehoord in deze - bevoegd was een dergelijk besluit te nemen. Dit betekent dat - anders dan de oud-notaris heeft betoogd - het besluit van het bestuur niet behoefde te worden geagendeerd en op een termijn van tenminste vijftien dagen voor de vergadering aan de leden kenbaar te worden gemaakt. De Kamer concludeert dan ook dat van onbevoegdheid van het bestuur niet is gebleken.

5.3       Daarmee komt de Kamer toe aan de vraag of de oud-notaris tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. De Kamer overweegt ten aanzien van die vraag als volgt.

5.4       Ingevolge artikel 98, eerste lid, van de Wet op het notarisambt (Wna) zijn 

(kandidaat-)notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij met de zorg die zij als (kandidaat-)notarissen behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk (kandidaat-)notaris niet betaamt.

5.5       De Kamer dient te onderzoeken of de handelwijze van de oud-notaris zoals door klaagster beschreven een verwijtbare handeling in de zin van artikel 98 Wna oplevert. Daarbij neemt de Kamer artikel 1 van de Verordening beroeps- en gedragsregels als uitgangspunt. Daarin is bepaald dat de notaris zich in de uitoefening van zijn beroep en daarbuiten zodanig gedraagt dat de eer en het aanzien van het notariaat niet worden geschaad of kunnen worden geschaad. Blijkens de toelichting bij dit artikel betekent dit dat het publiek vertrouwen heeft in de onafhankelijkheid, onpartijdigheid en integriteit van de notaris.

5.6       Ter zitting is komen vast te staan dat het kantoor van de oud-notaris reeds gedurende langere tijd is betrokken bij de vestiging/wijziging van zakelijke rechten in het park; voorts dat zich vanwege de langer bestaande geschillen een vaste werkwijze heeft ontwikkeld, hierop neerkomend dat het bestuur van klaagster als contactpersoon van klaagster fungeerde en dat het notariskantoor overlegde met het bestuur over onder meer de conceptakten. In een eerder stadium heeft H, kandidaat-notaris op het kantoor van de oud-notaris, enkel aan het bestuur een conceptakte gezonden. Voor deze werkwijze is gekozen om het bestuur in de gelegenheid te stellen de conceptakten op volledigheid en juistheid te beoordelen alvorens deze ter bespreking aan de leden voor te leggen.

5.7              Naar het oordeel van de Kamer had de oud-notaris uit de mailwisseling op 16 en 17 augustus 2011 tussen de voorzitter van het bestuur van klaagster en kandidaat-notaris H kunnen afleiden dat tussen de Stichting en klaagster - waarvan de verhouding nog immer precair lag - gevoeligheden bestaan over de materie waarvoor conceptakten zouden worden vervaardigd. Het had, gelet hierop, op de weg van de oud-notaris gelegen, alvorens afschriften van de conceptakten te verzenden naar alle leden, waaronder ook de Stichting, contact op te nemen met het bestuur van klaagster. Dat de notaris niet aldus heeft gehandeld, acht de Kamer  in het licht van de gebruikelijke werkwijze onzorgvuldig.

5.8              Echter, naar het oordeel van de Kamer kan niet worden gezegd dat de onafhankelijkheid, onpartijdigheid en integriteit van de oud-notaris in het gedrang zijn geweest. De oud- notaris heeft de gang van zaken betreurd met betrekking tot de (volgorde van) verzending van de concepten. De Kamer zal de klacht, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, vanwege de onzorgvuldigheid in handelen gegrond verklaren maar ziet geen aanleiding ter zake een tuchtmaatregel uit te spreken. 

DE BESLISSING

De Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Leeuwarden:

- verklaart de klacht gegrond, maar legt aan de notaris geen maatregel op.

Deze beslissing is genomen te Leeuwarden door mr. J.S. van der Kolk, voorzitter,

mrs. R. Giltay, H.J. Hettema, A.W. Drijver en N.T. Vink, (plaatsvervangend) leden, bijgestaan door mr. S. Ambachtsheer, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op

5 maart 2012.

S. Ambachtsheer                                                                   J.S. van der Kolk

De beslissing is verzonden op

Binnen dertig dagen na de dag van verzending van de aangetekende brief waarin van bovenstaande beslissing wordt kennisgegeven, kan hoger beroep tegen deze beslissing worden ingesteld. Dit dient te geschieden door middel van een verzoekschrift bij de griffie van het Gerechtshof te Amsterdam, Prinsengracht 436, correspondentieadres: Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.