ECLI:NL:TNOKLEE:2012:YC0781 Kamer van toezicht Leeuwarden 13-2011

ECLI: ECLI:NL:TNOKLEE:2012:YC0781
Datum uitspraak: 05-03-2012
Datum publicatie: 27-04-2012
Zaaknummer(s): 13-2011
Onderwerp: Overig
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Partijdig en niet onafhankelijk handelen van de notaris in zijn hoedanigheid van (plaatsvervangend) ringvoorzitter. Klacht ongegrond.

 

 

KAMER VAN TOEZICHT OVER NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN TE LEEUWARDEN

Reg.nr.:

Datum uitspraak:

13-2011

5 maart 2012

UITSPRAAK

van de Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Leeuwarden, hierna te noemen de Kamer, in de zaak van:

mr. A,

notaris te B,

hierna te noemen: klager,

procederende in persoon,

tegen

mr. C, in zijn hoedanigheid van plaatsvervangend ringvoorzitter,

notaris te D,

hierna te noemen: de notaris,

gemachtigde: mr. W.J. Geselschap, werkzaam bij de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB).

PROCESVERLOOP

1.1       Bij brief van 5 augustus 2011 heeft klager een klacht ingediend tegen de notaris.

1.2       De notaris heeft schriftelijk verweer gevoerd bij brief van 8 september 2011.

1.3       Bij brief van 13 oktober 2011 heeft de voorzitter van de Kamer aan klager en de notaris medegedeeld dat hij in het feit dat klager beroep heeft ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van 1 april 2011 van de ringvoorzitter aanleiding ziet de behandeling van de klacht aan te houden totdat de bestuursrechter heeft beslist op het beroepschrift.

1.4       Klager heeft zijn klacht bij brief van 17 oktober 2011 aangevuld.

1.5       Bij brief van 15 december 2011 is de Kamer door de bestuursrechter geïnformeerd over de uitkomst van de beroepsprocedure. De bestuursrechter heeft aangegeven dat klager en de in die procedure derdebelanghebbenden, de heer E en mevrouw E (hierna gezamenlijke te noemen: de heer en mevrouw E), een regeling met elkaar hebben getroffen.

1.6       Desgevraagd heeft klager bij brief van 28 december 2011 aangegeven dat hij in de uitkomst van de beroepsprocedure geen aanleiding ziet de onderhavige klacht in te trekken.

1.7       Bij brief van 11 januari 2012 heeft klager zijn klacht nader aangevuld.

1.8       De mondelinge behandeling van de klacht heeft plaatsgevonden op 30 januari 2012 ter vergadering van de voltallige Kamer. Klager  is in het bijzijn van mr. F, kandidaat-notaris op het notariskantoor van klager, verschenen. De notaris is in het bijzijn van zijn gemachtigde eveneens verschenen. Van het verhandelde ter zitting zijn door de secretaris aantekeningen gemaakt.

MOTIVERING

Vaststaande feiten

2.1.      In de onderhavige zaak zal worden uitgegaan van de navolgende vaststaande feiten.

2.2.      Klager heeft werkzaamheden verricht voor de heer en mevrouw E.

2.3       Tussen de heer en mevrouw E enerzijds en klager anderzijds is een declaratiegeschil ontstaan.

2.4       Op 24 november 2009 hebben de heer en mevrouw E het declaratiegeschil aan de toenmalig ringvoorzitter van de Ring Fryslân, mr. G, voorgelegd.

2.5       De behandeling van het declaratiegeschil is overgenomen door de plaatsvervangend ringvoorzitter, zijnde de notaris.

2.6       De notaris heeft bij beschikking van 3 januari 2011 beslist op de klacht van de heer en mevrouw E. De notaris heeft beslist dat de notaris zijn declaratie opnieuw dient vast te stellen, te weten op een bedrag van nihil.

2.7       Klager heeft bezwaar gemaakt tegen de beschikking van 3 januari 2011.

2.8       Bij besluit op bezwaar van 1 april 2011 heeft de ringvoorzitter, zijnde de notaris, beslist op het bezwaar van klager. De notaris heeft het bezwaar gegrond verklaard en geoordeeld dat de declaratie van klager dient te worden vastgesteld op een bedrag van

€ 144,50, te vermeerderen met 19% BTW, terzake de kosten van de gehouden besprekingen.

2.9       Klager heeft tegen deze beslissing van de ringvoorzitter beroep ingesteld bij de bestuursrechter.

2.10     Klager en de in de beroepsprocedure bij de bestuursrechter betrokken derdebelanghebbenden, zijnde de heer en mevrouw E, hebben een regeling met elkaar getroffen.

Het standpunt van klager

3.1       Klager heeft zich op het standpunt gesteld dat de notaris in zijn hoedanigheid van (plaatsvervangend) ringvoorzitter bewust of onbewust commerciële belangen heeft laten prevaleren boven de correcte naleving van de gedragsnormen die voor een notaris gelden. De notaris heeft de eer en het aanzien van het notarisambt geschaad door het declaratiegeschil te behandelen en vervolgens in het voordeel van de heer en mevrouw E te beslissen. Klager heeft aangevoerd dat tijdens de besprekingen met de heer en mevrouw E, tevens de heer H aanwezig was, dat de heer H de echtgenoot is van de zus van mevrouw E en dat de heer en mevrouw H een langdurige relatie onderhouden met het notariskantoor van de notaris. Volgens klager heeft de notaris in deze partijdig en niet onafhankelijk gehandeld.

3.2       In reactie op het verweer van de notaris heeft klager bezwaar gemaakt tegen het feit dat de KNB in deze procedure namens de notaris optreedt.

Het standpunt van de notaris

4.         De notaris heeft verweer gevoerd. Hij heeft aangevoerd dat klager zijn stellingen niet, althans onvoldoende heeft onderbouwd, zodat de klacht niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Voorts heeft hij aangevoerd dat hij in het kader van de beoordeling van het declaratiegeschil de argumenten van beide partijen in zijn beslissing heeft betrokken, dat hij geen andere belangen een rol heeft laten spelen bij zijn beoordeling van het geschil en dat hij het geschil in overleg met de heer G heeft afgehandeld. De notaris stelt zich op het standpunt dat hem in deze geen verwijt kan worden gemaakt.

De beoordeling

5.1       De Kamer overweegt allereerst dat zij ter zitting reeds heeft beslist op het bezwaar van klager dat de KNB in deze namens de notaris optreedt. De Kamer heeft ter zitting het bezwaar van klager van de hand gewezen en daartoe overwogen dat het de KNB als beroepsorganisatie moet worden toegestaan een notaris in zijn hoedanigheid van voorzitter van de ring Fryslân, zijnde een afdeling van de KNB in het arrondissement Leeuwarden, te vertegenwoordigen en bij te staan. Daar komt bij dat de Kamer ingevolge artikel 101, derde lid van de Wet op het notarisambt (Wna) weliswaar personen, die geen advocaat zijn, als raadsman kan weigeren toe te laten, echter van gegronde redenen om de (vertegenwoordiger van de) KNB in het onderhavige geval als gemachtigde te weigeren is de Kamer niet gebleken. Beslist is dan ook dat de (vertegenwoordiger van de) KNB als gemachtigde van de notaris mag optreden.  

5.2       Vervolgens dient de Kamer in onderhavige zaak de vraag te beantwoorden of de notaris tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. De Kamer overweegt ten aanzien van die vraag als volgt.

5.3       Ingevolge artikel 98, eerste lid,van de Wna zijn (kandidaat-)notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij met de zorg die zij als (kandidaat-)notarissen behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk (kandidaat-)notaris niet betaamt. De Kamer dient te onderzoeken of de handelwijze van de notaris zoals door klager beschreven een verwijtbare handeling in de zin van dit artikel oplevert.

5.4       De Kamer begrijpt de klacht van klager aldus dat hij bedoeld heeft te stellen dat de notaris in strijd met het bepaalde in artikel 17 van de Wna heeft gehandeld. In het eerste lid van dit artikel is bepaald dat de notaris zijn ambt in onafhankelijkheid uitoefent en dat hij de belangen van alle bij de rechtshandeling betrokken partijen op onpartijdige wijze en met de grootst mogelijke zorgvuldigheid behartigt.

5.5       De Kamer stelt allereerst vast dat mevrouw H werkzaam is als administratief adviseur, dat de heer H financiële diensten verleent en bemiddelt in assurantiezaken en dat zij uit dien hoofde een langdurige zakelijke relatie onderhouden met het kantoor van de notaris, in die zin dat zij - naar de Kamer heeft begrepen - hebben te gelden als verwijzers voor het kantoor van de notaris. Voorts stelt de Kamer vast dat tussen deze verwijzers en de klant van klager (de heer en mevrouw E) een familierechtelijke band bestaat.

Verder kan naar het oordeel van de Kamer worden vastgesteld dat de heer H in de onderhavige zaak als gemachtigde voor de klanten van klager (dus formeel en niet materieel optredend) en in dit geval niet als verwijzer heeft gefungeerd. Evenmin is gebleken of aannemelijk geworden dat H enig materieel belang heeft in de onderhavige zaak. Gelet op het voorgaande, kan naar het oordeel van de Kamer dan ook niet worden gezegd dat sprake was van belangenverstrengeling op grond waarvan de notaris had moeten besluiten in deze niet zelf te beslissen op het declaratiegeschil.

In dit verband overweegt de Kamer nog dat klager enkel in bedekte termen en niet expliciet heeft aangegeven dat hij zich niet kan vinden in de behandeling van het declaratiegeschil door de notaris. De Kamer verwijst hierbij naar de brief van 14 maart 2011 van klager, waarin hij aan de notaris en de heer G de volgende vraag voorlegt:

"Gaarne vernemen wij nog van u door wie de bezwaarprocedure wordt beslecht, door één van u, door u gezamenlijk of door de heer mr. J?"

Naar het oordeel van de Kamer blijkt uit deze passage - anders dan klager ter zitting heeft verklaard - niet expliciet dat klager niet heeft kunnen instemmen met de behandeling van het declaratiegeschil door de notaris en evenmin dat hij heeft aangedrongen op behandeling van het declaratiegeschil door een ander dan de notaris. De Kamer is niet gebleken dat klager ook nadien, toen hem duidelijk moet zijn geweest dat de notaris het declaratiegeschil zou afhandelen, expliciet zijn wens tot behandeling van het declaratiegeschil door een ander dan de notaris kenbaar heeft gemaakt aan de notaris.

5.6       Concluderend is de Kamer van oordeel dat haar van een handelen in strijd met het bepaalde in artikel 17, eerste lid van de Wna door de notaris niet is gebleken. De Kamer zal de klacht dan ook ongegrond verklaren.

DE BESLISSING

De Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Leeuwarden:

- verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is genomen te Leeuwarden door mr. J.S. van der Kolk, voorzitter,

mrs. R. Giltay, H.J. Hettema, A.W. Drijver en N.T. Vink, (plaatsvervangend) leden, bijgestaan door mr. S. Ambachtsheer, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op

5 maart 2012.

S. Ambachtsheer                                                                   J.S. van der Kolk

De beslissing is verzonden op

Binnen dertig dagen na de dag van verzending van de aangetekende brief waarin van bovenstaande beslissing wordt kennisgegeven, kan hoger beroep tegen deze beslissing worden ingesteld. Dit dient te geschieden door middel van een verzoekschrift bij de griffie van het Gerechtshof te Amsterdam, Prinsengracht 436, correspondentieadres: Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.