ECLI:NL:TNOKBRE:2012:YC0872 Kamer van toezicht Breda Kl 6/2011

ECLI: ECLI:NL:TNOKBRE:2012:YC0872
Datum uitspraak: 06-06-2012
Datum publicatie: 17-10-2012
Zaaknummer(s): Kl 6/2011
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie:   Vastgesteld moet worden dat klaagster eerst bij gelegenheid van de mondelinge behandeling van haar bij klaagschrift ingediende klacht deze heeft gewijzigd in een volledig ander verwijt aan de oud-notaris, gebaseerd op een eveneens geheel andere grondslag, ten aanzien waarvan door haar bovendien een beroep wordt gedaan op    eveneens op zeer korte termijn aan de oud-notaris, alsook aan de kamer toegezonden stukken.   Op juiste grond heeft de oud-notaris daartegen bezwaar gemaakt. Hij wordt door het late tijdstip van die wijziging niet alleen overrompeld, maar bovendien de gelegenheid ontnomen zich ter verdediging daarop voor te bereiden. Een dergelijke processuele handeling is onmiskenbaar in strijd met een goede procesorde en dan ook niet toelaatbaar. Dit maakt dat klaagster niet in haar aldus gewijzigde klacht kan worden ontvangen, zodat niet kan worden toegekomen aan een inhoudelijke beoordeling daarvan.

KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN TE BREDA

Beslissing

Kl 6/2011

op de op 1 juni 2011 ingekomen klacht van

[naam],

wonende te [plaatsnaam],

verder te noemen klaagster,

tegen

oud-notaris mr. [naam],

destijds gevestigd te [plaatsnaam],

verder te noemen de oud-notaris.

1.      Het verloop van de zaak

Na ontvangst van de klacht heeft tussen partijen het schriftelijk debat plaatsgevonden, wat blijkt uit hun brieven van 27 juni 2011, 22 juli 2011, met bijlagen, en 14 september 2011. Door de hierna te noemen gemachtigde van klaagster zijn vervolgens bij brief van 9 november 2011 nog producties in het geding gebracht, waarop de oud-notaris bij brief van 29 december 2011 heeft gereageerd. Daarnaast heeft die gemachtigde via e-mail op 29 mei 2012 eveneens producties overgelegd. De mondelinge behandeling van de klacht door de kamer heeft plaatsgevonden op 30 mei 2012, waarbij zijn verschenen klaagster, bijgestaan door haar gemachtigde [naam], alsmede de oud-notaris.

2.      De inhoud van de klacht en het standpunt van klaagster

In het van klaagster ingekomen klaagschrift verwijt zij de oud-notaris het volgende.

De oud-notaris, in november 2008 belast met de eigendomsoverdracht (na verkoop) van de ouderlijke woning van klaagster, is daarbij er ten onrechte van uitgegaan dat klaagsters aandeel in die woning, niettegenstaande een tussen klaagster en haar ex-echtgenoot geldend echtscheidingsconvenant, nog steeds deel uitmaakte van de tussen haar en die ex-echtgenoot bestaan hebbende huwelijksgoederengemeenschap, zodat volgens de oud-notaris voor die eigendomsoverdracht de toestemming van haar ex-echtgenoot noodzakelijk was.

In de opvatting van klaagster heeft de oud-notaris verzuimd het echtscheidingsconvenant, waarop zij hem heeft geattendeerd, te controleren en heeft hij op eigen initiatief haar ex-echtgenoot over deze kwestie benaderd, waarbij hij is uitgegaan dat het aandeel in de woning nog onverdeeld was.

Onder druk van de oud-notaris en de overige erfgenamen/medegerechtigden heeft zij alsnog ingestemd met betaling van een bedrag aan haar ex-echtgenoot, vermeerderd met eerder aan haar toegekende pensioenrechten, om de eigendomsoverdracht niet in gevaar te brengen, aldus klaagster.

Klaagster stelt verder dat zij daarna via de echtscheidingsnotaris de beschikking heeft gekregen over de betreffende stukken, waaruit volgens haar blijkt dat haar aandeel in de woning bij het echtscheidingsconvenant aan haar is toebedeeld.

Kl 6/2011                                                             pagina 2

Door dit alles heeft klaagster in haar opvatting een forse schade geleden, die zij begroot op € 8.392,50 te vermeerderen met de contante waarde van haar aandeel in de tijdens haar huwelijk door haar ex-echtgenoot opgebouwde pensioenrechten, welke hij door misbruik te maken van de omstandigheden haar heeft weten te ontfutselen.

Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling van de klacht heeft de gemachtigde van klaagster verklaard, dat zij op grond van voortschrijdende inzichten het standpunt van de oud-notaris, dat haar ex-echtgenoot gerechtigd was tot een deel van de woning, zodat diens toestemming voor de eigendomsoverdracht daarvan noodzakelijk was, inmiddels onderschrijft. Niettemin meent klaagster dat de oud-notaris jegens haar tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld, zodat zij haar als hiervoor ingediende klacht wijzigt in die zin, dat zij de oud-notaris thans verwijt dat hij in de jegens haar in acht te nemen zorg- en informatieplicht is tekortgeschoten, door als transporterend notaris de belangen van haar ex-echtgenoot zwaarder te laten wegen dan die van haar.

Klaagster legt aan haar gewijzigde klacht ten grondslag, dat de met haar ex-echtgenoot via de oud-notaris gevoerde onderhandelingen voor diens noodzakelijke medewerking erin hebben geresulteerd, dat hij naast een bedrag van € 7.500, de pensioenrechten die klaagster uit de echtscheiding had verkregen aan hem zijn terug overgedragen. Achteraf is volgens klaagster gebleken dat die pensioenrechten een contante waarde vertegenwoordigen van € 146.286. Inclusief het bedrag van € 7.500 heeft zij dan ook aan haar ex-echtgenoot voor diens medewerking aan het transport een bedrag van € 153.786 betaald, terwijl haar aandeel in de verkoopopbrengst van de woning ongeveer € 130.000 bedroeg. Klaagster voert aan dat zij aldus een bedrag van bijna € 24.000 op de verkoop heeft moeten toeleggen, terwijl in het geval haar ex-echtgenoot naar rato in verkoopopbrengst zou hebben gedeeld, hij een bedrag van bijna € 65.000 zou hebben ontvangen. Voor de hiervoor genoemde waarde van de pensioenrechten verwijst klaagster naar een door haar gemachtigde overgelegde berekening.

Klaagster houdt de oud-notaris daarvoor tuchtrechtelijk verantwoordelijk, omdat hij bij de onderhandelingen met haar ex-echtgenoot zou hebben volstaan met een schatting van de pensioenaanspraken en niet zou hebben geïnformeerd naar de exacte waarde van de door haar prijsgegeven aanspraken. Daarnaast is de oud-notaris tekortgeschoten in zijn informatieplicht, aangezien hij de kwestie, de gevolgen en de risico’s (beter) met klaagster had moeten communiceren, zo voert deze aan.

3.      Het standpunt van de oud-notaris

De oud-notaris heeft op de eerste plaats bezwaar gemaakt tegen de wijziging van de klacht. Hij is van mening dat hij daarmee volledig wordt overvallen en niet in de gelegenheid is geweest zich voor zijn verdediging daarop voor te bereiden. Ook het tijdstip, de avond vóór de mondelinge behandeling van de klacht, waarop klaagster de berekening van de thans aan de orde gestelde pensioenrechten aan hem heeft toegezonden en waarop zij zich beroept, acht de notaris processueel onaanvaardbaar.

Voor het overige heeft de oud-notaris de aan de gewijzigde klacht ten grondslag gelegde stellingen gemotiveerd betwist.

4.      De ontvankelijkheid van de klacht

Vastgesteld moet worden dat klaagster eerst bij gelegenheid van de mondelinge behandeling van haar bij klaagschrift ingediende klacht deze heeft gewijzigd in een volledig ander verwijt aan de oud-notaris, gebaseerd op een eveneens geheel andere grondslag, ten aanzien waarvan door haar bovendien een beroep wordt gedaan op

Kl 6/2011                                                             pagina 3

eveneens op zeer korte termijn aan de oud-notaris, alsook aan de kamer toegezonden stukken.

Op juiste grond heeft de oud-notaris daartegen bezwaar gemaakt. Hij wordt door het late tijdstip van die wijziging niet alleen overrompeld, maar bovendien de gelegenheid ontnomen zich ter verdediging daarop voor te bereiden. Een dergelijke processuele handeling is onmiskenbaar in strijd met een goede procesorde en dan ook niet toelaatbaar.

Dit maakt dat klaagster niet in haar aldus gewijzigde klacht kan worden ontvangen, zodat niet kan worden toegekomen aan een inhoudelijke beoordeling daarvan.

5.      De beslissing

De kamer van toezicht

verklaart klaagster niet ontvankelijk in haar bij gelegenheid van de mondelinge behandeling op 30 mei 2012 als hiervoor gewijzigde klacht tegen oud-notaris mr. [naam], voornoemd.

Deze beslissing is gegeven op 6 juni 2012 door mrs. P.P.M.H. van Hooff, plaatsvervangend voorzitter, H. Quispel, L.J.M. Teunissen, leden, M.L. Trippenzee-Braaksma en C.M. van Poppel, plaatsvervangend leden, in tegenwoordigheid van A.C.L.M. de Jong, secretaris, en in het openbaar uitgesproken.

--

Voor eensluidend afschrift,

de secretaris van de kamer van toezicht over

de notarissen en kandidaat-notarissen te Breda.

Tegen deze beslissing kan binnen 30 dagen na de dag van verzending van de brief waarbij de beslissing is toegezonden hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.