ECLI:NL:TNOKASS:2012:YC0926 Kamer van toezicht Assen KvT 01/2011

ECLI: ECLI:NL:TNOKASS:2012:YC0926
Datum uitspraak: 16-07-2012
Datum publicatie: 28-03-2012
Zaaknummer(s): KvT 01/2011
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Betrokkenheid kandidaat-notaris bij afwikkeling nalatenschap. Klacht ongegrond.

 

                                                        Kamer van Toezicht

                               over de notarissen en kandidaat-notarissen te Assen

Kv.T. nr. 01/2011

1e blad.

Beslissing van de Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Assen, gegeven op de klacht van:

[klaagster], wonende te [A],

hierna te noemen: klaagster,

advocaat mr. M.J. Blokzijl, vertegenwoordigd door mr. W. Anthons,

tegen

[kandidaat-notaris], kandidaat-notaris te [B],

hierna te noemen: de kandidaat-notaris.

  1. De procedure.

Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:

-          de brief d.d. 18 april 2011 met bijlage van klaagster;

-          de klacht d.d. 22 december 2011, ingediend door mr. M.J. Blokzijl namens klaagster;

-          de brief d.d. 25 januari 2012 van de kandidaat-notaris;

-          de brief d.d. 23 maart 2012 met bijlagen van mr. M.J. Blokzijl namens klaagster;

-          de brief d.d. 16 april 2012 van de kandidaat-notaris;

-          de mondelinge behandeling op 23 mei 2012, alwaar verschenen zijn klaagster, bijgestaan door mr. W. Anthons, en de kandidaat-notaris.

  1. De feiten.

2.1.      Klaagster was op huwelijkse voorwaarden, welke uitsluiting van iedere gemeenschap van goederen inhielden, gehuwd met [echtgenoot] (hierna: [echtgenoot]).

2.2.      Op 17 mei 2010 heeft [echtgenoot] ten overstaan van notaris [C] een testament doen opmaken. In dat testament is zijn dochter [D] tot enig erfgename benoemd. Tot uitvaartexecuteur werd klaagster benoemd en, indien zij de benoeming niet zou aanvaarden of kunnen aanvaarden, de Stichting [E]. Voormelde Stichting werd tevens benoemd tot beheerexecuteur. De uitvaartexecuteur is het beheer over de goederen van de nalatenschap en de bevoegdheid om schulden te voldoen ontzegd.

Ook klaagster heeft een testament laten opstellen.

2.3.      [echtgenoot] is op 1 augustus 2010 overleden. Dit overlijden is op 3 augustus 2010 gemeld aan het notariskantoor [C]. De melding werd gedaan aan notaris [C]. Klaagster heeft haar gevraagd om brieven te sturen aan de ex-vrouw en kinderen van [echtgenoot], ten aanzien van wie was bepaald dat zij niet op de crematie mochten komen.

2.4.      Op 12 augustus 2010 heeft klaagster aan de kandidaat-notaris diverse stukken ten behoeve van het dossier overhandigd. De kandidaat-notaris heeft aan de orde gesteld dat er nog nota's openstonden en om betaling daarvan verzocht. Op vragen van klaagster heeft de


kandidaat-notaris aangegeven dat klaagster zich niet met de afwikkeling van nalatenschap moest bezighouden.

2.5.      De kandidaat-notaris is als boedelnotaris opgetreden voor de dochter [echtgenoot]. Uit een taxatie bleek dat de opbrengst van zijn inboedelgoederen niet voldoende zou zijn om de schulden te voldoen. Nadat de dochter van [echtgenoot] de nalatenschap in oktober 2010 had verworpen, heeft de kandidaat-notaris klaagster op 21 oktober 2010 aangeschreven met de vraag of zij de nalatenschap wenste te aanvaarden. Daarbij is klaagster geadviseerd om dat beneficiair te doen, omdat zij anders de schulden geheel zou moeten voldoen. In die brief is ook aangegeven dat de notaris de functie van executeur niet op voorhand aanvaardt, omdat eerst gesproken moest worden over de wijze waarop de nota zou worden voldaan. De kandidaat-notaris verzoekt daarnaast op korte termijn betaling van nog openstaande nota's, waarbij het om een bedrag van € 892,17 zou gaan.

2.6.      Klaagster heeft de kandidaat-notaris laten weten dat zij de nalatenschap beneficiair wilde aanvaarden. Op 12 november 2010 heeft de kandidaat-notaris het volgende aan klaagster geschreven:

"Voor wat betreft de aanvaarding door ons kantoor van de benoeming tot executeur is het zo dat de werkzaamheden eerst zullen aanvangen, nadat onze volledige openstaande nota's zijn voldaan. daarnaast verlangen wij een voorschot van € 500,00 om de kosten die tot op heden gemaakt zijn en de eerste aanloopkosten te bestrijden."

In de daaropvolgende brief van 24 november 2010 schrijft de kandidaat-notaris:

"Het bedrag voor de boedelafwikkeling is door ons ontvangen. De openstaande nota's zijn nog niet geheel voldaan. De werkzaamheden zullen niet eerder aanvangen, dan nadat ook dit bedrag is voldaan. Het gaat nog om een bedrag van € 532,92. …"

2.7.      De advocaat van klaagster heeft de kandidaat-notaris op 8 december 2010 een brief gestuurd waarin wordt aangegeven dat klaagster van oordeel is dat zij heeft verzuimd zich als goed executeur te gedragen, om informatie wordt verzocht en rechtmaatregelen worden aangekondigd voor het geval niet binnen twee weken een bevredigende reactie wordt ontvangen. Verder wordt aangegeven dat de kandidaat-notaris paulianeus en klachtwaardig handelt door van klaagster betaling te verlangen van nota's die op naam van [echtgenoot] staan. Tot slot wordt opgemerkt dat nog geen akte van beneficiaire aanvaarding is opgemaakt, en is verzocht om het daarvoor betaalde voorschotbedrag binnen drie dagen op grond van ongerechtvaardigde verrijking aan klaagster terug te storten.

De kandidaat-notaris heeft klaagster daarna bericht dat besloten is om de executele niet te aanvaarden. Als reden wordt genoemd dat het contact verstoord is, waardoor het voor de notaris niet mogelijk is om het werk goed en zorgvuldig te voldoen.

  1. De klachten.

Klaagster heeft een aantal klachten geformuleerd. De kern van de klachten betreft de handelwijze door de kandidaat-notaris ten aanzien van de openstaande nota’s. Deze nota’s waren niet voor klaagster en aan haar werd ook geen duidelijkheid verschaft omtrent die nota’s. Bij elk contact dat er tussen klaagster en de kandidaat-notaris was, werd er ondanks de emotionele toestand waarin klaagster verkeerde, over betaling van de openstaande nota’s gesproken, hetgeen zij als zeer onaangenaam ervoer. Naar de mening van klaagster stond die betaling los van de afwikkeling van de nalatenschap.


Daarnaast was er sprake van een slechte communicatie tussen klaagster en de kandidaat-notaris. Naar de mening van klaagster heeft de kandidaat-notaris veel onduidelijkheden laten bestaan. Voorts heeft de kandidaat-notaris handelingen verricht en uitlatingen gedaan waaruit klaagster afleidde dat het notariskantoor [C] de nalatenschap van [echtgenoot] afwikkelde en dat zij als beheerexecuteur fungeerde. Aan klaagster is nooit duidelijk gemaakt wat haar rol was bij de afwikkeling van de nalatenschap.

Klaagster is van mening dat de kandidaat-notaris zich ten onrechte aan de verplichtingen als beheerexecuteur heeft onttrokken en bovendien op onbetamelijke wijze steeds weer heeft geprobeerd betaling te verkrijgen van openstaande nota's van [echtgenoot].

  1. Het verweer.

De kandidaat-notaris heeft onder meer aangevoerd dat het notariskantoor de benoeming tot executeur in het testament van aanvang af niet heeft aanvaard. Klaagster was geen erfgename van [echtgenoot] en het kantoor heeft van haar geen opdracht aanvaard om de nalatenschap af te wikkelen. Het kantoor is opgetreden als boedelnotaris voor [echtgenoot] erfgename, zijn dochter uit een eerder huwelijk. Complicerende factor was dat deze niet op de hoogte was van [echtgenoot] financiële situatie en bedenktijd wilde alvorens te besluiten of zij de nalatenschap wilde aanvaarden. In de eerste periode na het overlijden zijn er vele gesprekken met klaagster gevoerd, waarbij is geadviseerd dat zij zich niet met de afwikkeling van de nalatenschap zou bezig houden. Dit omdat onduidelijk was of de nalatenschap positief zou zijn en of de dochter van [echtgenoot] als erfgename wilde optreden. Nadat klaagster beneficiair had aanvaard, is vanwege het inmiddels ontstane gebrek aan vertrouwen besloten om de benoeming tot executeur niet te aanvaarden. De kandidaat-notaris stelt vast dat zij haar best heeft gedaan om het vertrouwen te herstellen en zo goed mogelijk met klaagster te communiceren, maar dat dit mogelijk niet geheel goed is verlopen. Zij wijt dat mede aan de grote emotie die het overlijden van [echtgenoot] voor klaagster heeft veroorzaakt.

Ten aanzien van de nota's voert de kandidaat-notaris aan dat er openstaande nota’s waren voor het opstellen van de huwelijkse voorwaarden en de testamenten van klaagster en [echtgenoot]. Klaagster heeft destijds toegezegd ook de nota's op naam van [echtgenoot] te zullen voldoen.

  1. De beoordeling.

De Kamer van Toezicht ziet zich voor de vraag gesteld of de kandidaat-notaris bij haar werkzaamheden inzake de nalatenschap van [echtgenoot], jegens klaagster tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. Zij overweegt hieromtrent als volgt.

Ingevolge artikel 98 lid 1 van de Wet op het notarisambt zijn notarissen en

kandidaat-notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij met de zorg die zij als notarissen of kandidaat-notarissen behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. Daarnaast bepaalt artikel 1 van de Verordening beroeps- en gedragsregels dat een notaris zich in de uitoefening van zijn beroep en daarbuiten zodanig gedraagt dat de eer en het aanzien van het notariaat niet worden of kunnen worden geschaad.


De Kamer van Toezicht stelt voorop dat zij slechts ingaat op de klachten die het handelen van de kandidaat-notaris zelf betreft. Wat er is gebeurd met het verzoek van klaagster aan het kantoor van notaris [C] om brieven te sturen aan de ex-echtgenote en kinderen van [echtgenoot] (wat volgens de kandidaat-notaris overigens wel is gedaan), zal, nu gesteld noch gebleken is dat de kandidaat-notaris ter zake een verwijt kan worden gemaakt, verder onbesproken worden gelaten.

Omtrent het verwijt dat de kandidaat-notaris zich niet heeft gedragen als een goed executeur en zich ten onrechte heeft onttrokken aan de verplichtingen die zij uit dien hoofde had, overweegt de Kamer van Toezicht het volgende.

Vaststaat dat klaagster door [echtgenoot] niet was aangewezen als erfgename. Dat betekent dat zij tot het moment waarop de dochter van [echtgenoot] de nalatenschap verwierp en klaagster deze beneficiair aanvaardde, in juridische zin geen rol vervulde bij de afwikkeling daarvan. Het notariskantoor was dan ook in zoverre niet gehouden om aan verzoeken van klaagster met betrekking tot de nalatenschap te voldoen of om aan haar verantwoording af te leggen. De kandidaat-notaris heeft klaagster er dan ook terecht op gewezen dat zij zich niet met de afwikkeling diende bezig te houden. Dat klaagster ook schuldeiser van de boedel was leidt niet tot een ander oordeel, aangezien niet gebleken is dat klaagster de kandidaat-notaris in die hoedanigheid heeft verzocht om werkzaamheden voor haar te verrichten. De kandidaat-notaris had, zoals zij zelf stelde, een en ander mogelijk (nog) beter aan klaagster kunnen en moeten uitleggen, maar uit hetgeen naar voren is gebracht volgt niet dat sprake is geweest van klachtwaardig gedrag.

De notaris heeft aangegeven dat zij de benoeming tot executeur nimmer heeft aanvaard, en

- totdat deze de nalatenschap verwierp - slechts als boedelnotaris van de dochter van [echtgenoot] is opgetreden. In de brieven die de notaris in oktober en november 2010 aan klaagster heeft gezonden, is klaagster ook meegedeeld dat het kantoor de benoeming pas zou aanvaarden als duidelijk zou zijn hoe de werkzaamheden werden betaald en de openstaande nota's waren voldaan. Indien klaagster meent dat de bepaling in het testament voldoende was om het notariskantoor die taak op te leggen is dat onjuist: degene die als executeur wordt benoemd, wordt dat pas indien hij die benoeming heeft aanvaard (artikel 4:143 lid 1 BW).

Uit de stukken en de toelichting van partijen blijkt niet dat de aanvaarding op enig moment heeft plaatsgevonden. Dat de kandidaat-notaris in overleg met de dochter van [echtgenoot] opdracht heeft gegeven voor een taxatie is daarvoor onvoldoende, en aangezien klaagster de kandidaat-notaris verwijt dat zij niet adequaat is opgetreden moet worden aangenomen dat zij zich ook feitelijk niet als executeur heeft gedragen.

Hoewel voorstelbaar is dat de (passieve) situatie voor klaagster de nodige onrust en onzekerheid heeft meegebracht, kan gelet op een en ander niet worden gezegd dat de kandidaat-notaris tegenover klaagster een op haar rustende zorgplicht heeft geschonden.

Dat de kandidaat-notaris eind december 2010 heeft laten weten dat het kantoor de benoeming tot executeur niet zou aanvaarden, is naar het oordeel van de Kamer van Toezicht evenmin klachtwaardig. De kandidaat-notaris heeft toegelicht dat er een zodanige vertrouwensbreuk was ontstaan, dat dit niet verstandig en werkbaar leek. Gelet op de inhoud van de brief die klaagsters advocaat op 8 december 2010 aan de kandidaat-notaris heeft gezonden en de verwijten die klaagster de kandidaat-notaris in deze klachtprocedure maakt, is de Kamer van Toezicht van oordeel dat zij dit in redelijkheid heeft kunnen besluiten.

Het feit dat de kandidaat-notaris eerder had laten weten de benoeming pas te zullen aanvaarden indien een voorschot op de afwikkelingskosten zou worden voldaan en


openstaande nota's zouden zijn betaald, is op zichzelf ook niet laakbaar. Een (kandidaat-) notaris is in het algemeen niet gehouden om taken en werkzaamheden op zich te nemen, indien voor de voldoening daarvan onvoldoende zekerheid wordt verschaft en de betrokken erfgenaam nog nota's open heeft staan.

Van klachtwaardig gedrag is wel sprake indien de kandidaat-notaris er op heeft aangedrongen dat klaagster ook openstaande nota's van [echtgenoot] zou betalen en dit als voorwaarde heeft gesteld om de executele te aanvaarden. Op klaagster, die beneficiair had aanvaard, rustte immers niet verplichting om schulden van [echtgenoot] te voldoen.

Gelet op hetgeen de kandidaat-notaris hierover heeft aangevoerd, is echter onduidelijk of zij dat heeft gedaan. De nota's voor het opstellen van de huwelijkse voorwaarden en het testament van [echtgenoot] stonden volgens haar weliswaar op naam van [echtgenoot], maar vanwege zijn precaire financiële positie zou klaagster bij het opstellen van die stukken mondeling hebben toegezegd dat zij voor betaling daarvan zou zorgen. Indien dat het geval is - wat voor de Kamer van Toezicht niet is na te gaan - mocht de notaris van klaagster ook betaling van die nota verlangen.

De Kamer van Toezicht zal de klacht daarom ongegrond verklaren.

De beslissing.

De Kamer van Toezicht:

verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. P.J. Duinkerken, voorzitter, mrs. M.E. van Rossum, J.F.H. de Jong Posthumus en J. Tillema, leden, mr. N.Th. Vink, plaatsvervangend lid, in tegenwoordigheid van H. Takens, plaatsvervangend secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2012 door de voorzitter.

                                                                                  P.J. Duinkerken,

                                                                                  voorzitter

De plaatsvervangend secretaris is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.

Binnen dertig dagen na de dag van verzending van de aangetekende brief waarin van bovenstaande beslissing wordt kennisgegeven, kan hoger beroep tegen deze beslissing worden ingesteld. Dit dient te geschieden door middel van een verzoekschrift bij de griffie van het Gerechtshof te Amsterdam, Prinsengracht 436, correspondentieadres: Postbus 1312, 1000 BH  Amsterdam.