ECLI:NL:TNOKASS:2012:YC0770 Kamer van toezicht Assen 3/2011

ECLI: ECLI:NL:TNOKASS:2012:YC0770
Datum uitspraak: 27-03-2012
Datum publicatie: 17-04-2012
Zaaknummer(s): 3/2011
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: De notaris wordt verweten dat hij als bewindvoerder van neef ook het testament van neef heeft opgesteld en gepasseerd en dat hij de wilsbekwaamheid van neef onvoldoende heeft beoordeeld. Klacht ongegrond.

 

                                                        Kamer van Toezicht

                               over de notarissen en kandidaat-notarissen te Assen


K.v.T.-klachtnr. 3/2011

1e blad

Beslissing van de Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Assen, gegeven op de klacht van:

                        [A],

                        wonende te [B],

                        hierna: klager,

                        gemachtigde: mr. J.G. Besling, advocaat te Assen,

                                   tegen

                        [notaris],

                        notaris te [C],

                        hierna: de notaris

OVERWEGINGEN

1.         De procedure

1.1.            Bij brief van 23 mei 2011, desgevraagd door de Kamer van Toezicht aangevuld bij brieven

van 6 juni en 12 juli 2011, heeft klager een klacht ingediend tegen de notaris.

1.2.            Bij schrijven van 28 juli 2011 heeft de notaris zijn reactie op de klacht

gegeven.

1.3              Klager heeft bij brief van 23 november 2011 gereageerd op de reactie van de notaris.

1.4       De notaris heeft bij brief van 20 december 2011 een reactie ingediend op de reactie van klager van 23 november 2011.

1.5       Bij brief van 9 februari 2012 heeft klager aanvullende stukken overgelegd.

1.6       De behandeling van de klacht heeft plaatsgevonden ter openbare zitting van de Kamer van

Toezicht van 15 februari 2012. Zowel klager en zijn gemachtigde als de notaris waren daarbij aanwezig.

2.         De feiten

2.1       Klager is een neef van wijlen de heer [D].

2.2       Op 17 november 2006 hebben familieleden van de heer [D] een verzoekschrift tot onderbewindstelling van de heer [D] bij de rechtbank ingediend en verzocht om klager samen met een van de andere familieleden als bewindvoerders te benoemen. Op 21 november 2006 heeft

 K.v.T.-klachtnr. 3/2011

2e blad

de heer [D] zelf ook een verzoek tot instelling van een bewind over zijn goederen aan de rechtbank gericht, en daarbij verzocht om de notaris als bewindvoerder te benoemen. De rechtbank heeft op 22 januari 2007, zoals verbeterd bij beschikking van 19 februari 2007 de heer [D] onder bewind gesteld en de notaris benoemd tot bewindvoerder.

2.3.      De heer [D] is op enig moment in verzorgingscentrum [E] in [C] gaan wonen. Van de kant van [E] kwam het verzoek om ook een mentor te benoemen. De heer [D] heeft de notaris te kennen gegeven dat hij mevrouw [F], met wier gezin hij al jaren lang een intensief contact onderhield, als zijn mentor wenste. Daarnaast heeft hij de notaris verzocht om een nieuw testament op te maken.

De notaris heeft met het oog hierop aan de heer drs. [G], niet-behandeld arts te [H], gevraagd om de heer [D] te onderzoeken en aan te geven of de heer [D] naar zijn mening voldoende in staat moest worden geacht om één en ander te kunnen overzien en begrijpen.

2.4       De arts heeft op 3 februari 2009 twee medische verklaringen afgegeven. In de eerste verklaring geeft hij aan dat de heer [D] niet in staat kan worden geacht zijn persoonlijke belangen te behartigen, maar duidelijk wel in staat is om een uitspraak te doen over de door hem gewenste mentor. In de tweede verklaring schrijft de arts dat de heer [D] op grond van onderzoek handelingsbekwaam kan worden beschouwd met betrekking tot het laten opstellen van zijn testament.

2.5       De notaris heeft vervolgens een testament opgesteld en dit op 5 februari 2009 gepasseerd. In dit testament zijn de heer [F] en mevrouw [F] tot erfgenamen benoemd. De heer [D] had al tweemaal eerder een testament laten opmaken, waarin klager ook niet als begunstigde was genoemd.

Op 10 maart 2009 heeft de rechtbank mevrouw [F] tot mentor van de heer [D] benoemd.

2.6       De heer [D] is op 11 april 2011 overleden.

3.         De klacht

            Ter zitting is de klacht gespecificeerd tot het standpunt dat de notaris als bewindvoerder over de goederen van de heer [D] niet tevens het testament van de heer [D] had mogen opstellen en passeren, dan wel hier te lichtvaardig toe is overgegaan. Klager stelt in dit verband dat de heer [D] onvoldoende in staat was zijn wil te bepalen: de heer [D] kon niet lezen en schrijven, had op een sociale werkplaats gewerkt en stond sterk onder de invloed van mevrouw [F]. Klager stelt verder dat sprake is van een schending van het recht of de openbare orde als bedoeld in artikel 21 tweede lid van de Wet op het notarisambt (Wna) en een schending van de in acht te nemen onafhankelijkheid, onpartijdigheid en zorgvuldigheid als bedoeld in artikel 17 Wna. Klager vindt dat de notaris zich niet aan het protocol beoordeling wilsbekwaamheid heeft gehouden en onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de vraag of de heer [D] zijn wil voldoende kon bepalen. Temeer omdat het hem bekend was dat de invloed van mevrouw [F] op de heer [D], voor verzoeker en andere verwanten destijds de aanleiding was om de onderbewindstelling te verzoeken.

4.         Het verweer

            De notaris stelt dat het feit dat hij tevens bewindvoerder van de heer [D] was, niet meebrengt dat bij het opstellen en passeren van het testament sprake is geweest van een tegenstrijdig belang. De notaris is ook zorgvuldig te werk gegaan: voordat hij het testament heeft gepasseerd heeft hij een onafhankelijke huisarts laten beoordelen of de heer [D] in staat was om zijn wil te bepalen. Het antwoord van de arts laat zich niet anders lezen dan dat hij de heer [D] daartoe voor wat betreft zijn testament in staat achtte. Volgens de notaris was de heer [D] standvastig in zijn visie op zijn familie: hij wilde hen niet als bewindvoerder noch als mentor. Ook was hij standvastig in zijn nalatenschapswens. Van ongewenste invloed van de familie [F] hierbij is de notaris niet gebleken.

K.v.T.-klachtnr. 3/2011

3e blad

5.         De beoordeling

5.1       De Kamer van Toezicht ziet zich gesteld voor de vraag of de notaris tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld en overweegt hieromtrent als volgt.

5.2       Ingevolge artikel 98 lid 1 van de Wet op het notarisambt zijn notarissen en

kandidaat-notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij met de zorg die zij als notarissen of kandidaat-notarissen behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris of kandidaat-notaris niet betaamt.

5.3              Op grond van artikel 21 tweede lid Wna is de notaris, voor zover thans van belang,

verplicht zijn dienst te weigeren wanneer naar zijn redelijke overtuiging de werkzaamheid die van hem verlangd wordt leidt tot strijd met het recht of de openbare orde.

5.4              De Kamer van Toezicht overweegt in de eerste plaats dat er geen wettelijke belemmering

is om als notaris die ook als bewindvoerder is aangesteld een testament op te stellen en te passeren. Voorts stelt de Kamer van Toezicht vast dat onderbouwd noch gebleken is dat het passeren van het testament door de notaris in dit geval in strijd is met de openbare orde.

5.5              In artikel 17 eerste lid van de Wna is bepaald dat de notaris zijn ambt uitoefent in

onafhankelijkheid en de belangen van alle bij de rechtshandeling betrokken partijen op onpartijdige wijze en met de grootst mogelijke zorgvuldigheid behartigt.

5.6              Klager heeft gesteld dat de notaris onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de vraag of

de heer [D] gelet op zijn geestelijke toestand in staat was om zijn wil te bepalen en te solistisch te werk is gegaan. De Kamer van Toezicht volgt deze stelling van klager niet. De Kamer van Toezicht overweegt dat de notaris voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij gedurende een langere periode meerdere gesprekken met de heer [D] heeft gevoerd over zijn wens met betrekking tot zijn nalatenschap. Het was voor de notaris duidelijk dat klager standvastig was in zijn wens. Voorts stelt de Kamer van Toezicht vast dat de notaris alvorens over te gaan tot aktepassering een medische verklaring van een onafhankelijke arts heeft gevraagd. Deze arts heeft op 3 februari 2009 verklaard: “Op grond van onderzoek verklaar ik dat de heer [D] handelingsbekwaam kan worden beschouwd met betrekking tot het laten opstellen van zijn testament.” Het beroep van klager op onjuiste juridische terminologie van de arts kan er naar het oordeel van de Kamer van Toezicht niet aan afdoen dat deze medische verklaring niet anders kan worden gelezen dan dat de heer [D] in staat was om zijn wil te bepalen met betrekking tot het maken van een testament. In dit kader overweegt de Kamer van Toezicht voorts dat de arts wist voor welk doel de notaris de verklaring nodig had.

Ten slotte overweegt de Kamer van Toezicht dat niet is gesteld noch gebleken dat er van de zijde van de notaris sprake is geweest van belangenverstrengeling.

5.7       Gelet op het voorgaande is de Kamer van Toezicht van oordeel dat niet is gebleken van enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen van de zijde van de notaris met betrekking tot het opstellen en passeren van het testament van de heer [D]. De Kamer van Toezicht zal de klacht dan ook ongegrond verklaren.

K.v.T.-klachtnr. 3/2011

4e blad

BESLISSING

De Kamer van Toezicht verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. P.J. Duinkerken, voorzitter, mrs. M.E. van Rossum, J.F.H. de Jong Posthumus en J. Tillema, leden, en mr. N.Th. Vink, plaatsvervangend lid, in tegenwoordigheid van mr. M.J.C. ten Hoopen, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2012 door de voorzitter.

mr. M.J.C. ten Hoopen,                                                                     mr. P.J. Duinkerken,  

secretaris.                                                                               voorzitter.

Binnen dertig dagen na de dag van verzending van de aangetekende brief waarin van bovenstaande beslissing wordt kennisgegeven, kan hoger beroep tegen deze beslissing worden ingesteld. Dit dient te geschieden door middel van een verzoekschrift bij de griffie van het Gerechtshof te Amsterdam, Prinsengracht 436, correspondentieadres: Postbus 1312, 1000 BH  Amsterdam.