ECLI:NL:TNOKARN:2012:YC0878 Kamer van toezicht Arnhem 07.831/2012/11

ECLI: ECLI:NL:TNOKARN:2012:YC0878
Datum uitspraak: 18-10-2012
Datum publicatie: 02-11-2012
Zaaknummer(s): 07.831/2012/11
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie:   Verzet. Klager heeft de gronden van de voorzittersbeslissing niet betwist, maar gepersisteerd bij zijn klacht. Klager heeft daarmee niets aangevoerd dat maakt dat de voorzittersbeslissing niet in stand kan blijven. Verzet ongegrond.

KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-                                             

                                               NOTARISSEN TE ARNHEM                               

Kenmerk: 07.831/2012/11

Beslissing van de voorzitter van de Kamer van Toezicht te Arnhem op de klacht van

[…]

wonende te […],

klager,

tegen

[…]

oud- notaris te […].

Partijen zullen verder klager en de notaris worden genoemd.

1. De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:

-         een brief met bijlagen van 12 februari 2012 van klager;

-         een brief met bijlagen van 14 februari 2012 van klager;

-         een brief van de secretaris van de Kamer van Toezicht aan klager, gedateerd 16 februari 2012;

-         een brief met bijlagen van 23 februari 2012 van klager;

-         een brief van de secretaris van de Kamer van Toezicht aan klager, gedateerd 2 maart 2012;

-         een brief met bijlage van 5 maart 2012 van klager;

-         een brief met bijlage van 26 maart 2012 van klager.

2. De feiten

2.1               Op 2 juli 2011 is [A], hierna te noemen: erflaatster, op 84-jarige leeftijd overleden. Klager is één van de twee broers van erflaatster.

2.2               Erflaatster heeft op 11 januari 1995 een testament gemaakt, welk testament door haar overlijden rechtskracht heeft gekregen.

2.3               De notaris is met ingang van 31 maart 2001 gedefungeerd. Hij is opgevolgd door [B].

3. De klacht

Klager verwijt de notaris dat hij het testament van erflaatster voor ieder verborgen heeft weten te houden, klager over de inhoud van het testament heeft misleid en met misbruik van wetbepalingen de erfenis van erflaatster in bezit heeft genomen. Klager acht het voorts beschamend en juridisch verwerpelijk dat niet de opvolger van de notaris, maar een andere notaris de verklaring van executele heeft afgegeven.

4. Het beoordelingskader

Ingevolge het bepaalde in artikel 99 lid 2 Wet op het Notarisambt is de voorzitter van de Kamer bevoegd na een summier onderzoek de klacht terstond bij een met redenen omklede beslissing af te wijzen indien hij van oordeel is dat de klacht kennelijk niet-ontvankelijk, dan wel kennelijk ongegrond is of van onvoldoende gewicht. De voorzitter overweegt als volgt.

5. De stellingen van klager

5.1               Uit de stellingen van klager maakt de voorzitter het navolgende op.

5.2               In 1984 heeft erflaatster voor notaris [C] te [D] een testament gemaakt. In dat testament had erflaatster de firma [E] tot erfgenaam benoemd.

5.3               Op 10 maart 1989 is binnen de [A] een overeenkomst opgesteld, waarbij erflaatster, klager en de moeder van klager betrokken waren. Klager stelt dat partijen met deze familieovereenkomst beoogden om het testament van erflaatster dat zij te [D] had gemaakt teniet te doen.

5.4               Klager heeft omstreeks 1995 contact met de notaris opgenomen teneinde erflaatster een nieuw testament te laten opmaken. Klager heeft de notaris richtlijnen verstrekt met betrekking tot de inhoud van dit door erflaatster te maken testament. Het was klagers bedoeling dat de inhoud van het door erflaatster te maken testament overeenstemde met de familieovereenkomst uit 1989.

5.5               Een en ander heeft ertoe geleid dat erflaatster op 11 januari 1995 ten overstaan van de notaris een nieuw testament heeft gemaakt. De voorzitter begrijpt dat dit testament inhoudt dat er een making is gedaan ten behoeve van de firma [E], dat de notaris is benoemd tot testamentair-executeur en dat klager en zijn broer zijn onterfd.

5.6               Na het overlijden van erflaatster is klager op 15 juli 2011 telefonisch door de notaris van de inhoud van het testament op de hoogte gebracht. In augustus 2011 heeft klager een kopie van het testament van erflaatster in zijn bezit gekregen.

5.7               Klager stelt dat erflaatster zwaar geestesziek was. Hij verwijst daartoe naar een foto van zijn zuster, welke foto in 1995 zou zijn genomen. Reeds in 1960-1961 was er sprake van dat erflaatster opgenomen zou worden in een psychiatrisch ziekenhuis. Dit is uiteindelijk pas in 1991 gebeurd, toen erflaatster gedwongen werd opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis in Wolfheze. Het is de voorzitter niet bekend hoe lang zij aldaar gewoond heeft.

5.8               Volgens klager had erflaatster wel heldere momenten, in ieder geval tijdens klagers bezoek aan haar op 25 december 1997.

6. De beoordeling van de klacht

6.1               Ten aanzien van het verwijt van klager dat de notaris het testament van erflaatster voor ieder verborgen heeft weten te houden, overweegt de voorzitter dat het een notaris in geen enkel opzicht vrij staat om mededelingen te doen over de inhoud van een testament voordat degene die het testament heeft gemaakt is overleden. Immers, een testament kan tijdens leven worden herroepen en verkrijgt pas door het overlijden rechtskracht. Dat de notaris tot het overlijden van erflaatster haar testament voor ieder verborgen heeft gehouden, zoals klager stelt, is dus terecht. Dit onderdeel van de klacht acht de voorzitter ongegrond.

6.2               Ten aanzien van het verwijt dat de notaris klager over de inhoud van het testament heeft misleid, overweegt de voorzitter dat de wet in artikel 4 lid 2 boek 4 Burgerlijk Wetboek bepaalt dat een overeenkomst strekkende tot beschikking over nog niet opengevallen nalatenschappen nietig is. Het Burgerlijk Wetboek dat in 1995 gold bevatte een vergelijkbare bepaling. Dat de notaris is voorbij gegaan aan de inhoud van genoemde familieovereenkomst uit 1989, voor zover hij daarvan op de hoogte is geweest en wat de inhoud van die overeenkomst ook moge zijn, acht de voorzitter daarom juist. Dat de notaris op 6 april 1995 telefonisch jegens klager over de inhoud van het testament zou hebben verklaard dat “klager gerust kon zijn inzake ‘Spendereien’ richting [G]” acht de voorzitter, gelet op de geheimhoudingsplicht van een notaris, niet zonder meer aannemelijk en moet voor rekening van klager komen. Dit onderdeel van de klacht acht de voorzitter ongegrond.

6.3               Ten aanzien van het klachtonderdeel dat de notaris met misbruik van wetbepalingen de erfenis in bezit heeft genomen, stelt de voorzitter vast dat klager dit verwijt niet heeft toegelicht of onderbouwd. Het is dus niet duidelijk op welke wetsbepalingen klager doelt en op welke wijze de notaris hiervan misbruik zou hebben gemaakt. Overigens kan op grond van de Wet op het notarisambt uitsluitend worden geklaagd over gedragingen van een notaris die zijn gedaan gedurende de periode dat hij notaris was. Dit onderdeel van de klacht acht de voorzitter eveneens ongegrond. Ten aanzien van het bezit van de nalatenschap overweegt de voorzitter dat het onder het erfrecht zoals dat gold in 1995 gebruikelijk was dat een erflater een testamentair-executeur de macht van inbezitneming van de nalatenschap toekende.

6.4               Tot slot treft het klachtonderdeel dat ziet op het afgeven van een verklaring van executele door een andere notaris dan de opvolger van de notaris geen doel, nu de notaris in zijn hoedanigheid van executeur-testamentair opdracht heeft gegeven om een verklaring van executele af te geven en niet in zijn hoedanigheid van notaris. Overigens staat het een testamentair-executeur vrij om welke notaris dan ook opdracht te geven om een dergelijke verklaring op te maken.

7. De beslissing

De voorzitter van de Kamer van Toezicht verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. D.A. van Steenbeek, plaatsvervangend voorzitter, op 29 maart 2012.

CvS

KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-                                             

                                               NOTARISSEN TE ARNHEM                               

Kenmerk: 07.831/2012/11

Beslissing van de Kamer van Toezicht te Arnhem op de klacht van

[…]

wonende te […],

tegen

[…],

oud-notaris te […].

Partijen zullen verder klager en de notaris worden genoemd.

1. De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:

-      de brief met bijlagen van klager van 12 februari 2012, waarin de klacht tegen de notaris is neergelegd;

-      de brief met bijlagen van klager van 14 februari 2012

-      de brief van de secretaris van de Kamer aan klager van 16 februari 2012

-      de brief met bijlagen van klager van 23 februari 2012

-      de brief van de secretaris van de Kamer aan klager van 2 maart 2012

-      de brief met een bijlage van klager van 5 maart 2012

-      de brief met een bijlage van klager van 26 maart 2012

-      de voorzittersbeslissing van 29 maart 2012 waarin is geoordeeld dat klager de klacht kennelijk ongegrond is

-      de brief met een bijlage van klager van 10 april 2012 waarmee verzet is gedaan tegen de voorzittersbeslissing;

-      de brief van klager van 7 mei 2012;

-      de mondelinge behandeling van het verzet op 30 augustus 2012, waarbij zijn verschenen klager alsmede diens echtgenote [A].

2. De feiten

2.1.        [A] (hierna: ‘[A]’) is op 2 juli 2011 op 84-jarige leeftijd overleden. Klager is één van de twee broers van [A].

2.2.        [A] heeft op 11 januari 1995 een testament laten opmaken, welk testament door haar overlijden rechtskracht heeft gekregen. Het testament is opgemaakt door de notaris. De notaris is per 31 maart 2001 gedefungeerd.

3. Het verzet

3.1.        Klager verwijt de notaris dat deze het testament van [A] verborgen houdt, klager over de inhoud van het testament heeft misleid en met misbruik van wettelijke bepalingen de erfenis van [A] in bezit heeft genomen. Klager acht het voorts beschamend en juridisch verwerpelijk dat niet de opvolger van de notaris, maar een andere notaris de verklaring van executele heeft afgegeven. Klager stelt dat de voorzitter in de beslissing van 29 maart 2012 ten onrechte heeft geoordeeld dat zijn klacht kennelijk ongegrond is.

4. De beoordeling van het verzet

4.1.        Het verzet is tijdig gedaan.

4.2.        De voorzitter heeft in de beslissing van 29 maart 2012 geoordeeld dat de klacht kennelijk ongegrond is. De voorzitter heeft zijn beslissing gebaseerd op de door hem vastgestelde feiten en omstandigheden als weergegeven in de overwegingen 5.1 tot en met 5.8. Deze feiten en omstandigheden zijn in deze procedure niet door klager weersproken en evenmin is anderszins gebleken dat daarvan bij de beoordeling van het verzet niet kan worden uitgegaan.

4.3.        Klager heeft de gronden van de beslissing niet betwist, doch gepersisteerd bij zijn klacht. Klager heeft daarmee niets aangevoerd, en ook overigens is niets gebleken, dat maakt dat de beslissing van de voorzitter niet in stand kan blijven. Naar het oordeel van de Kamer kunnen voornoemde, onweersproken gebleven, feiten en omstandigheden de beslissing van de voorzitter dragen. Het door klager gedane verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de Kamer van 29 maart 2012 is naar het oordeel van de Kamer dan ook ongegrond.

4.4.        Klager heeft ter zitting aangevoerd zich gegriefd te voelen door het gestelde in de laatste zin van overweging 6.2 van de voorzitterbeslissing, waarin is opgenomen dat de stelling van klager over een uitspraak die door de notaris zou zijn gedaan “voor rekening van klager” komt. De Kamer overweegt daarover ten overvloede dat die zinsnede kennelijk aldus moet worden verstaan dat niet kan worden vastgesteld of de door klager gestelde de uitspraak door de notaris is gedaan en niet, zoals klager mogelijk meent, dat geoordeeld is dat klager onwaarheid spreekt.

5. De beslissing

De Kamer van Toezicht

verklaart het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter van 29 maart 2012 ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. M.L.J.C. van Emden-Geenen, plv. voorzitter, mrs. H. Quispel, J.G.T.M. Castrop, B.J. Engberts en F. Ton, plv. leden, en in tegenwoordigheid van mr. M.C.J. van Leeuwen, secretaris, uitgesproken in het openbaar op 18 oktober 2012.

De secretaris                                                                             De plv. voorzitter