ECLI:NL:TNOKARN:2012:5 Kamer van toezicht Arnhem 07.831/2012/10

ECLI: ECLI:NL:TNOKARN:2012:5
Datum uitspraak: 18-10-2012
Datum publicatie: 11-07-2013
Zaaknummer(s): 07.831/2012/10
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: De notaris heeft klager bericht zijn werkzaamheden te staken. Niet klachtwaardig dat de notaris nadien niet is ingegaan op nieuw verzoek van klager. Evenmin is klachtwaardig dat de notaris niet heeft gereageerd op een terugbelverzoek, nu klager reeds een dag later in een brief heeft aangekondigd een klacht te zullen indienen.

KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-

NOTARISSEN TE ARNHEM

Kenmerk: 07.831/2012/10

Beslissing van de Kamer van Toezicht te Arnhem op de klacht van

[…]

wonende te […],

tegen

[…]

notaris te […]

Partijen zullen verder klager en de notaris worden genoemd.

1. De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de brief met bijlagen van klager van 12 februari 2012, waarin de klacht tegen de notaris is neergelegd;

- de brief van de secretaris van de Kamer aan klager van 16 februari 2012

- de brief met bijlagen van klager van 23 februari 2012

- de brief van de notaris van 4 april 2012

- de brief van klager van 15 mei 2012

- de brief met en bijlage van klager van 16 augustus 2012

- de mondelinge behandeling van de klacht op 30 augustus 2012, waarbij zijn verschenen klager, diens echtgenote mevrouw [A] alsmede de notaris

- de pleitnota van de notaris.

2. De feiten

2.1. Mevrouw [B] (hierna: ‘[B]’) is op 2 juli 2011 op 84-jarige leeftijd overleden. Klager is één van de twee broers van [B].

2.2. [B] heeft op 11 januari 1995 een testament laten opmaken, welk testament door haar overlijden rechtskracht heeft gekregen. Het testament is gemaakt door notaris mr. [C] (hierna: ‘[C]’). Mr. [C] is per 31 maart 2001 gedefungeerd. Hij is opgevolgd door de notaris.

2.3. Na het overlijden van [B] heeft klager de notaris opdracht gegeven een verklaring van erfrecht op te maken.

2.4. Omdat de notaris uit het dossier bleek dat mr. [C] bij onderhandse akte van 12 januari 1995 tot executeur van de nalatenschap van [B] was benoemd, heeft de notaris daarover mr. [C] aangeschreven.

2.5. Mr. [C] heeft de notaris bericht de benoeming tot executeur te aanvaarden en geen opdracht aan de notaris te verstrekken om (nadere) werkzaamheden met betrekking tot de nalatenschap te verrichten. De notaris heeft dit op 8 augustus 2011 aan klager bericht en aangegeven het dossier te zullen sluiten onder verzending van de slotdeclaratie.

2.6. In een brief van 30 september 2011 schrijft klager aan de notaris over het contact tussen klager en mr. [C]:

Daarom verzoek ik bij deze aan notaris […] om, indien dat contact toch strict nodig is, dat te willen verzorgen tegen vergoeding uit de nalatenschap.

2.7. Op 9 februari 2012 heeft klager gebeld naar het kantoor van de notaris. De kandidaat van de notaris heeft klager te woord gestaan. Klager heeft verzocht door de notaris te worden teruggebeld.

2.8. In een brief van 10 februari 2012, volgens de notaris ook op die datum door hem ontvangen, schrijft klager aan de notaris:

U doet niets, dus wij kunnen niet anders dan een aanklacht jegens u indienen.

2.9. De in augustus 2011 door de notaris aan klager verzonden slotdeclaratie is onbetaald gebleven.

3. De klacht

3.1. Klager verwijt de notaris dat deze niet heeft gereageerd op de brief van 30 september 2012, noch uitvoering heeft gegeven aan het daarin neergelegde verzoek en voorts niet heeft gereageerd op het telefoonverzoek van 10 februari 2012.

3.2. De notaris heeft gemotiveerd verweer gevoerd. De Kamer zal daarop hierna, voor zover het verweer van belang is voor de beoordeling, nader ingaan.

4. De beoordeling

4.1. Ingevolge artikel 98 lid 1 Wet op het notarisambt zijn notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij de zorg die zij als notarissen behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt.

De Kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert. De Kamer overweegt daartoe als volgt.

4.2. Onweersproken is dat de notaris klager op 8 augustus 2011 heeft bericht het dossier te zullen sluiten. Voor klager was derhalve duidelijk, althans dat moest voor hem duidelijk zijn, dat de notaris geen verdere bemoeienis met de zaak wenste te hebben. De notaris heeft naar het oordeel van de Kamer ook voldoende onderbouwd waarom hij geen verdere werkzaamheden in het kader van de nalatenschap wilde verrichten en waarom hij (dus) niet is ingegaan op het verzoek van klager zoals gedaan in diens brief van 30 september 2011. De op of omstreeks 8 augustus 2011 door de notaris verzonden slotdeclaratie bleef ook onbetaald, zodat ook daarin voor de notaris een - naar het oordeel van de Kamer gegronde - reden gelegen was niet op het door klager op 30 september 2011 gedane verzoek in te gaan. De Kamer acht dat niet klachtwaardig. Mogelijk had de notaris dat naar aanleiding van genoemde brief (nogmaals) aan klager kunnen berichten zich niet verder met de zaak te zullen inlaten, maar gelet op voornoemde omstandigheden is het nalaten van een dergelijk bericht niet klachtwaardig in de zin van de Wna.

4.3. Ook het uitblijven van een reactie op het telefoonverzoek van 9 februari 2012 is naar het oordeel van de Kamer niet klachtwaardig. Onweersproken is dat de notaris zeer kort na het telefonisch contact tussen diens kantoor en klager - volgens de notaris reeds de volgende dag - de brief van klager van 10 februari 2012 ontving waarin werd aangekondigd dat een klacht tegen de notaris zou worden ingediend. Dat is ook gebeurd met de brief van 12 februari 2012. Gelet daarop is het naar het oordeel van de Kamer begrijpelijk dat de notaris heeft afgezien van een verder reactie naar klager naar aanleiding van het telefoonverzoek van 9 februari 2012.

4.4. Op grond van het vorenstaande is de klacht naar het oordeel van Kamer ongegrond.

5. De beslissing

De Kamer van Toezicht

verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. M.L.J.C. van Emden-Geenen, plv. voorzitter, mrs. H. Quispel, J.G.T.M. Castrop, B.J. Engberts en F. Ton, plv. leden, en in tegenwoordigheid van mr. M.J.C. van Leeuwen, secretaris, uitgesproken in het openbaar op 18 oktober 2012.

De secretaris De plv. voorzitter