ECLI:NL:TNOKARN:2012:4 Kamer van toezicht Arnhem 07.831/2012/21 en 22
ECLI: | ECLI:NL:TNOKARN:2012:4 |
---|---|
Datum uitspraak: | 23-11-2012 |
Datum publicatie: | 11-07-2013 |
Zaaknummer(s): | 07.831/2012/21 en 22 |
Onderwerp: | Overig |
Beslissingen: | Klacht gegrond met waarschuwing |
Inhoudsindicatie: | De KNB verwijt de notarissen dat zij door een betalingsachterstand niet konden voldoen aan hun rechercheplicht. De Kamer acht dat door de KNB onvoldoende onderbouwd, waarbij zij opmerkt dat een en ander wel zorgelijk is. Er is in één geval geld uitgeboekt terwijl (zoals achteraf is gebleken) geen bewijs van inschrijving van het Kadaster was ontvangen. De daarvoor verantwoordelijke notaris wordt de maatregel van waarschuwing opgelegd. |
KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-
NOTARISSEN TE ARNHEM
Kenmerk: 07.831/2012/21 en 22
Beslissing van de Kamer van Toezicht te Arnhem op de klacht van
de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie
zetelend te ‘s-Gravenhage,
tegen
1.
[A] ,
2.
[B] ,
notarissen te […],
gemachtigde mr. N. van Mook.
Partijen zullen verder als ‘de KNB’, ‘de notarissen’ (gezamenlijk) of [A] en [B] (afzonderlijk) worden aangeduid.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de brief met bijlagen van het bestuur van de KNB van 6 september 2012, waarin de klacht tegen de notarissen is neergelegd, tevens verzoek tot schorsing van de notarissen op grond van artikel 106 lid 1 Wet op het notarisambt (hierna: ‘Wna’);
- de brief met bijlagen van de gemachtigde van de notarissen van 14 september 2012;
- de mondelinge behandeling van het verzoek tot schorsing op 20 september 2012;
- de beslissing van de voorzitter van de Kamer van 20 september 2012 tot afwijzing van het verzoek tot schorsing;
- de brief met bijlagen van de gemachtigde van de notarissen van 3 oktober 2012, inhoudende een aanvulling op het verweer van de notarissen;
- de brief van het Bureau Financieel Toezicht van 19 oktober 2012 ter zake van de financiële positie van het kantoor van de notarissen;
- de mondelinge behandeling van de klacht op 2 november 2012, waarbij zijn verschenen de heer mr. W.J. Geselschap namens de KNB alsmede de notarissen bijgestaan door mr. Van Mook voornoemd;
- de pleitnotities van mr. Geselschap en mr. Van Mook.
2. De feiten
2.1. In een brief van 15 juli 2009 schrijft [A] aan het Kadaster, voor zover hier van belang:
Op 1 september 2008 is voor mij verleden de akte van levering waarbij is overgedragen het appartement plaatselijk bekend
[C] te [D]
(…)
Op 2 september 2008 zijn door mij de stukken klaargezet voor Web Elan. Om een voor mij onverklaarbare reden zijn de stukken niet aangekomen bij het Kadaster, aangezien bij latere controle is gebleken dat de akte niet was ingeschreven.
Door mij is alsnog op 9 maart 2009 de akte ingeschreven bij het Kadaster (…)
Bij deze wil ik u verzoeken of het mogelijk is om de inschrijfdatum te wijzigen, zodanig dat bij de inschrijving wordt vermeld dat de akte al was gepasseerd in het jaar 2008 en niet in 2009. Nu is bij de inzage niet te zien dat de akte van levering reeds op 1 september 2008 was ondertekend.
(…)
2.2. Vanwege betalingsachterstanden bij het Kadaster is het kantoor van de notarissen medio augustus 2011 afgesloten van digitale toegang tot de registers van het Kadaster.
2.3. Medio augustus 2012 is het kantoor van de notarissen opnieuw afgesloten van de toegang tot de digitale registers. De afsluiting heeft twee weken geduurd.
3. De klacht
3.1. De KNB heeft verzocht de notarissen uit het ambt te ontzetten. De KNB voert daartoe de volgens klachtonderdelen aan:
a. Uit de betalingsachterstanden die hebben bestaan bij het Kadaster volgt dat de notarissen gelden bestemd voor het Kadaster hebben gebruikt voor andere doeleinden. De notarissen hebben volgens de KNB dan ook handelingen verricht waarvan zij redelijkerwijs moesten verwachten dat deze ertoe zouden kunnen leiden dat zij niet zouden kunnen voldoen aan hun financiële verplichtingen, een en ander als bedoeld in artikel 23 lid 1 Wna.
b. De notarissen waren in de periodes dat het kantoor door het Kadaster was afgesloten van digitale toegang tot het register niet in staat te voldoen aan hun rechercheplicht.
c. [A] heeft in de brief van 15 juli 2009 aan het Kadaster verzocht valsheid in geschrifte te plegen.
d. De notarissen nemen het niet zo nauw met hun rechercheplicht.
e. [A] heeft met betrekking tot de in de brief van 15 juli 2009 bedoelde transactie gelden uitgeboekt terwijl nog geen bewijs van inschrijving van het Kadaster was ontvangen.
3.2. De notarissen hebben gemotiveerd verweer gevoerd. De Kamer zal daarop hierna, voor zover het verweer van belang is voor de beoordeling, nader ingaan.
4. De beoordeling van de klacht
4.1. Ingevolge artikel 98 lid 1 Wet op het notarisambt zijn notarissen aan het tuchtrecht onderworpen terzake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij de zorg die zij als notarissen behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt. De Kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notarissen een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert. De Kamer overweegt daartoe als volgt.
Ten aanzien van de klachtonderdelen a. en b.
4.2. De notarissen hebben aangevoerd dat de bij cliënten geïnde, voor het Kadaster bestemde, gelden in formele zin geen derdengelden zijn en (dus) niet behoren tot de bewaring. Het gaat om kantoorkosten. De KNB heeft dat ter gelegenheid van de mondelinge behandeling op 2 november 2012 erkend, zodat dat verder niet ter discussie staat. Dat laat echter onverlet de vraag of de notarissen klachtwaardig hebben gehandeld door tweemaal een aanzienlijke betalingsachterstand bij het Kadaster te laten ontstaan.
4.3. Vast staat dat de notarissen niet aan al hun financiële verplichtingen konden voldoen omdat het saldo op de kantoorrekening daarvoor ontoereikend was. Dat de notarissen ervoor hebben gekozen de rekeningen van het Kadaster geen prioriteit te geven is zonder nadere toelichting die ontbreekt op zich, hoewel naar het oordeel van de Kamer toegang tot het Kadaster de kerntaak van de notaris raakt, niet klachtwaardig nu niet is gebleken dat de notarissen daarmee enig risico hebben genomen dat hun cliënten daardoor benadeeld werden.
4.4. De KNB heeft op dat punt wel gesteld dat de notarissen niet aan hun rechercheplicht konden voldoen ten tijde van de afsluiting, maar dat is door de notarissen gemotiveerd weersproken. Zij hebben aangevoerd dat het Kadaster hen wel toestond tegen contante betaling recherches konden verrichten en aan de balie aktes in te schrijven. De notarissen ontvingen van het Kadaster vervolgens per fax de bewijzen van inschrijving. Dat is door de KNB niet betwist. De KNB heeft (eerst) ter gelegenheid van de mondelinge behandeling op 2 november 2012 aangevoerd dat de notarissen dienen aan te tonen dat zij voor iedere van de in de periodes van afsluiting gepasseerde akte aan hun rechercheplicht hebben voldaan. Naar het oordeel van de Kamer kan de KNB echter, gelet op haar rol van klager in deze procedure, niet met die enkele stelling volstaan. Het was aan de KNB het gestelde klachtwaardige gedrag van de notarissen te onderzoeken en daarbij zo nodig de notarissen te verzoeken de repertoria en verleden aktes over te leggen. Indien de notarissen aan een dergelijk verzoek niet zouden hebben voldaan, had de KNB zich in deze procedure kunnen opstellen als zij thans heeft gedaan. De KNB heeft echter enkel in zijn algemeenheid gesteld dat de notarissen niet aan hun rechercheplicht konden voldoen of hebben voldaan, hetgeen in het licht van voornoemde gemotiveerde betwisting door de notarissen door de KNB onvoldoende is onderbouwd.
4.5. Op grond van het vorenstaande kan niet worden aangenomen dat de notarissen niet aan hun rechercheplicht hebben voldaan of konden voldoen in de periodes van afsluiting. Evenmin is door de KNB voldoende gesteld om te oordelen dat de notarissen een onverantwoord risico hebben genomen door te handelen op de wijze zoals zij hebben gedaan. Niet aangevoerd of gebleken is dat het Kadaster bij betalingsachterstanden op enig moment ook inschrijvingen ‘aan de balie’, tegen contante betaling, niet meer toestaat en de notarissen er dus ernstig rekening mee moesten houden dat zij door de betalingsachterstanden niet aan hun rechercheplicht zouden kunnen voldoen. Uit het door de notarissen gestelde volgt het tegendeel, omdat zij van een aantal aktes hebben getoond recherche te hebben verricht en derhalve te hebben kunnen verrichten op de wijze zoals door hen gesteld. Ook op dit punt schiet de onderbouwing door de KNB van haar klacht tekort.
4.6. Deze klachtonderdelen zijn derhalve ongegrond.
Ten aanzien van klachtonderdeel c.
4.7. Beoordeeld dient te worden of de KNB, gelet op het bepaalde in artikel 99 lid 12 Wna, ontvangen kan worden ter zake van dit klachtonderdeel met betrekking tot de brief van 15 juli 2009. De Kamer is van oordeel dat de KNB ontvankelijk is omdat zij onweersproken heeft gesteld dat de brief van [A] haar (eerst) op 8 november 2011 ter kennis is gekomen. De in artikel 99 lid 12 Wna bedoelde termijn van drie jaar is daarom eerst op die datum aangevangen, zodat de KNB door de indiening van haar klacht op 6 september 2012 binnen de klachttermijn over die handeling heeft geklaagd.
4.8. Anders dan door de KNB aangevoerd, kan de brief van [A] naar het oordeel van de Kamer niet worden geduid als een verzoek tot het plegen van valsheid in geschrifte. De, door de KNB in haar pleitnota (te) selectief geciteerde, passage uit de brief dient naar het oordeel van de Kamer te worden opgevat als een verzoek tot het doen van een aanvullende vermelding, niet als een verzoek tot het – in strijd met de waarheid – wijzigen van de inschrijving. Daargelaten of het door [A] verzochte mogelijk is, is het doen van een dergelijk verzoek, nu op dat punt door de KNB overigens niets is aangevoerd en evenmin is gebleken, niet klachtwaardig.
Ten aanzien van klachtonderdeel d.
4.9. De KNB leidt uit het verzoek van [A] af, zo verstaat de Kamer het in de klachtbrief van 6 september 2012 op pagina 2 bovenaan gestelde, dat de notarissen het (in zijn algemeenheid) niet zo nauw nemen met hun rechercheplicht.
4.10. De notarissen hebben erkend dat in het in de brief van 15 juli 2009 bedoelde geval, de overdracht van de woning aan de [C] te [D], klaarblijkelijk onvoldoende adequate narecherche heeft plaatsgevonden. Het was hen immers niet opgevallen dat geen bewijs van inschrijving was ontvangen.
4.11. De Kamer stelt voorop dat onweersproken is dat [A] het bedoelde dossier heeft behandeld en dat [B] daarmee geen bemoeienis heeft gehad. Voor zover de klacht erop ziet dat de kantoororganisatie van de notarissen niet voldoet, is die klacht door de KNB derhalve onvoldoende onderbouwd. Aangevoerd noch gebleken is immers op welke wijze die gedraging aan [B] kan worden verweten.
4.12. Wel is het de Kamer opgevallen dat in een aantal van de door de notarissen overgelegde stukken, met betrekking tot door hen gepasseerde aktes uit de narecherche niet blijkt van een inschrijving in register hypotheken 4 van de daartoe bestemde openbare registers en daarmee op de attendering van een wijziging van eigenaar. De Kamer wijst op de door de notarissen overgelegde stukken met betrekking tot de woningen aan [E] in [D] en aan het [F] in [G]. De notarissen hebben daarvan echter gesteld dat zij de hiervoor genoemde faxberichten van het Kadaster hebben ontvangen met bewijzen van inschrijving. Door de KNB is dat onweersproken gelaten, zodat niet van een meermalen tekortschieten op dit punt en aldus een gebrek in de kantoororganisatie van de notarissen kan worden uitgegaan. Beoordeeld kan louter worden of [A] het niet zo nauw heeft genomen met de rechercheplicht gelet op de gang van zaken met betrekking tot de woning aan de [C] in [D].
4.13. Onweersproken is de stelling van [A] dat het onderhavige geval de enige keer is dat hij een dergelijke fout heeft begaan. Gelet daarop is door de KNB onvoldoende gesteld om de algemene stelling te onderbouwen dat [A] het niet zo nauw neemt met de rechercheplicht. Het aldus geformuleerde klachtonderdeel is naar het oordeel van de Kamer dan ook ongegrond.
Ten aanzien van klachtonderdeel e.
4.14. Door de notarissen is erkend dat het geld voor de woning aan de [C] in [D] is uitgeboekt terwijl (klaarblijkelijk) geen bewijs van inschrijving was ontvangen. Dit klachtonderdeel is daarom gegrond.
Omdat onweersproken is, zoals hiervoor uiteengezet, dat louter [A] daarvoor verantwoordelijk is, oordeelt de Kamer dat [A] op dit punt klachtwaardig heeft gehandeld.
Slotsom
4.15. De Kamer is van oordeel dat de gebleken feiten en omstandigheden - de aanzienlijke schuld aan het Kadaster en het (daardoor) op ‘ouderwetse’ wijze rechercheren en inschrijven - op zichzelf een zorgelijk beeld geven van de toestand van het kantoor van de notarissen en de wijze waarop zij hun praktijk drijven althans hebben gedreven. In deze procedure oordeelt de Kamer uitsluitend over de diverse klachtonderdelen zoals die zijn gesteld en onderbouwd door de KNB als klager. Het had op de weg van de KNB gelegen het door haar gestelde gevaar voor het vertrouwen in het notariaat als gevolg van het handelen door de notarissen van voldoende onderbouwing te voorzien. Gelet op het vorenstaande is dat onvoldoende gebeurd.
4.16. De Kamer komt tot het oordeel dat alle klachtonderdelen jegens [B] ongegrond zijn.
4.17. Klachtonderdeel e. jegens [A] is gegrond. De Kamer is daarover van oordeel dat sprake is van een op zichzelf ernstige fout c.q. omissie. Het is van groot belang dat erop kan worden vertrouwd dat notarissen op juiste wijze de eigendomsoverdracht van woningen tot stand brengen. De Kamer is van oordeel dat het klachtwaardig handelen van de notaris daarom dient te leiden tot het opleggen van een maatregel aan de notaris. Omdat niet is aangevoerd of is gebleken dat [A] eerder een dergelijke fout heeft begaan, wordt aan hem de maatregel van waarschuwing opgelegd. Daarbij wordt opgemerkt dat aan [A] eerder maatregelen zijn opgelegd, doch nadat de hem thans verweten gedraging reeds had plaatsgevonden. Er is dus in die zin geen sprake van klachtwaardig handelen ondanks de bekendheid met een eerder opgelegde maatregel. Daarom worden de eerder opgelegde maatregelen niet meegewogen bij bepaling van de maatregel in deze procedure.
5. De beslissing
De Kamer van Toezicht
5.1. verklaart de klacht voor zover die is gericht tegen [B] in al zijn onderdelen ongegrond;
5.2. verklaart de klachtonderdelen als hiervoor weergegeven onder a. tot en met d. tegen [A] ongegrond;
5.3. verklaart het klachtonderdeel als hiervoor weergegeven onder e. tegen [A] gegrond en legt aan hem de maatregel van waarschuwing op.
Deze beslissing is gegeven door mr. L.A. van Son, plv. voorzitter, mrs. A.J.V. Tierolff, J.G.T.M. Castrop, M.J. Blaisse en A.A.H.M. Derks, plv. leden, en in tegenwoordigheid van mr. M.J.C. van Leeuwen, secretaris, uitgesproken in het openbaar op 23 november 2012
De secretaris De plv. voorzitter