ECLI:NL:TNOKAMS:2012:YC0816 Kamer van toezicht Amsterdam 496394/NT 11-34 Pee

ECLI: ECLI:NL:TNOKAMS:2012:YC0816
Datum uitspraak: 03-05-2012
Datum publicatie: 03-08-2012
Zaaknummer(s): 496394/NT 11-34 Pee
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht gegrond met schorsing als notaris
Inhoudsindicatie: De klacht wordt grotendeels gegrond verklaard. De kamer is van oordeel dat er bij de notaris in ernstige mate onbegrip bestaat over zijn rol als notaris en de betekenis van zijn ambt, hetgeen valt af te leiden onder meer uit de inhoud van zijn correspondentie met klaagster. De kamer is van oordeel dat een dergelijke onzorgvuldige wijze van declareren en hoogst merkwaardige schriftelijke omgang met een cliënt een goed notaris niet past en acht een de maatregel van schorsing in de uitoefening van het ambt als notaris voor de duur van twee maanden daarom gepast en geboden.

KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN TE AMSTERDAM

Beslissing van 3 mei 2012 in de klacht met nummers 496394 / NT 11-34 Pee van:

[klaagster],

wonende te [woonplaats],

raadsman: mr. J. Bos

klaagster;

tegen:

[de notaris],

notaris te [vestigingsplaats],

raadsvrouw: mr. J. du Bois,

de notaris .

Het verloop van de procedure

De kamer is uitgegaan van de volgende stukken:

-         klaagschrift met bijlagen van 23 juli 2011;

-         brief met bijlagen van 17 augustus 2011 van klaagster;

-         verweerschrift met bijlagen van 25 oktober 2011;

-         repliek met bijlagen van 16 december 2011;

-         dupliek van 17 januari 2012;

-         brief houdende overlegging producties klaagster van 5 maart 2012.

Bij de mondelinge behandeling van de klacht op 8 maart 2012 is klaagster verschenen bij haar raadsman en is de notaris verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw. De raadslieden en de notaris hebben het woord gevoerd en hun standpunten ter zitting toegelicht. Uitspraak is bepaald op 3 mei 2012.

1.      De feiten

De kamer gaat uit van de volgende voor haar oordeel van belang zijnde feiten en omstandigheden:

a.    Klaagster is de enige erfgename van haar tante en tevens pleegmoeder, [naam pleegmoeder] (hierna: erflaatster). Ten overstaan van de notaris heeft erflaatster op 24 augustus 2006 haar testament opgemaakt. Op 11 maart 2009 is erflaatster overleden.

b.    In voornoemd testament heeft erflaatster de notaris als executeur aangewezen. Onder meer is daarin het volgende opgenomen: “Ik verzoek de executeur voor zijn werkzaamheden als zodanig geen loon in rekening te brengen, onverminderd diens recht de kosten en verschotten met mijn nalatenschap te verrekenen.”

c.    De nalatenschap van erflaatster bedroeg € 3.546.201, - aan effecten en liquiditeiten.

d.    In een e-mail van 8 maart 2011 van de notaris aan klaagster is onder meer het volgende opgenomen:

“Alles bij elkaar genomen is door een goede verstandhouding met erflaatster en pleegkind, een goede planning, uitvoering en verdediging een voordeel van ruim

€ 2.059.000, - behaald, een formidabel bedrag als ik dat mag zeggen.

Wat hiervoor te rekenen? Het is al met al een lange weg geweest en heb mijn gedachten hier uitvoerig over laten gaan, ik heb, zonder verder namen te noemen, her en der informatie deze kwestie ingewonnen, waarbij naar voren kwam dat er hier een percentage kan worden gerekend van het gerealiseerde voordeel.

De stelling negerend dat uiteindelijk de gehele verkrijging als voordeel gezien kan worden, ben ik uitgegaan van bovenvermeld gerealiseerd voordeel tegen een percentage van 16,5% zodat de declaratie uiteindelijk uitkomt op € 339.735,00 ex btw.

Daarvan is aan tante reeds in rekening gebracht een bedrag groot € 62.403,10 zodat er nu zou resteren een bedrag groot € 277.331,90 ex BTW.

Tante heeft dit kennisgeving aangenomen en vindt dat u het maar eens moet zeggen.”

e.    Bij e-mailbericht van 30 maart 2011 heeft klaagster aan de notaris onder meer het volgende meegedeeld: “ De hoogte van het door U genoemde bedrag deed mij schrikken, temeer daar het vele malen hoger is dan de aan een executeur toekomende 1% van de nalatenschap. Destijds had U mij een voorlopig bedrag genoemd van 50.000 Euro en dat zal aardig in de buurt komen.”

f.      Bij e-mailbericht van 31 maart 2011 heeft de notaris onder meer als volgt gereageerd: “Ik kan mij volledig verplaatsen in uw schrik bij het lezen van de strofe van mijn brief over het bedrag dat ik in rekening breng, het is ook niet aan alledaagse nota. Echter, de gehele afwikkeling was nu niet bepaald een alledaagse. Niet dat er onenigheid was of zoiets, het was juist het bijzondere dat er bij deze afwikkeling alles precies op zijn plaats viel wat op zijn plaats hoort te vallen, mijn bezoeken aan [erflaatster] dat klikte, uw coöperatie met de koopakte tussen u en [erflaatster] dat klikte, de het overlijden van mevrouw dat precies viel in een periode voordat de wetgever toesloeg om van alles weer moeilijker te maken, vervolgens de aangifte, mijn attentheid op de wijziging van de status pleekind, de coöperatie van allen met betrekking tot de status pleegkind, de goede en relaxte contacten met de bank en mijn inbreng om ook daar alles soepel te regelen, (plus aan de controlekant de Dienst Financieel Toezicht die haar 5 jaarlijkse controle verschoof net totdat dit dossier is afgewikkeld.(….)

Het genoemde bedrag is tot stand gekomen na een lang proces, overleg met accountant en ik het zelfs (uiteraard zonder de naam te vermelden) aan een vermogende cliënt voorgelegd, die mijn inzet voor cliënten kent. Zijn reactie, na een aarzeling: ja, hij kon ermee leven en gunt het mij.”

g.    Bij e-mail van 9 april 2011 heeft klaagster de notaris nogmaals meegedeeld dat zij het niet eens was met de hoogte van de declaratie. Klaagster heeft daarin tevens vermeld wel akkoord gaan met een honorarium van € 62.403,10 en zij heeft vervolgens verzocht om “rekening en verantwoording” en om het overmaken van het saldo van de nalatenschap naar haar bankrekening.  

h.    In een brief van 20 april 2011 aan klaagster heeft de notaris onder meer het volgende geschreven: “ Nu verzandt de afwikkeling in een geschil over de hoogte van de declaratie, die gaat tijd en zorgen kosten. Geld zal het probleem niet zijn bij de erfgenaam. Onvermijdelijk gaan zich steeds meer mensen met de afwikkeling bemoeien, dit brengt risico’s met zich mee waarbij de tot nu toe gevolgde (misschien overdreven) behoedzaamheid het eerste slachtoffer zou worden. Is Griekenland een land ver weg?, ik vrees van niet. Op 16 mei 2011 krijg ik bezoek van een staatsaccountant van het Bureau Financieel Toezicht die het hele kantoor en de boekhouding tegen het licht houdt. Prima, dit moet en kan ook. Echter, hij is niet gediend van grapjes zoals het niet openbreken van spaarrekeningen, buiten het kantoor om afwikkelen van effectendepots en dergelijke. Hij kan mij dwingen een zogenoemde MOT melding (melding ongebruikelijke transactie) te maken bij een orgaan, genaamd FIU (Fiscale Inlichtingen Unit), te Zoetermeer. FIU Nederland wisselt gegevens uit met FIU Amerika,- Rusland,- Duitsland,- Italië enz, enz, enz.

(….)

Tenslotte, ik kan mij voorstellen dat u de nota duur vindt, maar duur is een relatieve term, een goede kwaliteit is duur en om in autotermen te spreken, een Fiat, Renault, Volkswagen en een Porsche of Ferrari, het zijn allemaal goede auto’s die je van A naar B brengen en weer terug en allemaal het zelfde principe van vervoer, toch verschillen ze ontzettend in prijs. Het verschil? De kwaliteit, meneer, zo zeggen de auto verkopers, je krijgt meer waar voor je geld en zo is het maar net.

Wat mij persoonlijk dan nog het meest pijn gaat doen, (misschien klinkt het gek) is dat de nagedachtenis aan [erflaatster] erbij inschiet, maar ja, waar geld spreekt verbleekt de rest, alhoewel de kosten [erflaatster] nog het minst zouden interesseren.

Wat het gevraagde overzicht betreft, het is als klaar en ik zend het u met bijlagen bij dezen aan u toe met de formele vraag of u ermee kunt verenigen.

Mocht dit het geval zijn dan zal ik de afwikkeling zo vlug mogelijk voltrekken en de gelden overboeken naar de rekening die ik in een eerder stadium al van de uiteindelijk erfgenaam mocht ontvangen.”

i.      Bij e-mailbericht van 3 mei 2011 schreef klaagster in antwoord op de e-mail van de notaris van 20 april 2012 onder meer: “Ik ben zeer verbaasd en ook gealarmeerd dat u mij informeert dat u uw werk niet op een correcte manier hebt gedaan, ofwel dat u effecten had moeten verkopen volgens de wet en dat u een spaarrekening van mijn tante had moeten openbreken. Ik heb nooit stilgestaan bij het feit dat een notaris in Nederland iets zou kunnen doen dat niet volgens de wet is. Ik zou het op prijs stellen als U mij informeert of u ook nog andere zaken op een niet wetsconforme wijze hebt afgehandeld en bij welke instantie ik dat het beste kan melden. Zoals u weet woon ik al 40 jaar in het buitenland en ken ik de nederlandse wet niet goed.” Verder heeft klaagster wederom geprotesteerd tegen de hoogte van de declaratie van de notaris en tegen het feit dat hij van de kwaliteitsrekening zonder toestemming van klaagster negen keer een bedrag naar zichzelf heeft overgemaakt (in totaal het bedrag van € 62.403,10 exclusief btw).

j.      In een e-mailbericht van 3 juni 2011 van de notaris aan klaagster is onder meer het volgende opgenomen: “(..) Wat betreft de onderbouwing van de declaratie, ik ben er bijna mee klaar, laat hem controleren door mijn advocaten en accountant (…) maar laten we eens oprecht zijn, maakt het u werkelijk wat uit? Ik geloof van niet, ik heb alles al minutieus beschreven.

Ik heb het geval met een hele serie mensen doorsproken variërend van zeer vermogend, vermogend, gewoon, en niets op zak, die stuk voor stuk tot de conclusie komen dat mijn declaratie binnen de grenzen blijft. Als ik het door u gehanteerd bedrag noem, wordt ik getrakteerd op hoongelach, “wat een fooi” en “dat mens snapt het niet”, “gunt het je niet”en meer van dat soort opmerkingen.

De stemming is in Nederland inmiddels al aardig anti-Grieks, en niet allen de heer Wilders, ook oud minister Vermeend (…) is inmiddels om en wil de Grieken eruit gooien terug naar de drachme. Het gevoel overheerst dat we al jaren voor de landen in Zuid-Europa betalen en het enige wat ze daar doen is rustig in de zon zitten, vroeg met pensioen, geen belasting betalen, kortom we willen onze centen terug en zoek het verder maar uit. Dit gevoel wordt zeer breed en steeds breder gedragen. (…) Mijn accountant, die ook zijn oordeel heeft gegeven over mijn declaratie, kwam daarbij met de volgende anekdote: Hij was eens op een vergadering geweest van accountants wereldwijd en zat tijdens de gezamenlijke lunch te praten met een Egyptenaar en een Japanner waarin hij trots uitlegde hoe hij declareerde met urenverantwoording en al. De anderen spraken hun ongeloof en verbazing uit en de Egyptenaar zei: “Wat een raar systeem, ik beding een percentage van wat ik bespaar, ga met de belastingman praten, doe een donatie in het spaarfonds voor zijn kinderen, haal de besparing binnen en iedereen is gelukkig, de cliënt, de belastingman en ik. Veel simpeler dan dat urengedoe.” En ik mij maar afvragen: “Waarom hoor ik dit en waarom krijg ik zo’n telefoontje” Wel weet ik, belangrijke mensen kun je maar beter te vriend houden. De rest kan ik er wel bijdenken.

In deze afwikkeling is het spel, zoals ik al eerder heb gememoreerd, veel subteler en bevat veel meer lagen dan het gewone werk. Destijds heb ik (en ook dat heb ik aan u meegedeeld), over de kosten van afwikkeling met [erflaatster] gesproken. Haar basisidee was, mijn nichtje moet het café op het Rembrandtplein hebben zodat de huur haar iedere maand een steun in de rug is, belastingen en kosten kunnen uit het geld en de effecten worden betaald en als er veel op kan worden bespaard dan is dat allen maar geweldig. Wat de notaris betreft, als hij de vrijstellingen etc. binnenhaalt dan is hij zijn geld waard, verder geen gezeur. Ik nam aan dat u daarvan op de hoogte was, blijkbaar is dat niet zo of bent u besmet met het virus: “Alles hebben maar niet betalen.’ Dit virus schijnt vooral in Zuid-Europa te heersen enz, enz, enz.. (..) Ik (..) ga ervan uit dat u op deze brief zult reageren anders dendert het blijkbaar nog lopende treintje met bijkomende mogelijke complicaties verder door.”

k.    In een e-mailbericht van 5 juni 2011 heeft de notaris onder meer het volgende aan klaagster geschreven: “Mij bekroop de gedachte dat u, zo blijkt uit uw emails, een laat ik zeggen “verminderd vertrouwen“ in mij heeft. (….) wel dat is de macht van het geld blijkbaar, het stoot mensen van elkaar af. (..) En oh ja, ben ik bijna failliet en snak naar het geld? Neen, ik schrijf mijn bewaringseis = eigen geld in de zaak nog steeds met vette zwarte cijfers, zodanig dat het BFT op het allerlaatste moment (2 dagen tevoren) wegens een persoonlijk verlies in zijn familiesfeer heeft afgezegd, ik ben zodoende uit zijn agenda gevallen (….) Aan de ene kant is dit geweldig het duurt nu al meer dan 7 jaar sinds de laatste keer en de norm is 5 jaar, en deze jongens hanteren allerlei systemen om fraude en dergelijke aan het licht te brengen. Alle indicatoren staan blijkbaar op groen en dat doet goed ondanks uw “verminderd vertrouwen”. Aan de andere kant vind ik het vervelend, als het te lang duurt moet ik opnieuw alle privé-gegevens van mij en mijn vrouw actualiseren en ik heb echt wel iets beters te doen. Dat bezoek houdt u dus nog tegoed als u te lang wacht.”

l.      Bij brief van 13 juni 2011 heeft T.M. Tsekoura, de Griekse advocaat van klaagster (hierna: Tsekoura) , aan de notaris – kort gezegd – medegedeeld dat zij een specificatie wenst te ontvangen voor die bedragen die de notaris reeds van zijn kwaliteitsrekening rekening naar zichzelf heeft overgemaakt (volgens de brief gaat het dan in totaal om € 73.681,02) en is de notaris gesommeerd het restant per direct aan klaagster over te maken. Wederom is uitdrukkelijk geprotesteerd tegen de declaratie van € 330.624,58.

m.  Op 22 juni 2011 heeft de notaris aan Tsekoura geantwoord dat zijn opdrachtgever erflaatster was en heeft hij een kopie van het dossier meegezonden met daarbij een kopie van een door de notaris met de hand geschreven verklaring die door erflaatster ondertekend zou zijn en die als volgt luidt: “3/7/06 Wat betreft de kosten van dit alles, afwikkeling en al? [erflaatster]l: het betreft hier een groot vermogen dat wordt overgedragen een serieuze en ernstige zaak! Er zijn grote bedragen mee gemoeid. Zij weet dat haar man als registeraccountant ook met dit soort zaken bezig was en daar dan 10 tot 20% rekende. Wilt u ervoor zorgen dat Sonja als pleegkind wordt erkend en dat zij het vermogen op de meest voordelige wijze verkrijgt? Dat is dan uw zorg! Als het u lukt, dan heeft U het voortreffelijk gedaan en mag u, net zoals mijn man daar 10 tot 20% rekenen, echter niet over de verkrijging maar over wat U bespaart. Sonja zal U wel begrijpen, ze moet blij zijn dat ik mij zo inzet, zij krijgt ook een geweldig bedrag! [erflaatster]”

n.    In een brief van 23 juni 2011 heeft registeraccountant drs. F.G.J. Tieman aan Tsekoura verklaard dat de hiervoor onder m. genoemde brief van 22 juni 2011 de inhoud en aantekeningen van de notaris in het dossier verwoordt.

o.    Op 4 juli 2011 heeft de notaris aan de ervan van erflaatster een nota voor zijn honorarium gezonden ten bedrage van € 404.305,59.

p.    Op 23 december 2011 heeft de voorzieningenrechter in kort geding van de rechtbank Amsterdam de notaris (samengevat) veroordeeld tot betaling van een bedrag van                € 614.001,36 (van de derdenrekening) en daarnaast heeft de voorzieningenrechter de vordering waarvoor door klaagster beslag was gelegd ten laste van [de notaris] en [de B.V. van de notaris] herbegroot op € 65.000, - inclusief rente en kosten.

q.    Klaagster heeft naast deze klacht ook een declaratiegeschil bij de ringvoorzitter aanhangig gemaakt. Op 17 februari 2012 heeft de ringvoorzitter beslist: “dat de declaratie door de Notaris opnieuw moet worden vastgesteld, waarbij de Notaris het in rekening gebrachte honorarium dient te verminderen met een bedrag van € 339.735, -. Voor het hiervan reeds ingehouden bedrag van € 62.403,10 inclusief BTW waarmee Klaagster in haar mail van 9 april 2011 akkoord is gegaan, dient de Notaris een duidelijke declaratie en specificatie van zijn werkzaamheden aan Klaagster te verstrekken. Indien een afdoende specificatie door de Notaris aan Klaagster is verstrekt, kan voormeld bedrag van € 62.403,10 als totaal en finaal honorarium worden gezien en dient Klaagster dit bedrag te voldoen casu quo kan de Notaris dit bedrag onder de titel van honorarium aan zich houden. Het vorenstaande onder de voorwaarde dat de aanvullende specificatie voor de werkzaamheden vóór 1 maart 2012 door de Notaris aan Klaagster is verstrekt.”

r.     Op 22 februari 2012 heeft de notaris aan klaagster een declaratie (met specificatie) verzonden voor zijn honorarium ten bedrage van € 73.681,01.

2. De klacht

2.1 Voor de afwikkeling van de nalatenschap van erflaatster heeft de notaris zonder toestemming van klaagster een bedrag van totaal € 73.681,01 aan zijn kwaliteitsrekening onttrokken en verrekend met de nalatenschap.

2.2 De notaris heeft aan klaagster geen deugdelijke omschrijving van zijn werkzaamheden gegeven.

2.3 Ondanks alle verzoeken daartoe van klaagster heeft de notaris geweigerd het saldo van de kwaliteitsrekening over te maken, zelfs het deel dat onbetwist aan klaagster toekwam.

2.4 De notaris heeft vooraf geen prijsafspraken schriftelijk vastgelegd. De notaris heeft wel mondeling een prijs genoemd van 40.000, 50.000 of 60.000 euro, waarmee klaagster heeft ingestemd. Hoewel de notaris niet eerder over de handgeschreven notitie, gedateerd 03/07/2006 had gesproken, baseert hij zijn declaratie op die notitie, die hij eerst op 22 juni 2011 samen met het dossier aan klaagster heeft gezonden. Klaagster betwist de echtheid van de notitie.

2.5 De notaris heeft afhankelijk van een (door hemzelf bepaald) resultaat gedeclareerd.

Dat heeft klaagster niet met hem afgesproken. Op grond van de Verordening beroeps- en gedragsregels (hierna: Vbg) was hem dat niet toegestaan.

2.6 De notaris heeft klaagster ongevraagd investeringsadviezen gegeven en heeft ongevraagd melding gemaakt van zaken die hij voor anderen heeft behartigd.

2.7 De notaris heeft facturen met vertragingsrente gestuurd met een percentage van 8,75 over zijn gepretendeerde declaratie, zonder dat enige afspraak over dat te hanteren rentetarief bestaat.

2.8 De notaris heeft zich naar klaagster bedreigend uitgelaten door in zijn e-mailberichten te insinueren dat klaagster hem gauw moet betalen omdat anders de belastingdienst meer in rekening zal brengen, de status van pleegkind ter discussie zal worden gesteld of dat er een MOT-melding zal worden gedaan.

2.9 De uitlatingen van de notaris in zijn e-mailberichten, onder meer van 3 juni 2011 over Griekenland, ervaart klaagster als beledigend en badinerend.

2.10 In de brief van 5 maart 2012 heeft klaagster haar klacht uitgebreid. De notaris houdt nog een bedrag van € 11.279,91 onder zich (het verschil tussen het door de ringvoorzitter vastgestelde declaratiebedrag en het - onder 2.1 genoemde- bedrag dat de notaris aan de derdengeldrekening had onttrokken). Hij weigert dat bedrag aan klaagster te voldoen.

Klaagster verwijt de notaris dat hij de specificatie van zijn werkzaamheden achteraf heeft opgemaakt om het eenmaal door hem bepaalde bedrag van zijn declaratie te onderbouwen en dat hij bovendien achteraf zijn uurtarieven heeft aangepast en nog tijd heeft geschreven nadat in april 2011 de eindnota al was opgemaakt. Klaagster betwist de deugdelijkheid van die specificatie.

3. Het verweer

3.1 De notaris stelt zich op het standpunt dat ten aanzien van de verrekening van de gelden onder het beheer van de notaris de klacht niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, aangezien artikel 55 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) niet ziet op de wijze van incasseren van declaraties.

3.2 Klaagster heeft volgens de notaris nota’s ontvangen. Ook heeft tussen de notaris en klaagster overleg plaatsgevonden over de hoogte hiervan. De eerste nota van 1 juli 2009 betreft geen afgerond bedrag en is opgesteld conform urenoverzicht. De tweede nota van 25 augustus 2009 betreft een correctie van de eerstgenoemde nota. De facturen uit de periode oktober 2009 tot en met 9 september 2010 betreffen geen afgeronde bedragen. De facturen van 11 november 2010 en de factuur van eind 2009 zijn voorschotnota’s en deze bevatten wel afgeronde bedragen voorzien van omschrijving van de werkzaamheden. Op 20 april 2011 heeft de notaris klaagster voorzien van alle specificaties van de door hem verrichte werkzaamheden. Het door klaagster gestelde dat zij nimmer specificaties van facturen heeft ontvangen, is derhalve onjuist.

3.3 De notaris kon de gelden niet aan klaagster overmaken, want hij beschikte niet over een door klaagster ondertekende vrijwaringsverklaring. Klaagster heeft die verklaring ter gelegenheid van de mondelinge behandeling van het door klaagster tegen de notaris aangespannen kort geding op 14 december 2011 getekend. De notaris heeft aan de veroordeling bij vonnis in kort geding voldaan en het bedrag dat bij die veroordeling aan klaagster werd toegewezen direct aan klaagster overgemaakt.

3.4 De notaris heeft zich bij het bepalen van de hoogte van de declaratie laten leiden door de instructie van erflaatster. Hij verkeerde in de veronderstelling dat klaagster daarvan op de hoogte was. De door de notaris gerealiseerde besparingen en zijn inspanningen ten gunste van klaagster worden naar zijn mening ten onrechte gebagatelliseerd. Als gevolg van de aan klaagster toegekende status van pleegkind heeft hij een uiteindelijk bedrag van € 2.059.000, - aan bespaard voordeel behaald. Ook de Belastingdienst heeft na door de notaris ingediende bezwaren een bedrag van € 122.175, - teruggeboekt.

3.5 De notaris betwist uitdrukkelijk dat hij afhankelijk van een door hemzelf bepaald resultaat heeft gedeclareerd. Hij refereert aan de afspraak met erflaatster. Bovendien heeft hij zich mede laten leiden door de omstandigheid dat het verbod op resultaatsafhankelijk declareren zou worden opgeheven en dat hij er derhalve niet lichtvaardig toe over is gegaan zijn declaratie op die afspraak met erflaatster te baseren.

3.6 Wat de investeringsadviezen betreft: de notaris heeft klaagster op grond van goede bedoelingen gewezen op een aantal aspecten en die aspecten geconcretiseerd aan de hand van een aantal voorbeelden.

3.7 Het hanteren van de wettelijke handelsrente bij niet-tijdige betaling is een in de notarispraktijk algemeen aanvaard gegeven. Eerst na overleg met zijn accountant heeft de notaris aangekondigd hierop aanspraak te maken.

3.8 De notaris erkent dat hij zich hier en daar wellicht in iets te bloemrijke bewoordingen ten opzichte van klaagster heeft uitgelaten. Echter, de notaris heeft daarmee nooit enige negatieve notie tegenover klaagster bedoeld. Wel heeft hij klaagster gewaarschuwd voor een aantal voor haar relevante aspecten in de wetgeving en de consequenties hiervan.

4. De beoordeling

4.1 Ingevolge artikel 98, eerste lid, Wna, zijn notarissen en kandidaat-notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij met de zorg die zij als notarissen of kandidaat-notarissen behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. De kamer dient te beoordelen of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 De notaris heeft terecht bezwaar gemaakt tegen de uitbreiding van de klacht bij de brief van 5 maart 2012, hiervoor onder 2.10 beschreven. De kamer is van oordeel dat deze uitbreiding, die kort voor de zitting heeft plaatsgevonden, niet in deze zaak kan worden meegenomen, aangezien de notaris onvoldoende processuele mogelijkheden heeft gehad om daarop te reageren. Klaagster wordt derhalve niet-ontvankelijk verklaard in dit klachtonderdeel.

De bij repliek omschreven klachten door de raadsman van klaagster maken wel deel uit van deze klachtzaak, aangezien die klachtonderdelen reeds op 8 december 2011 in het geding zijn gebracht, zodat de notaris geruime tijd de gelegenheid heeft gehad om daarop te reageren.

4.3 De kamer is van oordeel dat het geschil tussen partijen niet uitsluitend een declaratiegeschil betreft dat op grond van artikel 55 Wna door de ringvoorzitter dient te worden beoordeeld, zoals wordt betoogd door de notaris. Dat de notaris op grond van artikel 55 Wna verplicht is om op verzoek van zijn cliënt een rekening van zijn honorarium voor zijn werkzaamheden en de overige aan de zaak verbonden kosten te maken, waaruit duidelijk blijkt op welke wijze het in rekening gebrachte bedrag is berekend, staat los van de door de kamer te beantwoorden vraag of de notaris gerechtigd is om zonder toestemming van die cliënt voor die werkzaamheden een bedrag van zijn derdenrekening in te houden. Het gaat in deze tuchtzaak ook om de vraag welke afspraken over het declareren van de werkzaamheden tussen partijen zijn gemaakt, de toelaatbaarheid van eventuele afspraken, en of de door de notaris gepresenteerde notitie van 3 juli 2006 daarbij een rol mocht spelen. De kamer dient een oordeel te geven over het gedrag van notaris ten aanzien van zijn declaratie en de uitzonderlijke hoogte en berekeningswijze daarvan.

Daarbij gaat het niet om de vraag over de juistheid van de begroting, maar om de betrouwbaarheid van de notaris bij het vaststellen van zijn honorarium.

4.4 Voor de beantwoording van voormelde vragen (en ter beoordeling van de klachtonderdelen, verwoord in 2.4 en 2.5 hiervoor ) dient de kamer allereerst de status te onderzoeken van de voormelde notitie van 3 juli 2006.

De notitie is niet met de hand door erflaatster geschreven, maar door de notaris zelf opgesteld.

Het is dus geen onderhands stuk, zoals bedoeld in artikel 4:97 BW. In dat artikel gaat het immers om een onderhands, door de erflater geheel met de hand geschreven, gedagtekend en ondertekend stuk. Artikel 4:97 BW, in werking getreden op 1 januari 2003, geeft een regel over het codicil. In vergelijking tot het oude recht voor minder beschikkingen gebruikt kan worden. Zonder verdere formaliteiten kunnen beschikkingen worden gemaakt tot a. het maken van legaten van : 1O kleren, lijfstoebehoren en bepaalde lijfsieraden; 2O bepaalde tot de inboedel behorende zaken en bepaalde boeken; b. bepaling dat goederen, bedoeld onder a, buiten een huwelijksgemeenschap vallen; c. aanwijzing van een persoon als bedoeld in artikel 25, tweede en vierde lid, van de Auteurswet en artikel 5, tweede lid, van de Wet op de naburige rechten. Codicillen met een inhoud die buiten het artikel valt, zijn nietig, voor zover het beschikkingen betreft die niet bij codicil gemaakt kunnen worden.

De kamer stelt daarom vast dat de notitie van 3 juli 2006 niet voldoet aan de door de wet gestelde eisen, zodat aan dat stuk niet de betekenis toekomt die de notaris daaraan geeft, te weten rechten en bevoegdheden aangaande de afwikkeling van de nalatenschap.

Daarbij komt nog dat onder de destijds geldende Verordening beroeps- en gedragsregels (Vbg) het de notaris niet was toegestaan een dergelijke prijsafspraak te maken. De notaris had erflaatster erop dienen te attenderen dat hij een dergelijke afspraak niet mocht maken. Artikel 12 lid 3 Vbg, waarin dit verbod was opgenomen, is eerst sinds de inwerkingtreding van de Vbg 2011 per 1 augustus 2011 vervallen.

Zelfs in het geval dat een dergelijke prijsafspraak wel had mogen worden gemaakt, is de notitie door het testament van erflaatster herroepen. Immers, dat testament is van latere datum (24 augustus 2006). Opmerkelijk is dat daarin niet wordt verwezen naar de inhoud van de notitie van 3 juli 2006.

4.5 In de tweede plaats dient de kamer het gedrag van de notaris te beoordelen ten aanzien van het gebruik van de notitie van 3 juli 2006. Vast staat dat klaagster al bij een van de eerste contacten met de notaris heeft gevraagd naar diens honorarium, waarna de notaris (mondeling) een prijs heeft genoemd van 40.000, 50.000, tot 60.000 euro. Daarbij is niet gesproken over de notitie die hij met zijn hand had geschreven, hetgeen de kamer opmerkelijk vindt.

Dat de notaris de instructie in de notitie niet vermeldt in zijn vroegere facturen – vanaf juli 2009- (maar in plaats daarvan de uren) valt op zich te begrijpen, indien de instructie in de notitie moet worden beschouwd als een te behalen succes dat nog niet is bereikt.

Niet begrijpelijk is echter, dat de notaris klaagster tussentijds niet heeft gemeld dat het door hem bij de eerste contacten met klaagster genoemde prijs een veelvoud zou kunnen worden in het licht van die instructie. Ook nadat de notaris op 8 maart 2011 aan klaagster een rekening had gepresenteerd van € 339.735,00 en klaagster hem vervolgens meldt dat zij daarvan is geschrokken (waarvoor de notaris toch enig begrip zou moeten hebben), beroept de notaris zich niet op de instructie in de notitie, maar geeft hij (bij herhaling in verschillende

e-mailberichten) een verklaring die niet past bij die instructie, namelijk dat hij een voordeel heeft binnengehaald voor klaagster waarvoor geldt dat een hogere beloning op zijn plaats is. Zo schrijft de notaris in zijn e-mailbericht van 8 maart 2011: “Wat hiervoor te rekenen? Het is al met al een lange weg geweest en heb mijn gedachten hier uitvoerig over laten gaan, ik heb, zonder verder namen te noemen, her en der informatie deze kwestie ingewonnen, waarbij naar voren kwam dat er hier een percentage kan worden gerekend van het gerealiseerde voordeel”.

Enige onderbouwing van het door hem gekozen 16,5% blijft achterwege, terwijl in de door de notaris beschreven situatie een verwijzing naar de bedoelde notitie toch voor de hand zou hebben gelegen.

Eerst toen de Griekse advocaat van klaagster, mr. Tsekoura, bij de notaris protesteerde tegen de hoogte van de declaratie heeft de notaris op 22 juni 2011 een kopie van de door de notaris met de hand geschreven notitie meegezonden met het dossier van erflaatster. De kamer is van oordeel dat dit onverklaarbaar is en acht het ongepast dat de notaris gedurende lange tijd geen duidelijkheid heeft gegeven over de (kennelijke) grondslag van zijn declaratie. Indien de notaris (zoals hij op zitting heeft verklaard) het vermoeden had dat klaagster al eerder beschikte over de notitie (als bijlage bij de stukken die hij haar met het dossier over de nalatenschap had verzonden), dan had hij dat ook kunnen aangeven toen bleek dat klaagster zich niet kon vinden in de hoogte van zijn declaratie, nu dit vermoeden niet kan steunen op enige uitlating van klaagster gedurende de discussie over de hoogte van de declaratie, noch op de door de notaris aanvankelijk aan klaagster gegeven raming van zijn honorarium.

4.6 Inmiddels is door de ringvoorzitter € 62.403,10 als totaal en finaal honorarium vastgesteld, onder de voorwaarde dat door de notaris een aanvullende specificatie werd verstrekt. Alleen onder die voorwaarde mag de notaris dat bedrag onder zich houden.

Op 22 februari 2012 heeft de notaris die aanvullende specificatie verstrekt.

De notaris heeft zich naar het oordeel van de kamer in deze zaak ten onrechte beroepen op verrekening van zijn honorarium met de nalatenschap, voor zover hij zich daartoe beroept op het testament van erflaatster. In het testament van erflaatster van 24 augustus 2006 wordt de executeur (in dit geval de notaris) verzocht voor zijn werkzaamheden geen loon in rekening te brengen, onverminderd diens recht de kosten en verschotten met de nalatenschap te verrekenen.

Het honorarium van de notaris dient niet te worden beschouwd als “te verrekenen kosten en verschotten” die de notaris met de nalatenschap op grond van het testament mocht verrekenen. Daaronder vallen slechts de kosten, gemaakt in het kader van de boedel, zoals leges en koeriersdiensten.

4.7 De notaris heeft ter zitting verklaard dat hij in het licht van de (met ingang van 1 januari 2012) gewijzigde fiscale wetgeving (waarin de executeur ook aansprakelijk is voor de erfbelasting over goederen die voor hem zijn verzwegen) heeft gewacht met uitbetaling van het saldo van de nalatenschap aan klaagster totdat hij van klaagster (ter gelegenheid van de mondelinge behandeling bij de voorzieningenrechter) een door haar getekende verklaring had gekregen dat zij hem alle benodigde informatie had verstrekt en er geen geld van de nalatenschap op een buitenlandse rekening stond. De kamer merkt daarover op, dat de notaris die verklaring eerder niet heeft verlangd, maar slechts decharge voor zijn beleid heeft gevraagd. Bovendien lag in februari 2011 de successie al vast. De kamer verwerpt derhalve dit verweer van de notaris en verklaart de klacht ook op dit onderdeel gegrond.

4.8 Of de notaris gerechtigd is tot het in rekening brengen van de wettelijke handelsrente van 8,75% is een civielrechtelijke kwestie, waarover de kamer zich in het kader van deze tuchtzaak niet kan uitlaten. In dit deel van de klacht kan klaagster daarom niet worden ontvangen.

4.9 Ten aanzien van klaagsters verwijt over de ongevraagde investeringsadviezen en de door haar gevoelde bedreigingen en beledigingen van de kant van de notaris, merkt de kamer het volgende op. Niet onbegrijpelijk is dat de suggesties van de notaris die hij doet in zijn verschillende e-mailberichten door klaagster zijn opgevat als pressiemiddelen tot betaling van zijn declaratie. De kamer is van oordeel dat de notaris onbehoorlijk heeft gehandeld door onder meer te suggereren dat hij op de rand van het toelaatbare heeft gehandeld en dat, als zij niet snel zou betalen, de belastingdienst bij haar en het BFT bij hem op de stoep zou staan. Een notaris dient ten opzichte van zijn cliënten zorgvuldig uit te laten in zijn bewoordingen. Dat geldt temeer in het geval dat zijn cliënt al een tijd in het buitenland woont en niet op de hoogte is van de rechtssituatie in Nederland. Ook al zou sprake zijn van een persoonlijke band tussen de notaris en klaagster, zoals door de notaris gesteld, zelfs dan, beter nog juist dan, is het aan de notaris een gepaste afstand te bewaren in zijn zakelijke correspondentie met klaagster. Ook deze klachtonderdelen zijn derhalve gegrond.

4.10 Gezien het vorenstaande wordt de klacht grotendeels gegrond verklaard. De kamer is van oordeel dat er bij de notaris in ernstige mate onbegrip bestaat over zijn rol als notaris en de betekenis van zijn ambt, hetgeen valt af te leiden onder meer uit de inhoud van zijn correspondentie met klaagster. De kamer is van oordeel dat een dergelijke onzorgvuldige wijze van declareren en hoogst merkwaardige schriftelijke omgang met een cliënt een goed notaris niet past en acht een de maatregel van schorsing in de uitoefening van het ambt als notaris voor de duur van twee maanden daarom gepast en geboden.

Beslissing

De kamer van toezicht:

-         verklaart klaagster in de klachtonderdelen hiervoor genoemd onder 2.7 en 2.10 niet-ontvankelijk;

-         verklaart de klacht voor het overige gegrond;

-         legt de notaris een schorsing in de uitoefening van het ambt op voor de duur van twee maanden.

Deze beslissing is gegeven door mrs. J.A.J. Peeters, voorzitter, M. Bijkerk, R.H. Meppelink, E.R.S.M. Marres en A.J.H.M. Janssen, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.B.T. Kienhuis, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2012.

Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het gerechtshof te Amsterdam (postbus 1312, 1000 BH Amsterdam) binnen 30 dagen na de dag van verzending van de aangetekend verzonden kennisgeving.