ECLI:NL:TNOKALM:2012:YC0813 Kamer van toezicht Almelo 05 11 en 18 11 Wna

ECLI: ECLI:NL:TNOKALM:2012:YC0813
Datum uitspraak: 22-05-2012
Datum publicatie: 23-07-2012
Zaaknummer(s): 05 11 en 18 11 Wna
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht gegrond zonder maatregel
Inhoudsindicatie: Door de notaris en de kandidaat-notaris is niet klachtwaardig gehandeld met de aan de erfgenamen voorgelegde voorstellen tot verdeling. Terecht hebben de kandidaat-notaris en de notaris in dit verband gewezen op de keuze van een gemeenschappelijk huwelijkse goederenregime en het ontbreken van elke andere regeling, handeling of keuze van erflater en erflaatster daarin.   Met betrekking tot het ingewonnen advies heeft de notaris voor wat betreft de communicatie over de kosten niet afdoende heeft gereageerd. De notaris ontkent de afspraak dat de kosten hoe dan ook voor zijn rekening zouden komen. Nu echter uit hetgeen partijen hierover hebben aangevoerd moet worden geconcludeerd dat dit op enig moment wel namens klaagster als afspraak is bevestigd in een brief aan de notaris, was het aan de notaris om daarover (opnieuw) zijn standpunt schriftelijk te communiceren.    

KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN TE ALMELO

Klachtzaak:                                         05 11 Wna en 18 11 Wna

UITSPRAAK

inzake:                  <naam>,

                             wonende te <plaats>,

                             hierna te noemen klaagster;

tegen:                     < notaris> ,

                             notaris te <plaats>,

                             hierna te noemen notaris,

                             en

                             < kandidaat-notaris>,

                             kandidaat-notaris te <plaats>,

                             hierna te noemen kandidaat-notaris.

1           Verloop van de procedure

Bij brief van 24 februari 2011 heeft klaagster een klacht tegen de kandidaat-notaris ingediend bij de Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Zutphen. Bij aan partijen toegezonden beslissing van 22 maart 2011 van de President van het Gerechtshof te Amsterdam, is de Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Almelo, hierna de Kamer, belast met de behandeling van de klacht tegen de kandidaat-notaris.

Bij brief van 14 april 2011 heeft de kandidaat-notaris zich verweerd. Vervolgens heeft klaagster bij brief van 11 mei 2011 gerepliceerd. Door de kandidaat-notaris is op 10 juni 2011 gedupliceerd.

Bij brief van 22 augustus 2011 heeft klaagster aangegeven dat haar klacht ook is gericht tegen de notaris. Voor zover dat daadwerkelijk moet worden aangenomen, is, bij aan partijen toegezonden beslissing van 27 september 2011 van de President van het Gerechtshof te Amsterdam, de Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Almelo belast met de behandeling van de klacht tegen de notaris.

Bij brief van 24 november 2011 heeft de notaris zich verweerd. Vervolgens heeft klaagster bij brief van 21 december 2011 gerepliceerd. Door de notaris is op 26 januari 2012 gedupliceerd.

De klachtzaken zijn ter zitting van 15 maart 2012 behandeld. Klaagster is in persoon verschenen tezamen met mr. A.T. Oosterhuis. De notaris en de kandidaat-notaris zijn eveneens in persoon verschenen.

2      Toetsingskader 

 

In deze klachtzaak dient te worden beoordeeld of de notaris en/of de kandidaat-notaris heeft gehandeld in strijd met het bepaalde in de Wet op het notarisambt (Wna).

 3      Feiten

 

Gelet op hetgeen klaagster en de notaris en de kandidaat-notaris over en weer hebben verklaard en op basis van door hen overgelegde stukken, alsmede gelet op hetgeen ter zitting is verklaard, gaat de Kamer uit van de volgende feiten.

De vader van klaagster, wijlen de heer <A>, hierna erflater, is overleden op 11 maart 2002.

Op de datum van zijn overlijden was erflater gehuwd met mevrouw < B>, stiefmoeder van klaagster. Mevrouw <B>, hierna erflaatster, is overleden op 23 januari 2008.

Aan het kantoor waaraan de notaris en de kandidaat-notaris verbonden zijn is in 2008 gevraagd de nalatenschappen van erflater en erflaatster af te handelen.

Door de kandidaat-notaris is op 6 januari 2009 een verdelingsvoorstel verzonden. Op genoemd voorstel is door klaagster gereageerd bij brief van 20 januari 2009. Door de kandidaat-notaris is daarop gereageerd bij schrijven van 20 april 2009.

Ter zake van de mogelijke verdeling van de nalatenschappen is van professor mr. P. Blokland advies gevraagd van. Professor mr. P. Blokland heeft bij brief van 4 september 2009, aangevuld bij brief van 13 oktober 2009, van advies gediend.

De Akte Nalatenschap is in concept met de datum 15 maart 2010 naar klaagster gezonden.

De Akte nalatenschap is op 5 augustus 2010 door de notaris gepasseerd.

4.         Standpunten

Samengevat en zakelijk weergegeven zijn de volgende standpunten naar voren gebracht.

4.1            Klaagster stelt zich op het standpunt dat de notaris en de kandidaat-notaris onvoldoende en niet juist hebben gereageerd op de door haar gestelde vragen over de verdeling van de nalatenschap en haar verdere opmerkingen. Klaagster noemt in dit verband haar brief aan de kandidaat-notaris van 20 april 2009. Daarin is melding gemaakt van een halsketting en een televisie die ten onrechte bij één van de erfgenamen zijn terecht gekomen. Ook geeft eiseres aan dat de kandidaat-notaris ten onrechte de inboedel zoals destijds aanwezig in de kamer van erflaatster heeft toegewezen aan de erfgenaam die de kamer heeft leeggehaald. Dit is zonder toestemming en overleg met de andere erfgenamen gebeurd en zonder taxatie van de meest waardevolle voorwerpen. Klaagster geeft aan dat zij op dit laatste wel heeft aangedrongen.

Verder stelt klaagster dat de kandidaat-notaris niet juist heeft gehandeld ten aanzien van het aan haar zuster toekomende erfdeel. Ook is ten onrechte niet uitgegaan van de banksaldi van erflater ten tijde van zijn overlijden. In dit verband wijst klaagster op het advies dat is gevraagd van professor mr. Blokland. Ook worden de daarmee gepaard gaande kosten genoemd. Naar de mening van klaagster heeft de kandidaat-notaris genoemd advies genegeerd en is gekomen tot een onjuist verdelingsvoorstel.

Voor zover klaagster aanvankelijk heeft gesteld dat de gepasseerde akte wezenlijk afwijkt van de in concept verzonden akte, heeft klaagster dat onderdeel van de klacht in haar repliek ingetrokken. Klaagster kan zich niet verenigen met de voorgestelde verdeling. Bovendien, zo stelt klaagster, zijn uiteindelijk niet de juiste bedragen uitbetaald aan de erfgenamen. Naar de mening van klaagster is de uiterste wil van erflater en van erflaatster niet gerespecteerd door de notaris en de kandidaat-notaris en zijn de nalatenschappen niet juist afgewikkeld.

4.2            De kandidaat-notaris wijst er op dat erflater en erflaatster ten tijde van hun eerdere huwelijk niets hebben vastgelegd. Vervolgens zijn erflater en erflaatster met elkaar in gemeenschap van goederen gehuwd. Na het overlijden van erflater is er niets vastgelegd. Eerst na het overlijden van erflaatster zijn die nalatenschappen alsnog zo goed mogelijk vastgesteld om deze te kunnen afwikkelen. Dat heeft uiteindelijk tot een voorstel aan de erfgenamen geleid. Dat voorstel is vooral bedoeld geweest om een concreet begin te krijgen. De erfgenamen hebben daarop gereageerd. De nalatenschappen bestonden voornamelijk uit banksaldi. Aan prof. mr. Blokland is gevraagd of de  nalatenschappen (banksaldi) voor de helft behoorden te worden toebedeeld aan de kinderen van erflater en voor de andere helft aan de kinderen van erflaatster.  De akte is met in achtneming van het advies Blokland opgesteld. Klaagster heeft ingestemd met deze akte van verdeling.

Voor zover klaagster de goederen uit de kamer van erflaatster heeft genoemd, wijst de kandidaat-notaris er op dat klaagster in haar brief van 20 januari 2009 heeft vermeld dat zij heeft besloten haar aandeel daarin aan haar broer te schenken. Bovendien, zo stelt de kandidaat-notaris, was het opruimen en leegmaken van de kamer van erflaatster al geschied voordat de nalatenschappen bij de notaris kwamen.

4.3            De notaris heeft gewezen op de reactie van de kandidaat-notaris. Voor zover het gaat om het raadplegen prof. mr. Blokland wijst de notaris er op dat met mr. Oosterhuis, die klaagster professioneel begeleidde, is afgesproken dat indien uit het advies Blokland zou blijken van een pertinent onjuiste visie van de notaris en de kandidaat-notaris, de kosten voor rekening van de notaris zouden komen. De notaris wijst er verder op dat het advies Blokland in hoofdlijnen overeenstemde met de voorstellen in het concept dat aan de deelgenoten is voorgelegd.

5     Overwegingen 

 

5.1            Ingevolge artikel 98, eerste lid, Wna zijn notarissen en kandidaat-notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij met de zorg die zij als notarissen of kandidaat-notarissen behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris of kandidaat-notaris niet betaamt.

5.2            Met betrekking tot de door klaagster genoemde inboedelgoederen is de Kamer van oordeel dat de kandidaat-notaris niet klachtwaardig heeft gehandeld. Terecht heeft de kandidaat-notaris in dit verband gewezen op de mededeling daarover van klaagster in haar brief van 20 januari 2009. Belangrijker is echter dat het handelen van de broer van klaagster niet een door de kandidaat-notaris gemaakte keuze is geweest. Door de kandidaat-notaris is onweersproken gesteld dat de kamer van erflaatster al was leeggemaakt op het moment waarop de nalatenschappen in behandeling kwamen bij de notaris. Nu door de erfgenamen is afgezien van enige actie op dit punt, was het in dit geval niet aan de notaris of de kandidaat-notaris om daar anders mee om te gaan.

5.3            Voor zover het gaat om de door de notaris en de kandidaat-notaris aan de erfgenamen voorgelegde voorstellen tot verdeling, waaronder de akte in concept en de definitieve akte, is de Kamer van oordeel dat daarmee niet klachtwaardig is gehandeld. Nog daargelaten dat klaagster zich had voorzien van juridische bijstand en na het voeren van discussie over de verdeling heeft ingestemd met de voorgestelde verdeling, is de Kamer van oordeel dat in redelijkheid kon worden gekomen tot de het voorstel en uiteindelijk tot de akte, waarmee in grote lijnen is voorgesteld de nalatenschap voor de helft toe te wijzen aan de kinderen van erflater en de helft aan de kinderen van erflaatster. Immers, terecht hebben de kandidaat-notaris en de notaris in dit verband gewezen op de keuze van een gemeenschappelijk huwelijkse goederenregime en het ontbreken van elke andere regeling, handeling of keuze van erflater en erflaatster daarin.

Klaagster wijst er weliswaar terecht op dat het bij de uitleg van een testament vooral gaat om de gebruikte bewoordingen. Echter bij de taak waar de notaris en de kandidaat-notaris voor stonden, het binnen de tekst van de testamenten oplossen van een verdelingsvraagstuk, speelt de redelijkheid en billijkheid wel een belangrijke rol.

5.4            Met betrekking tot het advies Blokland is de Kamer van oordeel dat de notaris voor wat betreft de communicatie over de kosten niet afdoende heeft gereageerd. De notaris ontkent de afspraak dat de kosten hoe dan ook voor zijn rekening zouden komen. Nu echter uit hetgeen partijen hierover hebben aangevoerd moet worden geconcludeerd dat dit op enig moment wel door mr. Oosterhuis namens klaagster als afspraak is bevestigd in een brief aan de notaris, was het aan de notaris om daarover (opnieuw) zijn standpunt schriftelijk te communiceren. Nu deze communicatie achterwege is gebleven is dit onderdeel van de klacht gegrond.

5.5            Gelet op het voorgaande is de Kamer van oordeel dat de klacht tegen de notaris gegrond is voor zover het betreft de communicatie over de kosten van het rapport Blokland. Legt de notaris in dit verband geen tuchtmaatregel op. De klacht tegen de notaris is voor het overige ongegrond.

5.6            Gelet op het voorgaande is de klacht tegen de kandidaat-notaris ongegrond.

Mitsdien wordt beslist als volgt:

6           Beslissing

De kamer van toezicht over de notarissen en de kandidaat-notarissen te Almelo,

-        verklaart de klacht tegen de notaris gegrond voor zover het de communicatie over de kosten

      van het rapport Blokland betreft;

-        legt de notaris geen tuchtmaatregel op;

-        verklaart de klacht tegen de notaris voor het overige ongegrond;

-        verklaart de klacht tegen de kandidaat-notaris ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.R. van der Winkel, voorzitter, mr. G. van Eerden, mr. G.J. Numan, A. Roesink en mr. H.W.C. Spijkerboer, leden en door de voorzitter, in tegenwoordigheid van G.J. Doeleman als secretaris, in het openbaar uitgesproken op 22 mei 2012.

De secretaris,                                                                                      De voorzitter,