ECLI:NL:TGZRZWO:2012:YG2435 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 016/2012

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2012:YG2435
Datum uitspraak: 22-11-2012
Datum publicatie: 22-11-2012
Zaaknummer(s): 016/2012
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Gegrond, berisping
Inhoudsindicatie: Klacht tegen een tandarts. Klaagster verwijt hem o.a. dat hij haar niet goed heeft voorgelicht en dat hij haar niet naar een mondhygiëniste heeft verwezen. Klacht gegrond, berisping.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 22 november 2012 naar aanleiding van de op 18 januari 2012 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B,

k l a a g s t e r,

-tegen-

C , tandarts, werkzaam te B,

gemachtigde mr. L. Beij, advocaat te Utrecht,

v e r w e e r d e r

1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van:

-het klaagschrift met bijlagen;

-het verweerschrift met de behandelhistorie van klaagster bij verweerder;

-de repliek;

-de dupliek;

-de tandheelkundige historie vanaf 2011, afkomstig van de nieuwe tandarts van klaagster;

-de door tussenkomst van die nieuwe tandarts verstrekte parodontologie gegevens.

Partijen hebben afgezien van de hun geboden mogelijkheid om te worden gehoord in het kader van het vooronderzoek.

De zaak is behandeld ter openbare zitting van 12 oktober 2012. Klaagster is verschenen en verweerder is verschenen vergezeld van zijn gemachtigde.

2. DE FEITEN

Op grond van de stukken waaronder het medisch dossier en het verhandelde ter zitting dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klaagster, geboren op 26 november 1960, was patiënt bij verweerder vanaf 1998.

De status geeft een beeld van de gedeclareerde verrichtingen. Zo werden er ondermeer in 2003, 2007 en 2008 in totaal vier intra-orale foto’s gemaakt. Er werd genoteerd wanneer klaagster op controle kwam te weten tot en met 2004 twee maal per jaar en vanaf oktober 2007 eenmaal per jaar. Tussendoor, in 2005, werd twee maal een behandeling uitgevoerd en vanaf 2007 tot en met het laatste bezoek in november 2009 werden behandelingen als gaatjes vullen en kronen plaatsen genoteerd. Twee maal in de behandelgeschiedenis werd melding gemaakt van een beperkte gebitsreiniging.

Klaagster was een stevige rookster. Zij had volgens verweerder een lichte vorm van horizontale parodontose. De tandhalzen van de voortanden waren verkleurd en lagen iets bloot. Verweerder heeft deze bedekt met labiale veneerings van plastisch materiaal. Klaagster attendeerde verweerder er op een gegeven moment op dat het tandvlees bij haar voortand begon terug te trekken. Verweerder wilde dit tijdelijk esthetisch corrigeren door de klinische kroon met composiet te verlengen richting apex en incisaal wat af te nemen. Klaagster wilde dat toen liever niet. Er bestaat geen schriftelijke vastlegging van genoemde diagnose en ook niet van wat verweerder en klaagster in de loop der jaren hebben besproken. Er is geen pocketstatus gemaakt en er zijn geen bite wing foto’s gemaakt.

In januari 2011 stoorde klaagster zich aan de voortand die begon te verzakken. Zij wilde een afspraak maken met verweerder maar de praktijk bleek te zijn verhuisd. Omdat de nieuwe locatie voor klaagster niet gunstig was gelegen is zij overgestapt naar een andere tandarts. Deze constateerde bij het eerste consult in mei 2011 dat klaagster ondermeer pockets van

9 mm had en verwees haar naar de mondhygiëniste. Van daaruit werd klaagster verwezen naar een parodontoloog. Deze constateerde gegeneraliseerde chronische parodontitis. Klaagster heeft inmiddels meerdere behandelingen gehad.

3. STANDPUNT VAN KLAAGSTER EN DE KLACHT

Klaagster verwijt verweerder, zakelijk weergegeven, dat hij haar niet goed heeft voorgelicht. Zij vraagt zich af waar de foto’s van verweerder zijn waarop te zien moet zijn geweest dat haar kaakbot afnam. Zij is niet geïnformeerd over andere (duurdere) behandelopties. Verweerder heeft klaagster evenmin gewezen op de door hem geconstateerde lichte vorm van parodontose en hij heeft haar niet naar een mondhygiëniste verwezen. Klaagster meent dat de status van haar gebit nu beter zou zijn geweest als verweerder niet was tekortgeschoten in de zorgverlening.

4. HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder voert -zakelijk weergegeven- aan dat hij niet is tekortgeschoten in de door hem aan klaagster te verlenen zorg. Hij meent dat gelet op de verjaringstermijn in de wet BIG slechts gekeken moet worden naar de behandelingen vanaf januari 2002. Hij is van oordeel dat alle handelingen die hij destijds verricht heeft passend waren en van goede kwaliteit, waarbij hij rekening hield met het kostenperspectief. Verweerder heeft klaagster twee maal per jaar opgeroepen voor controle. Hieraan heeft zij niet altijd gevolg heeft gegeven, met name niet tussen november 2004 en oktober 2007, waarbij zij in 2006 zelfs in het geheel niet bij de tandarts is geweest. Dit kan verweerder niet worden aangerekend. Voorts werd de toestand van het gebit van klaagster beïnvloed door het feit dat zij veel rookte en niet wilde stoppen. Verweerder heeft haar op de risico’s daarvan gewezen. Er bestond geen indicatie om klaagster te verwijzen naar een mondhygiëniste. De mondhygiëne was goed en voor zover er van tandsteen sprake was kon verweerder dit goed zelf verwijderen. Als verweerder pockets had gemeten had hij een status gemaakt. Van het blijkbaar in 2011 bestaande ernstige parodontale verval kan verweerder evenmin een verwijt worden gemaakt. In de eerste plaats heeft klaagster na het laatste consult bij verweerder in november 2009 pas in mei 2011 een tandarts bezocht en voorts kan deze situatie in korte tijd zijn ontstaan als gevolg van bijvoorbeeld stress, roken of infecties.

5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Het beroep van verweerder op de verjaringstermijn van tien jaren baat verweerder in dit geval niet, omdat de klacht betrekking heeft op nalatigheden van verweerder jegens klaagster over de gehele behandelperiode en dus ook vanaf januari 2002. In het licht van de in 5.1 vermelde norm betreft de klacht de vraag of verweerder jegens klaagster gedurende de jaren dat zij (vanaf 2002) patiënt was voldoende zorgvuldig heeft gehandeld.

5.3

Het college acht het onwaarschijnlijk dat een dermate ernstige parodontitis als in mei 2011 bij klaagster geconstateerd, in de periode tussen november 2009 en mei 2011 is ontstaan. Het college acht het daarentegen aannemelijk dat die parodontitis in de loop der jaren geleidelijk is ontstaan. Nu klaagster volgens verweerder in elk geval een beginnende parodontose had, maar verweerder over geen van de door hem gestelde constateringen iets heeft opgeschreven, heeft hij zichzelf de kans ontnomen om aannemelijk te maken dat er eerder geen pockets waren en de parodontitis zou zijn ontstaan nadat klaagster zijn praktijk heeft verlaten, zoals hij heeft aangevoerd.

5.4

Uit de wijze van verslaglegging blijkt voorts niet dat verweerder ten opzichte van klaagster de zorg heeft betracht waartoe hij was gehouden.

Immers in de eerste plaats had verweerder bij klaagster een latent probleem geconstateerd een -al dan niet matige- parodontose, waaraan hij vervolgens geen zichtbare follow up heeft gegeven, waarmee hij bewust een risico heeft genomen. Er is slechts één DPSI-score genoteerd, in 1999. Er werd geen specifieke pocket- dan wel parodontologische status bijgehouden terwijl er, als er al geen pockets waarneembaar waren, toch zeker recessies te zien moeten zijn geweest.

Ten tweede is in alle jaren geen enkele bite wing foto gemaakt terwijl over de noodzaak hiervan in de beroepsgroep consensus bestaat.

Ten derde is er niets genoteerd omtrent de overwegingen van verweerder, niet omtrent zijn beleid en evenmin over het bewust daarvan afzien op grond van de door hem uitgevoerde sonderingen zoals verweerder ter zitting heeft aangevoerd.

Tenslotte is niet genoteerd wat met klaagster zou zijn besproken. De klacht dat hij klaagster niet goed heeft voorgelicht, kan verweerder daardoor niet onderbouwd weerleggen.

De hier geconstateerde nalatigheden zijn des te ernstiger nu verweerder -naar eigen zeggen- te maken had met een risicopatiënt en hij bovendien parodontologie als subspecialisatie heeft.

5.5

De klacht is dan ook gegrond.

Met betrekking tot de op te leggen maatregel wordt het volgende overwogen. De wijze waarop verweerder heeft gehandeld is beneden de maat geweest. Die gebrekkige handelwijze heeft gelet op verweerders verklaringen ter zitting een structureel karakter. Verweerder heeft geen blijk gegeven dit in te zien. Daarom kan niet worden volstaan met een waarschuwing en is na te noemen maatregel passend.

6. DE BESLISSING

Het college berispt verweerder.

Aldus gedaan in raadkamer door mr. W.J.B. Cornelissen, voorzitter, mr. J.W. Ilsink, lid-jurist, en dr. Th.J.M. Hoppenreijs, J. Dam en R.T. Thomson, leden-tandartsen,

in tegenwoordigheid van mr. B.E.H. Zijlstra-Bauer, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 22 november 2012 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.

voorzitter

secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.