ECLI:NL:TGZRZWO:2012:YG2419 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 051/2012

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2012:YG2419
Datum uitspraak: 15-11-2012
Datum publicatie: 15-11-2012
Zaaknummer(s): 051/2012
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Raadkamerbeslissing. Klacht tegen verzekeringsarts in verband met aanvraag laattijdige Wajong-uitkering. Rapportage van verweerder voldoet aan de gestelde eisen. Klacht ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 15 november 2012 naar aanleiding van de op 27 februari 2012 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B,

k l a g e r

-tegen-

C , verzekeringsarts, werkzaam te D,

v e r w e e r d e r

1.      HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van:

– het klaagschrift met de bijlagen;

– het aanvullende klaagschrift;

– het verweerschrift;

– de repliek;

– de dupliek;

– het proces-verbaal van het op 17 juli 2012 gehouden mondeling vooronderzoek, met de

   bijlagen;

– de brief van klager, ingekomen 19 juli 2012.

2.      DE FEITEN

Op grond van de stukken waaronder het medisch dossier dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringswetten (UWV) heeft klager, geboren

4 maart 1966, bij beslissing van 10 januari 2011 een aangevraagde uitkering ingevolge de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wet Wajong) geweigerd. Tegen dit besluit heeft klager bezwaar gemaakt. In het kader van de bezwaarschriftprocedure heeft verweerder klager gezien op 31 maart 2011. Op 13 mei 2011 heeft verweerder een medische rapportage in de bezwaarschriftprocedure opgesteld. Hierin heeft verweerder geconcludeerd dat bij klager ten tijde van het beoordelingsmoment in het kader van de Wet Wajong sprake was van mogelijkheden en beperkingen als aangegeven in de functionele mogelijkhedenlijst (FML). Verweerder heeft de medische rapportage voor een arbeidsdeskundige beoordeling voorgelegd aan de arbeidsdeskundige.

Het UWV heeft het bezwaar van klager ongegrond verklaard. De Rechtbank Zutphen heeft bij uitspraak van 8 februari 2012 het door klager ingestelde beroep ongegrond verklaard. Klager heeft hoger beroep tegen deze uitspraak aangetekend bij de Centrale Raad van Beroep (CRvB).  

3.      HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt verweerder -zakelijk weergegeven- dat verweerder in de door hem opgemaakte medische rapportage onvoldoende aandacht heeft gehad voor de door klager ingebrachte stukken en dat verweerder geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om geïnformeerd te worden door mensen die expertise hebben op het gebied van Autisme Spectrum Stoornissen en/of Asperger. Daarnaast verwijt klager verweerder dat de conclusies in verweerders rapport niet overeenstemmen met de bevindingen van klager en zijn behandelaars, de medische rapportage van verweerder op punten tegenstrijdig is en onjuistheden bevat waarbij klager niet is geïnformeerd over de bevindingen van verweerder. Daarbij heeft verweerder volgens klager niet gehandeld in overeenstemming met de 3B-richtlijnen. Tevens verwijt klager verweerder dat verweerder ten onrechte klagers dossier heeft voorgelegd aan de bezwaararbeidsdeskundige en niet duidelijk is geworden welke vacaturebank de bezwaararbeidsdeskundige heeft geraadpleegd om tot de geselecteerde functies te komen.

4.      HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder voert -zakelijk weergegeven- aan dat hij op zorgvuldige wijze geneeskundig onderzoek heeft verricht, waarbij kennisname van de aanwezige gegevens en een zorgvuldige anamnese heeft plaatsgevonden op basis waarvan de medische rapportage is opgesteld.  Verweerder stelt zich op het standpunt dat de arbeidsdeskundige rapportage valt onder verantwoordelijkheid van de arbeidsdeskundige en ter zake van die rapportage verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.

5.      DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1               

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Klager verwijt verweerder dat verweerder onvoldoende aandacht heeft gehad voor de ingebrachte stukken.

Verweerder heeft een uitgebreide dossierstudie gedaan waarbij de medische gegevens en overige relevante omstandigheden zijn meegewogen. Verweerder heeft uitgebreid in de rapportage opgenomen welke rapportages zijn meegewogen in de beoordeling. Ook het door de GGz-Centraal uitgebrachte rapport van 8 april 2011, zijnde een datum gelegen na de hoorzitting in bezwaar, is door verweerder meegewogen in zijn beoordeling. Dat verweerder onvoldoende aandacht heeft geschonken aan de door klager ingebrachte informatie is niet gebleken.

5.3

Klager verwijt verweerder dat hij geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om expertise te verkrijgen middels nadere inlichtingen van de behandelend psychiater en psycholoog.

Het is aan verweerder, en derhalve niet aan klager, om te bepalen welke onderzoeken er nodig zijn om tot zijn oordeel te kunnen komen. Verweerder kon op basis van de documentatie die voorhanden was over de medische situatie van klager op goede gronden tot zijn oordeel komen en behoefde daarvoor geen deskundige in te schakelen. Daarbij is van belang dat een dergelijk onderzoek niets zou toevoegen aan het beeld van klager en zijn situatie in 1984, op zijn 18e levensjaar, zijnde het beoordelingsmoment in het kader van de Wet Wajong. Feiten en gegevens ten aanzien van de medische situatie van klager op 17- en 18-jarige leeftijd ontbreken, behoudens dat aangenomen moet worden dat het syndroom van Asperger destijds ook aanwezig was. Verweerder kent klager op basis van deze aandoening een beperking toe, in dit geval ten aanzien van (intensief) samenwerken, en concludeert dat er geen aanwijzingen zijn voor meer beperkingen of volledige arbeidsongeschiktheid. De conclusie van verweerder is uitgebreid gemotiveerd en inzichtelijk weergegeven.

5.4

Klager verwijt verweerder dat in de door verweerder opgemaakte rapportage tegenstrijdigheden voorkomen.

Verweerder heeft geconcludeerd dat klager arbeidsongeschikt was ten tijde van de beoordeling in 2011. Dat alleen is niet voldoende voor een toekenning van een uitkering ingevolge de Wet Wajong. Een toekenning van een laattijdige aanvraag ingevolge de Wet Wajong kan alleen als klager tot de doelgroep behoort op het moment van zijn 17e en 18e levensjaar. Verweerder heeft zijn medische rapportage zorgvuldig onderbouwd ten aanzien van de arbeidsongeschiktheid ten tijde van de beoordeling en daarnaast de mogelijkheden en beperkingen van klager uitgesplitst naar het heden en naar de beoordelingsmoment in het kader van de Wet Wajong, zijnde het 18e levensjaar. Het college is niet gebleken dat de medische rapportage tegenstrijdigheden behelst, zoals door klager is gesteld.

5.5

Klager verwijt verweerder dat er onjuistheden in de door verweerder opgestelde medische rapportage zijn opgenomen en klager niet geïnformeerd is over de bevindingen van verweerder.

Klager had ten aanzien van de door verweerder opgemaakte rapportage inzage- en correctierecht. Niet gebleken is dat klager heeft verzocht om inzage in de rapportage. Evenmin bestaat voor rapporteur een voorschrift dat de rapportage van tevoren wordt voorgelegd aan degene die het betreft. Ten aanzien van het correctierecht overweegt het college ten overvloede dat eventuele feitelijke onjuistheden kunnen worden ingebracht. De door klager geformuleerde onjuistheden betreffen de beschouwing en conclusie van verweerder. Een andere visie ten aanzien van verweerders beschouwing en conclusie valt echter niet onder het correctierecht.

5.6

Klager verwijt verweerder dat hij niet in overeenstemming met de 3B-richtlijnen heeft gehandeld.

De richtlijnen die klager noemt zijn de richtlijnen Beoordelen, Behandelen en Begeleiden. Deze richtlijnen zien op het professioneel beoordelen door verzekeringsartsen van arbeidsongeschiktheid in het kader van ziekteverzuim, re-integratie, begeleiding door bedrijfsartsen en onder andere behandeling door de curatieve sector. Deze richtlijnen zijn bedoeld voor arbeidsongeschiktheidsbeoordelingen in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) en re-integratieverslagbeoordelingen. Deze richtlijnen zien niet op een beoordeling van de arbeids(on)geschiktheid in het kader van de Wet Wajong.

5.7

Klager stelt dat verweerder het dossier van klager ten onrechte heeft doorverwezen naar de bezwaararbeidsdeskundige voor een arbeidskundige beoordeling.

Verweerder heeft geoordeeld dat klager op het moment van beoordelen, in 2011 derhalve, volledig arbeidsongeschikt was. Voor de Wet Wajong is echter van belang om te beoordelen of deze arbeidsongeschiktheid eveneens bestond op het 18e levensjaar van klager. Verweerder heeft ten aanzien van dit beoordelingsmoment een beperking aangenomen ten aanzien van (intensief) samenwerken.

Verweerder heeft de arbeidsdeskundige ingeschakeld om te beoordelen of klager met de beperkingen en mogelijkheden zoals opgenomen in de FML in staat was om op zijn 18e levensjaar 75% van het minimumloon te verdienen. Naar het oordeel van het college heeft verweerder aldus zorgvuldig gehandeld.

5.8

Klager verwijt de arbeidsdeskundige dat niet inzichtelijk is geworden op basis van welke vacaturebank de door hem geselecteerde functies zijn gebaseerd.

Ten aanzien van de door de arbeidsdeskundige geselecteerde functies is verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt te maken nu een arbeidsdeskundige beoordeling niet onder verweerders verantwoordelijkheid wordt opgesteld. De arbeidsdeskundige is zelf verantwoordelijk voor de door hem gemaakte beoordeling.

5.9

De conclusie uit al het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is, zodat als volgt dient te worden beslist.

6.      DE BESLISSING

Het college wijst de klacht af.

Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, E.H. The-van Leeuwen en

dr. A.N.H. Weel, leden-geneeskundigen, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Dijkman, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 15 november 2012 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.