ECLI:NL:TGZRZWO:2012:YG2386 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 258/2011

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2012:YG2386
Datum uitspraak: 01-11-2012
Datum publicatie: 01-11-2012
Zaaknummer(s): 258/2011
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen huisarts. Klager verwijt de huisarts dat hij hem heeft doorverwijzen naar een podotherapeut zonder voorafgaand röntgenonderzoek. Klacht ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 1 november 2012 naar aanleiding van de op 4 oktober 2011 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B,

k l a g e r

-tegen-

C , huisarts, werkzaam te B,

gemachtigde: mr. M.C. Hoorweg- de Boer, verbonden aan VvAA-rechtsbijstand te Utrecht,

v e r w e e r d e r

1.      HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van:

-       het klaagschrift met de bijlagen;

-       het verweerschrift;

-       de repliek met de bijlagen;

-       de dupliek;

-       het op verzoek van de secretaris van het college door de huisarts D ingezonden dossier van klager;

-       het proces-verbaal van het op 7 juni 2012 gehouden mondeling vooronderzoek.

De klacht is behandeld ter openbare zitting van het college op 14 september 2012. Klager en verweerder zijn verschenen, verweerder bijgestaan door mr. S.M. Steegmans, verbonden aan VvAA-rechtsbijstand te Utrecht.

2.      DE FEITEN

Op grond van de stukken, waaronder het medisch dossier, en het verhandelde ter zitting, dient voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

In 2004 heeft klager een episode met rugklachten doorgemaakt. Klager is toen vanwege deze klachten verwezen door verweerder naar een neuroloog. De conclusie van de neuroloog was dat de klachten waarschijnlijk werden veroorzaakt door een hernia. Het ingestelde beleid was voorlopig conservatief met verwijzing naar een Cesartherapeut. Bij toename van de klachten werd herbeoordeling geadviseerd.

Op 16 augustus 2011 bezocht klager het spreekuur van verweerder in verband met klachten aan voeten en tenen.

Verweerder heeft die dag genoteerd:

“S klachten van tenen; fam:3F’s en 1S hebben DM;ouders niet

O inderdaad dove tenen dig 3 t/m 5; ook bal van voet doof gevoel;gevoelige hak

E Voet/teen symptomen/klachten

P eerst eens beoordeling podotherapeut.”

Verweerder heeft de bloedsuiker gemeten. Deze was 5.5.

In de verwijsbrief naar de podotherapeut schreef verweerder: “doof gevoel dig 3 t/m 5 li voet insuff dwarsgewelf.”

Verweerder noteerde op 18 oktober 2011 in zijn journaal dat klager op eigen initiatief naar (de orthopeed) E was gegaan in verband met doof gevoel tenen links, pijn onder de hak links en pijn in de onderrug uitstralend langs rechterbil. E heeft een botscan laten maken en klager intern verwezen naar de neuroloog. Verweerder heeft daarvoor een verwijsbrief geschreven.

Klager heeft verweerder op 13 september 2011 laten weten dat hij was overgegaan naar een andere huisarts.

3.      HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt verweerder -zakelijk weergegeven- dat hij geen röntgenfoto heeft laten maken maar klager heeft doorverwezen naar de podotherapeut. Hierdoor heeft klager onnodig pijn geleden.

4.      HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder voert -zakelijk weergegeven- aan dat hij klager, na onderzoek, naar de podotherapeut heeft verwezen in het kader van diagnostiek. Hij is van oordeel dat hij niet onzorgvuldig heeft gehandeld.

5.      DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1               

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

De klacht betreft het consult van 16 augustus 2011. Klager bezocht het spreekuur vanwege klachten van een doof gevoel in tenen en voet. Vanwege het verband dat klager, blijkens het huisartsenjournaal, legde tussen zijn klachten en eventuele suikerziekte die in zijn familie voorkomt heeft verweerder de bloedsuiker gemeten bij klager. De uitslag, 5.5, kan als normaal worden aangemerkt.

Klager verklaarde ter zitting dat hij in 2005/2006 vanwege rugklachten een orthopeed had bezocht, maar dat hij dit niet aan verweerder heeft verteld.

Klager stelt dat hij verweerder heeft verteld dat hij ook pijn had in zijn linkerbil en rugklachten. Verweerder heeft dat niet genoteerd en heeft ook betwist dat klager dat heeft verteld. Nu deze klachten door verweerder niet zijn genoteerd en door hem wordt bestreden dat klager die klachten heeft geuit, is de stelling van klager ter zake niet komen vast te staan. Klager heeft desgevraagd ter zitting verteld dat hij tijdens het consult geen verband tussen de voetklachten en de rugklachten, die klager in 2004 heeft gehad, heeft gelegd.

5.3

Verweerder heeft de voet van klager onderzocht. Hij meende, zo blijkt uit de verwijsbrief aan de podotherapeut, bij onderzoek een doorgezakt dwarsgewelf te zien. Een doorverwijzing naar een podotherapeut als eerste en volgende stap in het diagnostisch traject was dan ook alleszins te billijken. Het direct maken van een röntgenfoto is daarbij niet nodig.

5.4

Gelet op het in rubriek 5.1 van deze beslissing weergegeven toetsingskader kan het verweerder, nu niet is komen vast te staan dat klager pijnklachten in bil en rug heeft gemeld, geenszins in tuchtrechtelijke zin worden verweten dat hij de relatie met de eerdere rugklachten niet heeft gelegd. Het tijdsverloop van ca. zes jaar tussen de rugklachten met verwijzing naar de neuroloog en de voetklachten in augustus 2011 dient daarbij mede in aanmerking te worden genomen. Overigens, ook als verweerder wel een mogelijk verband met de rugklachten in 2004 had gelegd, was een verwijzing naar een podotherapeut op dat moment te billijken geweest.

In verband met hetgeen hiervoor is overwogen, is niet van belang ontbloot dat klager de informatie betreffende de klachtenepisode in 2005-2006 aan verweerder heeft onthouden en dat klager, in plaats van naar verweerder terug te gaan om met hem te bespreken of andere stappen in het diagnostisch traject genomen moesten of konden worden, op eigen initiatief orthopeed E heeft bezocht. Het siert verweerder dat hij daarvoor wel alsnog een verwijzing heeft gegeven.

5.5

De conclusie is dan ook dat verweerder niet heeft gehandeld in strijd met de zorg die hij als huisarts ten opzichte van klager behoorde te betrachten, dat de klacht ongegrond is en derhalve dient te worden afgewezen.

6.      DE BESLISSING

Het college wijst de klacht af.

Aldus gedaan in raadkamer door mr. E.W. de Groot, voorzitter, mr. A.L. Smit, lid-jurist,

A.M. Rijken, M.H. Braakman en T.S. van der Veer, leden-geneeskundigen, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris en uitgesproken in het openbaar op 1 november 2012 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr.

H. van der Poel-Berkovits, secretaris.                                                                                                                                                   

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

 

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.