ECLI:NL:TGZRZWO:2012:YG2324 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 305/2011
ECLI: | ECLI:NL:TGZRZWO:2012:YG2324 |
---|---|
Datum uitspraak: | 27-09-2012 |
Datum publicatie: | 27-09-2012 |
Zaaknummer(s): | 305/2011 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Raadkamerbeslissing. Verweerster is werkzaam als chirurg in het ziekenhuis. Klaagster heeft zich enkele malen wegens verwondingen ten gevolge van automutilatie gewend tot het ziekenhuis. Klaagster verwijt verweerster dat ze heeft gezegd dat ze het heel irritant vond dat klaagster elke week kwam. Klacht kennelijk ongegrond. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE
Beslissing d.d. 27 september 2012 naar aanleiding van de op 9 december 2011 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van
A , destijds verblijvende te B,
k l a a g s t e r
-tegen-
C , chirurg, werkzaam te D,
v e r w e e r s t e r
1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Het college heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift met de bijlagen;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- de repliek;
- de dupliek;
- de brief van klaagster van 5 mei 2012;
- de brief van het college van 23 juli en van verweerster van 13 augustus 2012.
Partijen hebben afgezien van de hun geboden mogelijkheid om te worden gehoord in het kader van het vooronderzoek.
2. DE FEITEN
Op grond van de stukken waaronder het als bijlage bij het verweerschrift overgelegde medisch dossier dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.
Klaagster, geboren in 1960, verblijft sinds januari 2004 in de TBS-kliniek E te B. Bij klaagster is een borderline persoonlijkheidsstoornis vastgesteld.
Klaagster automutileert en heeft zich diverse malen tot het ziekenhuis in D gewend om een naald of paperclip te laten verwijderen uit haar hand.
Klaagster heeft drie keer persoonlijk contact gehad met verweerster. Eenmaal tijdens de avonduren toen verweerster als dienstdoend chirurg op de operatiekamer naalden bij klaagster heeft verwijderd, eenmaal op 14 april 2011 op de polikliniek chirurgie als controle na een ander bezoek aan de spoedeisende hulp (SEH) van klaagster waarbij iets was verwijderd en eenmaal op 28 juli 2011 op de polikliniek chirurgie naar aanleiding van klachten die klaagster had van een litteken op de hand, ontstaan na een ingreep in een ander ziekenhuis.
Tijdens het consult van 14 april 2011 op de polikliniek chirurgie heeft verweerster een gesprek gehad met klaagster. Verweerster heeft met klaagster besproken dat er bij hulpverleners op en rond de SEH wel eens irritatie is over de bezoeken van klaagster aan de SEH in verband met automutilatie.
Verweerster heeft met klaagster besproken dat het heropenen van een verse wond en het hierin opnieuw stoppen van bijvoorbeeld een paperclip mogelijk voorkomen zou kunnen worden door bij de verse wond een gipsverband aan te leggen. Dit voorstel sprak klaagster aan en is met succes toegepast.
Tijdens het consult van 28 juli 2011 heeft verweerster afgesproken dat het litteken op de hand zou worden verfraaid en nadien een gipsspalk zou worden aangelegd.
Op 29 november 2011 is door de dienstdoende artsen is afgesproken:
“geen naalden/paperclips meer te verwijderen die zij onder de huid steekt. Bij levensbedreigende of andere aandoeningen blijft mevrouw uiteraard welkom op de SEH.”
Klaagster heeft een met deze klacht verband houdende klacht ingediend tegen de klachtenfunctionaris van het ziekenhuis F, bekend onder nummer 306/2011. In beide zaken wordt tegelijkertijd uitspraak gedaan.
3. HET STANDPUNT VAN KLAAGSTER EN DE KLACHT
Klaagster verwijt verweerster -zakelijk weergegeven- dat zij tegen klaagster heeft gezegd dat ze het heel irritant vond dat klaagster elke week kwam. Het voorstel voor het aanleggen van een gipsverband kwam van verweerster met de bedoeling dat ze even rust hadden van klaagster.
4. HET STANDPUNT VAN VERWEERSTER
Verweerster voert -zakelijk weergegeven- aan dat zij het betreurt dat klaagster een klacht tegen haar heeft ingediend omdat zij juist het gevoel had dat zij -kort gezegd- goede afspraken had gemaakt met klaagster. Verweerster heeft nooit geweigerd klaagster te behandelen. Impliciet stelt verweerster zich op het standpunt dat de tegen haar ingediende klacht ongegrond is.
5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE
5.1
Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.
5.2
Klaagster bezoekt met enige regelmaat de afdeling SEH na automutilatie. Daarbij komt het voor dat klaagster (kort daarvoor) op de SEH behandelde wonden opent. Verweerster ontkent impliciet dat zij tegen klaagster heeft gezegd dat ze het heel irritant vond dat klaagster vaak de SEH bezocht. Wel heeft verweerster met klaagster besproken, klaagster erkent dat, hoe voorkomen kon worden dat klaagster op de SEH behandelde wonden opnieuw zou openen. Verweerster heeft klaagster voorgesteld na de behandeling een gipsverband aan te leggen. Dit voorstel leek klaagster aan te spreken en is (enkele malen) met succes toegepast.
Uiteraard dienen patiënten, ook als zij verwondingen hebben die het gevolg zijn van automutilatie, adequaat te worden geholpen. Dat neemt niet weg dat het begrijpelijk is dat verweerster heeft gepoogd een oplossing te vinden voor de veelvuldige hulpvraag van klaagster. Het college is van oordeel dat verweerster blijkbaar op een creatieve manier een oplossing heeft willen bedenken voor een probleem van zowel klaagster als van het personeel op de SEH. Dat kan haar in tuchtrechtelijke zin niet worden verweten. Verder kan daaruit niet de conclusie worden getrokken dat verweerster dit voorstel alleen heeft gedaan om even rust te hebben van klaagster.
Dat de oplossing klaagster bij nader inzien toch niet bevalt doet aan het oordeel over die oplossing niet af.
Een tuchtrechtelijk verwijt valt verweerster daarover dan ook niet te maken.
5.3
Uit het dossier blijkt dat op 29 november 2011 door de dienstdoende artsen is afgesproken:
“geen naalden/paperclips meer te verwijderen die zij onder de huid steekt. Bij levensbedreigende of andere aandoeningen blijft mevrouw uiteraard welkom op de SEH.”
Uit het dossier blijkt niet dat verweerster bij het maken van deze afspraak was betrokken. Desgevraagd heeft verweerster in haar brief van 14 augustus 2012 verklaard dat zij nooit betrokken is geweest bij het maken van een afspraak over het niet (meer) verwijderen van naalden/paperclips bij klaagster en dat zij tot het moment dat klaagster een klacht tegen haar indiende geen weet had van het bestaan van een dergelijke afspraak. Het college heeft geen aanknopingspunten om niet van de juistheid van die verklaring uit te gaan. Wat er verder ook zij van deze afspraak, in ieder geval kan verweerster daarvan, nu niet is gebleken dat zij daar bij betrokken was, geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt.
5.4
De conclusie is dan ook dat verweerster niet is tekortgeschoten in de zorg die zij als chirurg ten opzichte van klaagster behoorde te betrachten en dat de klacht als kennelijk ongegrond dient te worden afgewezen.
6. DE BESLISSING
Het college wijst de klacht af.
Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, M.D. Klein Leugemors en G.W.A. Diehl, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 27 september 2012 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.
voorzitter
secretaris
Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:
a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;
b. degene over wie is geklaagd;
c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.
Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.