ECLI:NL:TGZRZWO:2012:YG2323 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 308/2011
ECLI: | ECLI:NL:TGZRZWO:2012:YG2323 |
---|---|
Datum uitspraak: | 20-09-2012 |
Datum publicatie: | 20-09-2012 |
Zaaknummer(s): | 308/2011 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen huisarts. Gelet op klachten en onderzoeksresultaten heeft huisarts niet in strijd met de te betrachten zorgvuldigeid gehandeld door aanvankelijk de onjuiste diagnose te stellen. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE
Beslissing d.d. 20 september 2012 naar aanleiding van de op 15 december 2011 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van
A , wonende te B,
k l a a g s t e r
-tegen-
C , huisarts, werkzaam te B,
bijgestaan door mr. V.C.A.A.V. Daniels, advocaat Stichting VvAA rechtsbijstand te Utrecht,
v e r w e e r d e r
1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Het college heeft kennisgenomen van:
– het klaagschrift;
– het aanvullende klaagschrift met de bijlage;
– het verweerschrift met de bijlagen waaronder het huisartsenjournaal van klaagster;
– de repliek;
– de dupliek.
Er is geen gebruik gemaakt van de geboden mogelijkheid om te worden gehoord in het kader van het vooronderzoek.
De zaak is behandeld ter openbare zitting van 10 augustus 2012, alwaar zijn verschenen klaagster en verweerder, bijgestaan door zijn gemachtigde.
2. DE FEITEN
Op grond van de stukken, waaronder met name het huisartsenjournaal, dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.
Verweerder heeft op 14 april 2011 tijdens het spreekuur kennis gemaakt met klaagster, geboren 24 januari 1938, als nieuwe patiënt.
Klaagster bezocht het spreekuur van verweerder op 6 juni 2011 wegens een pijnlijke linker-voet nadat klaagster zich had verstapt en aansluitend een wandeling had gemaakt. Verweerder noteerde in het journaal dat mogelijk sprake was van een tendovaginitis en schreef klaagster ibuprofen voor 600 mgr 3x dd 1 tablet.
Op 13 juni 2011 heeft klaagster via de centrale huisartsenpost een herhalingsrecept ibuprofen gekregen.
Op 14 juni 2011 heeft klaagster de vaste waarnemer van verweerder geconsulteerd. Deze noteerde:
”S: 1/6 verstapt op begravenis van zwager. Is gewoon doorgelopen. Nadien meer last van gaan krijgen. Wordt wat dikker ook. Niet dat weet een haematoomgezeten. Is anti-medicijnen.
O: Pitting enkeloedeem links. Laterale malleolus regio ga. Kan wel op been staan.
E. enkeloedeem links.
P: Uitleg. Steunkous dragen die heeft. Daar geen kracht kan zetten met been. Tubigrip ook nog voorgeschreven. X enkel li.”
Op de foto waren geen ossale afwijkingen te zien.
Op 30 juni 2011 bezocht klaagster het spreekuur van verweerders praktijkondersteuner (POH) vanwege haar astma/COPD. Klaagster heeft aan de POH gevraagd om een echo van de enkel. Na overleg tussen de POH en verweerder is geadviseerd eerst het effect van de kous af te wachten.
Op 5 juli 2011 bezocht klaagster het spreekuur van verweerder. Zij had een knap in het been gehoord en kon direct niets meer. Verweerder heeft klaagster vanwege een vermoedelijke achillespeesruptuur met spoed verwezen naar de afdeling eerste hulp. De volgende dag is klaagster door de chirurg aan haar achillespees geopereerd.
Op 1 augustus 2011 heeft verweerder een gesprek gehad met klaagster en haar echtgenoot op de praktijk. Op 4 augustus 2011 heeft verweerder bij klaagster thuis een gesprek gehad waarbij ook de echtgenoot van klaagster aanwezig was. Klaagster was toen tevreden met de uitleg van verweerder.
Klaagster heeft verweerder later bezocht met andere klachten. Op 2 november 2011 deelde klaagster verweerder tijdens een consult mee dat ze moeite had met de kosten vanwege de achillespeesruptuur. Op 11 november 2011 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen klaagster en de vaste waarnemer van verweerder. De onvrede over de financiële afwikkeling bij klaagster bleef.
3. HET STANDPUNT VAN KLAAGSTER EN DE KLACHT
Klaagster verwijt verweerder -zakelijk weergegeven-:
- dat hij het advies gaf veel te lopen om trombose te voorkomen;
- dat hij uitsluitend ibuprofen 600 PCH voorschreef;
- dat hij na zwelling van de voet elastische kousen aan liet meten. Tot die tijd heeft klaagster elastiek verband, rondgebreid per meter moeten dragen;
- dat hij ondanks haar herhaalde verzoek weigerde een echo van de enkel te maken.
4. HET STANDPUNT VAN VERWEERDER
Verweerder heeft erkend dat hij inderdaad de diagnose (dreigende) achillespeesruptuur heeft gemist. Verweerder voert echter aan dat het een zeldzame diagnose is en dat het soms moeilijk is deze op het spoor te komen. Verweerder heeft met de POH en de Hidha (huisarts in dienst van een huisarts) het gebeurde besproken om uit het gebeurde lering te trekken.
Verweerder heeft de medische kant van het probleem met klaagster en haar echtgenoot in goede orde besproken. Het spijt verweerder dat een en ander voor klaagster financieel zulke vervelende consequenties heeft. Hij wijst erop dat zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekering alleen kan worden gebruikt als vast zou staan dat zaken (bewust) verkeerd waren gegaan. Verweerder meent dat daarvan geen sprake is.
5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE
5.1
Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.
5.2
In feite komt de klacht erop neer dat klaagster verweerder verwijt dat hij de diagnose (dreigende) achillespeesruptuur te laat heeft gesteld. In dit verband heeft te gelden dat louter het missen van de juiste diagnose geen tuchtrechtelijk verwijt hoeft op te leveren.
Alleen indien zou komen vast te staan dat de wijze waarop de aangeklaagde arts tot zijn, naderhand onjuist gebleken, diagnose is gekomen in strijd zou zijn met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame beroepsgenoot mag worden verwacht, kan een dergelijke klacht tot het beoogde resultaat leiden.
5.3
Het college is van oordeel dat het handelen van verweerder voldoende zorgvuldig is geweest en derhalve niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Verweerder heeft klaagster gezien op 6 juni 2011. Dat hij toen op grond van de anamnese en onderzoek tot de diagnose tendovaginitis is gekomen, valt te billijken. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat de klachten gelokaliseerd waren bij de hiel en dat de achillespees bij onderzoek diffuus verdikt was. Ter zitting heeft verweerder verder gesteld dat hij klaagster heeft aangeraden geen absolute rust te houden maar in beweging te blijven. Verweerder heeft betwist dat hij geadviseerd heeft veel te lopen in verband met risico op trombose. Dat klaagster is geadviseerd veel te lopen om trombose te voorkomen staat daarom niet vast.
5.4
Het college is voorts van oordeel dat verweerder geen verwijt te maken valt over het aanmeten van een elastische kous. Toen klaagster de waarnemer van verweerder consulteerde stelde deze een andere diagnose, namelijk een oedemateus gezwollen enkel, in plaats van de diagnose tendovaginitis die verweerder had gesteld. De waarnemer heeft daarop een elastische kous voorgeschreven (tubigrip).Verweerder heeft daarin geen rol gespeeld.
Op 30 juni 2011 adviseerde verweerder het resultaat van die kous af te wachten. Het college acht het niet verwijtbaar dat verweerder op dat moment de diagnose en behandeling van zijn collega heeft gevolgd die klaagster immers recentelijk nog had gezien en onderzocht.
5.5
Klaagster heeft tot slot aangevoerd dat zij graag een echo wilde. Uit het journaal leidt het college af dat een verzoek om een echo op 30 juni 2011 via de POH is gedaan. Het is verweerder echter niet tuchtrechtelijk te verwijten dat verweerder klaagster toen (nog) niet met dat doel wilde verwijzen maar het resultaat van het ingezette beleid wilde afwachten. Dat en op welk moment klaagster eerder om een echo heeft gevraagd waarop verweerder negatief heeft geantwoord, heeft klaagster verder onvoldoende toegelicht.
5.6
De conclusie is dat verweerder niet heeft gehandeld in strijd met de zorg die hij ten opzichte van klaagster behoorde te betrachten en dat de klacht als ongegrond dient te worden afgewezen.
6. DE BESLISSING
Het college wijst de klacht af.
Aldus gedaan in raadkamer door mr. Th.C.M. Willemse, voorzitter, mr. E.W. de Groot, lid-jurist, M.D. Klein Leugemors, G.W.A. Diehl, en A.M. Rijken, leden-geneeskundigen, in tegenwoordigheid van mr. G.E. Bart, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op
20 september 2012 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.
voorzitter
secretaris
Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:
a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;
b. degene over wie is geklaagd;
c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.
Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.