ECLI:NL:TGZRZWO:2012:YG2320 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 068/2012
ECLI: | ECLI:NL:TGZRZWO:2012:YG2320 |
---|---|
Datum uitspraak: | 06-09-2012 |
Datum publicatie: | 06-09-2012 |
Zaaknummer(s): | 068/2012 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Raadkamerbeslissing. Klacht tegen huisarts betreft klachten in de arm die na een griepprik zijn ontstaan. Klacht kennelijk ongegrond. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE
Beslissing d.d. 6 september 2012 naar aanleiding van de op 20 januari 2012 bij het Regionaal Tuchtcollege te Eindhoven en na doorzending op 13 maart 2012 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van
A , wonende te B,
k l a a g s t e r
-tegen-
C , huisarts, werkzaam te B,
v e r w e e r s t e r
1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Het college heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift;
- het aanvullende klaagschrift;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- de repliek;
- de dupliek;
- het huisartsenjournaal van klaagster.
Partijen hebben afgezien van de hun geboden mogelijkheid om te worden gehoord in het kader van het vooronderzoek.
Klaagster heeft een met deze klacht verband houdende klacht ingediend tegen de huisarts D. Deze klacht is bekend onder nummer 069/2012. Het in die zaak overgelegde huisartsenjournaal is met toestemming van klaagster in het onderhavige dossier gevoegd. In beide zaken wordt tegelijkertijd uitspraak gedaan.
2. DE FEITEN
Op grond van de stukken waaronder het medisch dossier dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.
Verweerster is als vaste waarnemer twee dagen in de week werkzaam in de praktijk van de huisarts D te B, huisarts van klaagster. Klaagster, geboren in 1930, is bekend met polyartrose. Reumatologen hebben sinds 2000 bij onderzoeken geen aanknopingspunten gevonden voor reumatische ziekten bij klaagster.
Op vrijdag 17 oktober 2011 heeft verweerster klaagster de griepvaccinatie toegediend. Verweerster heeft de vaccinatie gezet in het laterale (zijkant) bovenste deel van de bovenarm.
Op vrijdag 28 oktober 2011 heeft verweerster klaagster gezien op het spreekuur. Klaagster vertelde sinds een week pijn aan de linker bovenarm te hebben zonder dat er een trauma was geweest. Verweerster noteerde dat er een harde zwelling was en een haematoom. Verweerster heeft een röntgenfoto aangevraagd. Verder noteerde zij de mogelijkheid van een pathologische fractuur. De röntgenfoto liet geen fractuur zien.
Op 28 december 2011 heeft D klaagster vanwege aanhoudende klachten doorverwezen voor een echo van de arm/schouder. Op 29 december 2011 is dit onderzoek uitgevoerd.
De uitslag van de echo was:
“Echografie van de linkerschouder in verband met pijnklachten ontstaan na griepprik.
In de musculus deltoideus echoleeg gebied passend bij intramusculair hematoom d.d. rupuur. Vocht rond de bicepspees. Ondiepe sulcus bicipitalis waarbij de bicepspees mediaal van de sulcus is gelegen.
Inhomogeen aspect van de pees van de subcapularis, een intratendineus ruptuurtje kan niet met zekerheid worden uitgesloten. De pees van de musculus supraspinatus is niet meer aanwezig passend bij een totaal ruptuur. Verkalking ter hoogte van de insertie van de infrasinatus pees.
Conclusie:
Hematoom d.d ruptuur in de musculus deltoideus, dit kan gerelateerd zijn aan de griepprik.
Ondiepe sulcus bicipitalis met verplaatsing van de bicepspees naar mediaal: congenitale variant.
Rotator cuff pathologie: 1. Tendiose en mogelijk klein intratendineus ruptuurtje van de subcapularurispees. 3. Geringe tendinitis calcarea infraspinatuspees.
Een relatie tussen de griepprik en de rotator cuff pathologie lijkt onwaarschijnlijk.”
Op 17 januari 2012 heeft verweerster een visite afgelegd bij klaagster op haar verzoek omdat klaagster wilde praten over de pijnmedicatie.
Verweerster noteerde:
“Nog steeds veel pijn aan L arm wil eigenlijk niet door mij geholpen worden omdat ik de griepprik gegeven heb.”
Inmiddels was contact geweest met de reumatoloog en had deze klaagster medicatie voorgeschreven die zij echter nog niet had ontvangen.
Verweerster heeft met de praktijk reumatologie contact opgenomen over de voorgeschreven medicatie en klaagster laten weten dat het recept door de reumatoloog naar de apotheek
was gestuurd en dat zij de medicatie die middag kon verwachten.
Klaagster is op 2 februari 2012 door verweersters collega D verwezen naar een orthopeed voor nader onderzoek en therapie. Enkele weken later heeft zij zich over laten schrijven naar een andere huisarts.
3. HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT
Klager verwijt verweerster -zakelijk weergegeven- dat zij de griepprik fout heeft gezet waardoor een haematoom in de bovenarmspier is ontstaan en klaagster ernstige klachten heeft ondervonden.
4. HET STANDPUNT VAN VERWEERSTER
Verweerster voert -zakelijk weergegeven- aan dat zij de griepprik heeft gegeven volgens de richtlijnen. Verweerster sluit een relatie tussen de griepprik en het haematoom in de bovenarmspier niet uit maar dit betreft dan een complicatie van een volgens de richtlijnen uitgevoerde behandeling en is niet verwijtbaar.
5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE
5.1
Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.
5.2
Vast staat dat klaagster na het toedienen van de vaccinatie erg veel last heeft gekregen van haar linkerarm/schouder. De vraag is of geoordeeld kan worden dat deze klachten zijn veroorzaakt door een foutief toegediende vaccinatie.
Klaagster stelt dat verweerster de vaccinatie fout heeft gezet. Verweerster stelt zich op het standpunt dat zij de vaccinatie volgens de geldende richtlijnen heeft toegediend. Om te komen tot het oordeel dat verweerster de injectie verkeerd heeft gezet moet kunnen worden vastgesteld dat er een voldoende feitelijke grondslag voor dat oordeel bestaat.
Het college heeft echter geen of onvoldoende aanwijzingen om aan te nemen dat verweerster de vaccinatie niet volgens de geldende richtlijnen heeft gegeven. Terecht heeft verweerster opgemerkt dat, anders dan klaagster meent, de griepprik intramusculair toegediend wordt, of eventueel diep subcutaan. Verweerster valt met betrekking tot het geven van de vaccinatie dan ook geen verwijt te maken.
Het college komt aan de beantwoording van de vraag of klaagsters klachten een gevolg zijn van de vaccinatie dan ook niet toe, doch ook als zulks wordt aangenomen volgt daar nog niet uit dat de prik ook onjuist is gegeven.
Wel wijst het college erop dat de verwijzing naar aanleiding van de klachten van klaagster voor een röntgenfoto, naar de reumatoloog en de orthopeed adequaat moet worden genoemd.
5.3
De conclusie van het college is dat niet is komen vast te staan dat verweerster heeft gehandeld in strijd met de zorg die zij als huisarts ten opzichte van klaagster behoorde te betrachten en dat de klacht als kennelijk ongegrond dient te worden afgewezen.
6. DE BESLISSING
Het college wijst de klacht af.
Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, M.D. Klein Leugemors en
G.W.A. Diehl, leden-geneeskundigen, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 6 september 2012 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.
voorzitter
secretaris
Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:
a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;
b. degene over wie is geklaagd;
c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.
Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.