ECLI:NL:TGZRZWO:2012:YG2025 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 264/2011

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2012:YG2025
Datum uitspraak: 14-05-2012
Datum publicatie: 14-05-2012
Zaaknummer(s): 264/2011
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Raadkamerbeslissing. Klacht tegen cardioloog betreffende onvoldoende onderzoek en informatie en het voorstel klaagster naar een psychiater te verwijzen. Klacht kennelijk ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 14 mei 2012 naar aanleiding van de op 10 oktober 2011 ingekomen klacht van

A , wonende te B,

k l a a g s t e r

-tegen-

C , cardioloog, destijds werkzaam te B,

v e r w e e r d e r

1.      HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van:

-       het klaagschrift;

-       het verweerschrift met de bijlagen;

-       de repliek met de bijlagen;

-       de dupliek;

-       het proces-verbaal van het mondeling vooronderzoek dat gehouden is op 8 maart 2012.

2.      DE FEITEN

Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van de volgende samenvatting van de feiten te worden uitgegaan.

Klaagster heeft een met deze klacht verband houden klacht ingediend tegen de verpleegkundige D (verder de verpleegkundige) werkzaam in hetzelfde ziekenhuis , bekend onder nummer 263/2011. In beide zaken wordt tegelijkertijd uitspraak gedaan. Verder heeft klaagster met deze klacht verband houdende klachten ingediend bekend onder de nummers 240 en 241/2008 en 199 en 200/2011. In die zaken heeft het college eerder uitspraak gedaan.

Op 4 augustus 2011 bezocht kaagster verweerders spreekuur. Zij was na lang aandringen bij haar huisarts weer naar de cardioloog verwezen vanwege een scala aan aspecifieke klachten, onder meer hartkloppingen die zouden zijn ontstaan nadat zij enkele jaren eerder op haar werk zou zijn vergiftigd via met rattengif bevattende koekjes.

Klaagster uitte haar ongenoegen over het feit dat er nog steeds geen diagnose was gesteld.

In 2010 was klaagster op het spreekuur geweest bij verweerders collega E en was er uitgebreid cardiologisch onderzoek verricht en had klaagster een second opinion ingewonnen bij het F in G. Al deze onderzoeken (waaronder een inspanningstest, event recorder 3 weken, SPECT-CT en een echo van het hart) hadden op cardiologisch gebied geen afwijkingen laten zien. Verweerder heeft bij klaagster een holteranalyse laten doen. Op 26 september 2009 kwam klaagster op het spreekuur van verweerder voor de uitslag van het onderzoek en evaluatie van de klachten.

Enkele dagen voor dit polikliniekbezoek werd verweerder door de verpleegkundige benaderd met het verzoek hem direct te informeren zodra er tijdens het polikliniekbezoek van klaagster problemen zouden ontstaan. Verder heeft verweerder voorafgaand aan het consult telefonisch overleg gevoerd met een van de psychiaters in het ziekenhuis om te overleggen of een psychiatrisch consult zinvol zou zijn. De psychiater achtte het overwegen van een psychiatrisch lijden gerechtvaardigd.

Verweerder heeft klaagster meegedeeld dat het holteronderzoek geen noemenswaardige cardiologische afwijkingen en heeft haar voorgesteld om eens een consult psychiatrie te laten verrichten. Het voorstel werd door klaagster stellig afgewezen waarbij zij aanvullend cardiologisch onderzoek vroeg. Verweerder heeft klaagster meegedeeld dat daarvoor geen cardiologische indicatie bestond. Klaagster gaf daarop aan dat zij er dan maar mee moest leren leven en verliet de spreekkamer. Enkele minuten later keerde zij echter terug waarbij zij ongevraagd de spreekkamer van verweerder betrad. Zij wilde met eigen ogen de uitslag van het holteronderzoek zien. Verweerder heeft vervolgens de verpleegkundige gevraagd om aan te sluiten bij het gesprek. De verpleegkundige heeft klaagster de procedure en de wettelijke bepalingen uitgelegd en  aangegeven dat zij recht had op een afschrift van het dossier maar dat zij dit niet kon eisen door opnieuw de spreekkamer te betreden. Klaagster pakte vervolgens de uitslag van het holteronderzoek en verliet daarmee de kamer. De verpleegkundige heeft de politie geïnformeerd over hetgeen is voorgevallen. De politie is naar klaagsters huis gegaan. Klaagster heeft later de onderzoeksresultaten teruggebracht.

3.      HET STANDPUNT VAN KLAAGSTER EN DE KLACHT

Klaagster verwijt verweerder -zakelijk weergegeven-:

-         dat hij haar de uitslag van het holteronderzoek niet heeft meegedeeld;

-         dat hij heeft gezegd dat zij niets mankeerde;

-         dat hij haar naar een psychiater wilde verwijzen;

-         dat zij op dat moment het holteronderzoek niet mocht inzien.

4.      HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder gaat in het verweerschrift en in de conclusie van dupliek in op de klachten van klaagster. Hij komt op gronden genoemd in die stukken tot de conclusie dat zij niet in strijd met haar zorgplicht jegens klaagster heeft gehandeld en verzoekt het college de klacht als (kennelijk) ongegrond af te wijzen.

5.      DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1               

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Het college is van oordeel dat het van zorgvuldigheid getuigt dat verweerder bij klaagsters atypische klachten en het uitgebreide cardiologisch onderzoek dat niet lang daarvoor reeds was gedaan bij klaagster nog een holteronderzoek heeft laten doen. Tevens getuigt het van zorgvuldigheid dat verweerder, toen dit onderzoek geen afwijkingen liet zien, heeft overwogen dat de door klaagster ervaren klachten een psychische grondslag zouden kunnen hebben en dat hij dit met klaagster heeft besproken.

Het college heeft geen aanwijzingen dat verweerder de uitslag van het holteronderzoek niet op zorgvuldige wijze aan klaagster heeft gegeven. Dat verweerder, toen klaagster na beëindiging van het consult zijn spreekkamer weer binnenkwam, niet aanstonds op haar wens om het holteronderzoek in te zien is ingegaan, acht het college geenszins verwijtbaar. Voor het afgeven van medische gegevens gelden, zeker in een ziekenhuis, bepaalde regels.

5.3

De conclusie van het college is dan ook dat klaagsters klachten in alle onderdelen falen. Verweerder is niet tekortgeschoten in de zorg die hij ten opzichte van klaagster behoorde te betrachten. De klacht dient dan ook in alle onderdelen als kennelijk ongegrond te worden afgewezen.

6.      DE BESLISSING

Het college wijst de klacht af.

Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, dr. R. Brons en M.D. Klein Leugemors, leden-geneeskundigen, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris en uitgesproken in het openbaar op 14 mei 2012 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.