ECLI:NL:TGZRZWO:2012:YG2024 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 263/2011

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2012:YG2024
Datum uitspraak: 14-05-2012
Datum publicatie: 14-05-2012
Zaaknummer(s): 263/2011
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Raadkamerbeslissing. Klacht tegen verpleegkundige, leidinggevende betreffende afgifte/inzage medisch dossier. Klacht ontvankelijk, kennelijk ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 14 mei 2012 naar aanleiding van de op 10 oktober 2011 ingekomen klacht van

A , wonende te B,

k l a a g s t e r

-tegen-

C , verpleegkundige, werkzaam te B,

v e r w e e r d e r

1.      HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van:

-       het klaagschrift;

-       het verweerschrift met de bijlagen;

-       de repliek met de bijlagen;

-       de dupliek;

-       het schrijven van verweerder dat op 9 februari 2012 bij het college is binnengekomen voorzien van een bijlage;

-       proces-verbaal van het mondeling vooronderzoek dat gehouden is op 8 maart 2012.

2.      DE FEITEN

Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van de volgende samenvatting van de feiten te worden uitgegaan.

Verweerder is werkzaam als leidinggevende op de polikliniek cardiologie van de D te B.

Klaagster heeft een met deze klacht verband houden klacht ingediend tegen de cardioloog E (verder de cardioloog) destijds werkzaam in hetzelfde ziekenhuis , bekend onder nummer 264/2011. In beide zaken wordt tegelijkertijd uitspraak gedaan. Verder heeft klaagster met deze klacht verband houdende klachten ingediend bekend onder de nummers 240 en 241/2008 en 199 en 200/2011. In die zaken heeft het college eerder uitspraak gedaan.

Op 4 augustus 2011 bezocht kaagster het spreekuur van de cardioloog. Zij was na lang aandringen bij haar huisarts weer naar de cardioloog verwezen vanwege een scala aan aspecifieke klachten, onder meer hartkloppingen die zouden zijn ontstaan nadat zij enkele jaren eerder op haar werk zou zijn vergiftigd via met rattengif bevattende koekjes.

Klaagster uitte haar ongenoegen over het feit dat er nog steeds geen diagnose was gesteld.

In 2010 was klaagster op het spreekuur geweest bij de cardioloog F in hetzelfde ziekenhuis, was er uitgebreid cardiologisch onderzoek verricht en had klaagster een second opinion ingewonnen bij het G in H. Al deze onderzoeken (waaronder een inspanningstest, event recorder 3 weken, SPECT-CT en een echo van het hart) hadden op cardiologisch gebied geen afwijkingen laten zien.

De cardioloog heeft bij klaagster een holteranalyse laten doen. 

Op 26 september 2011 kwam klaagster op het spreekuur van de cardioloog voor de uitslag van het onderzoek en evaluatie van de klachten.

Enkele dagen voor dit polikliniekbezoek heeft verweerder de cardioloog benaderd met het verzoek hem direct te informeren zodra er tijdens het polikliniekbezoek van klaagster problemen zouden ontstaan. Verder heeft de cardioloog voorafgaand aan het consult telefonisch overleg gevoerd met een van de psychiaters in het ziekenhuis om te overleggen of een psychiatrisch consult zinvol zou zijn. De psychiater achtte het overwegen van een psychiatrisch lijden gerechtvaardigd.

De cardioloog heeft klaagster meegedeeld dat het holteronderzoek geen noemenswaardige cardiologische afwijkingen liet zien en heeft haar voorgesteld om eens een consult psychiatrie te laten verrichten. Het voorstel werd door klaagster afgewezen waarbij zij aanvullend cardiologisch onderzoek vroeg. De cardioloog heeft klaagster meegedeeld dat daarvoor geen cardiologische indicatie bestond. Klaagster gaf daarop aan dat zij er dan maar mee moest leren leven en verliet de spreekkamer. Enkele minuten later keerde zij echter terug waarbij zij ongevraagd de spreekkamer van de cardioloog betrad. Zij wilde met eigen ogen de uitslag van het holteronderzoek zien. De cardioloog heeft vervolgens verweerder gevraagd om aan te sluiten bij het gesprek. Verweerder heeft klaagster de procedure en de wettelijke bepalingen uitgelegd en  aangegeven dat zij recht had op een afschrift van het dossier maar dat zij dit niet kon eisen door opnieuw de spreekkamer te betreden. Klaagster pakte vervolgens de uitslag van het holteronderzoek en verliet daarmee de kamer. Verweerder heeft de politie geïnformeerd over hetgeen is voorgevallen. De politie is naar klaagsters huis gegaan. Later heeft klaagster de onderzoeksresultaten teruggebracht.

3.      HET STANDPUNT VAN KLAAGSTER EN DE KLACHT

Klaagster verwijt verweerder -zakelijk weergegeven-:

-         dat hij voorafgaande aan het consult op 26 september 2011 met de cardioloog heeft afgesproken dat zij doorverwezen moest worden naar een psychiater;

-         dat zij op dat moment het holteronderzoek niet mocht inzien;

-         dat hij haar verwijt dat zij het boekje heeft weggemaakt terwijl hij dat zelf heeft gedaan.

4.      HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder stelt zich primair op het standpunt dat het tuchtrecht niet op hem van toepassing is in zijn rol van leidinggevende. Verder gaat verweerder in het verweerschrift en in de conclusie van dupliek in op de klachten van klaagster. Hij komt op gronden genoemd in die stukken tot de conclusie dat hij naar eer en geweten jegens klaagster heeft gehandeld en verzoekt het college de klacht  ongegrond te verklaren.

5.      DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1               

Het college zal eerst de vraag moeten beantwoorden of verweerder in zijn hoedanigheid

leidinggevende tuchtrechtelijk kan worden aangesproken .

Beantwoording van de vraag naar de ontvankelijkheid van klachten gericht tegen leidinggevenden is niet steeds eenduidig geweest. Inmiddels is evenwel een ontwikkeling gaande waarbij van ontvankelijkheid zeker sprake kan zijn. Het handelen van een BIG-geregistreerde beroepsbeoefenaar in een (bestuurlijke of) leidinggevende functie kan aan de tuchtrechter worden voorgelegd, mits dit handelen voldoende weerslag heeft op de individuele gezondheidszorg.

Het college is van oordeel dat van zulke omstandigheden sprake is nu verweerder rechtstreeks betrokken is geweest bij het consult van klaagster. Klaagster is derhalve ontvankelijk in haar klacht tegen verweerder.

5.2

Met betrekking tot de gegrondheid van de klacht overweegt het college het volgende.

Niet is gebleken dat verweerder een afspraak heeft gemaakt over doorverwijzing naar de psychiater en die stelling van klaagster miskent ook de zelfstandige positie van de cardioloog als behandelaar.

Verweerder wijst er op dat met betrekking tot het afgeven van afschriften van dossiers bepaalde regels gelden in het ziekenhuis. Het college acht dat begrijpelijk en acht het niet verwijtbaar dat aan die regels de hand wordt gehouden.

Tot slot is, wat het boekje betreft, niet gebleken dat verweerder ten onrechte heeft genoteerd dat het boekje ontbrak, laat staan dat zou zijn gebleken dat hij het boekje zelf heeft weggemaakt.

5.3

De conclusie van het college is dan ook dat verweerder zeker niet is tekortgeschoten in de zorg die hij ten opzichte van klaagster behoorde te betrachten en dat de klacht als kennelijk ongegrond dient te worden afgewezen.

6.      DE BESLISSING

Het college wijst de klacht af.

Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, dr. R. Brons en M.D. Klein Leugemors, leden-geneeskundigen, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris en uitgesproken in het openbaar op 14 mei 2012 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

 

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.