ECLI:NL:TGZRZWO:2012:YG1980 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 284/2011

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2012:YG1980
Datum uitspraak: 03-05-2012
Datum publicatie: 03-05-2012
Zaaknummer(s): 284/2011
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Raadkamerbeslissing. Klacht tegen tandarts betreffende tandheelkundige zorg. Klacht kennelijk ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 3 mei 2012 naar aanleiding van de op 15 november 2011 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B,

k l a a g s t e r

-tegen-

C , tandarts, werkzaam te B,

v e r w e e r d e r

1.      HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van:

-       het klaagschrift;

-       het aanvullende klaagschrift met de bijlagen;

-       het verweerschrift met de bijlage;

-       de repliek met de bijlagen;

-       de dupliek met de bijlagen;

-       de röntgenfoto’s van het gebit van klaagster.

Partijen hebben afgezien van de hun geboden mogelijkheid om te worden gehoord in het kader van het vooronderzoek.

2.      DE FEITEN

Op grond van de stukken waarvan met name het tandheelkundig dossier, dat is overgelegd als bijlage bij de stukken, alsmede de röntgenfoto’s dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klaagster, geboren in 1954, is sinds 1990 bij verweerder onder behandeling. Klaagster is het laatst bij verweerder geweest op 17 november 2009. Voor 1990 is een brug geplaatst op de 16-13. In 2004 heeft verweerder de 13 van een endodontische behandeling voorzien. In het dossier is genoteerd onder het kopje behandelplan; “brug pijler 13 zeer slecht ev verwijderen brug en implantaat?”

Klaagster werd vanaf 2004 ook behandeld door de mondhygiëniste. Via haar heeft klaagster een second opinion gevraagd bij de tandarts D. Deze heeft in een brief van 22 maart 2010 zijn bevindingen genoteerd:

De brug t.p.v. 13 t/m 16 zit los t.p.v. 13. De 13 is extern en intern aangetast en is mijns inzien niet meer bruikbaar als pijler. Daarnaast is te zien op de x-foto dat er een deel van outline distaal onder de kroon van de 12 ontbreekt. Bovendien heeft de 16 een fors parodontaal probleem. Directe behandeling van e.e.a. is noodzakelijk, te meer als alles aan de 16 hangt. De 13 heeft geen ondersteuning meer.”

3.      HET STANDPUNT VAN KLAAGSTER EN DE KLACHT

Klaagster verwijt verweerder dat hij haar geen optimale behandeling heeft gegeven.

4.      HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder stelt zich impliciet op het standpunt dat hij klaagster zorgvuldig heeft behandeld. Volgens hem gaat het niet om slechte tandheelkunde maar om geld. Verder verwijst hij naar de beslissing van de klachtencommissie van het ANT, waarin de klacht ongegrond is verklaard.

5.      DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1               

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Bij de beoordeling van de klacht is het college uitgegaan van de onder rubriek 2 van deze uitspraak als vaststaand aangenomen feiten, die berusten op de stukken, waarvan met name de als productie bij het verweerschrift overgelegde geneeskundige verklaring.

Uitgaande van de hierboven weergegeven feiten en rekening houdend met dit toetsingscriterium is het college tot de slotsom gekomen, dat de klacht als kennelijk ongegrond moet worden afgewezen. Daartoe heeft het college zich in grote lijnen kunnen verenigen met hetgeen verweerder in zijn verweerschrift heeft doen aanvoeren in het verweerschrift en in de conclusie van dupliek - hetgeen gesteund wordt door de daarbij overgelegde producties-  met betrekking tot de klacht en de gegrondheid daarvan en neemt die overwegingen over.

5.3

Daaraan voegt het college toe.

De brug van 16-13 was al bij patiënte geplaatst toen zij bij verweerder onder behandeling kwam en was dus al meer dan 20 jaar oud. Verweerder heeft in 2004 een endodontische behandeling gedaan en op enig moment, niet duidelijk is wanneer, in het behandelplan genoteerd dat aan de 13 te zijner tijd wat zou moeten worden gedaan.

Verder heeft verweerder het bestaan van (ernstige) tandvleesproblematiek onderkend. Hij heeft klaagster in 2004 doorverwezen naar de mondhygiëniste. Van de kant van de mondhygiëniste is er geen terugkoppeling geweest dat er wat gedaan of veranderd zou moeten worden.

Het college is dan ook, onder verwijzing naar het hierboven weergegeven toetsingscriterium, van oordeel dat verweerder niet is tekortgeschoten in de tandheelkundige zorg die hij ten opzichte van klaagster behoorde te betrachten. Dat een brug, die de voorganger van verweerder heeft geplaatst, het na zo’n 20 jaar begeeft valt verweerder niet tuchtrechtelijk te verwijten. Daarbij wijst het college erop dat de toestand van een brug snel achteruit kan gaan door factoren als bijvoorbeeld stress die een ernstige negatieve invloed kan hebben op het tandvlees. Het college verwijst in dat verband naar het dossier van de mondhygiëniste.

6.      DE BESLISSING

Het college wijst de klacht af.

Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, R. Rowel en R.T. Thomson, leden-tandarts, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 3 mei 2012  door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.                                                                                                   

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

 

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.