ECLI:NL:TGZRZWO:2012:YG1897 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 163/2011
ECLI: | ECLI:NL:TGZRZWO:2012:YG1897 |
---|---|
Datum uitspraak: | 05-04-2012 |
Datum publicatie: | 05-04-2012 |
Zaaknummer(s): | 163/2011 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Bij studente ca. 11 gaatjes geboord en gevuld. Niet kunnen vaststellen dat verweerder zonder aanleiding heeft behandeld. Hij heeft foto’s gemaakt en plan beschreven aannemelijk dat er sprake was van een actief proces van (beginnende) cariës. Hoewel door afwezigheid van partijen op de zitting niet is vast te stellen wat er precies besproken is, geeft het dossier voldoende aanknopingspunten om aan te nemen dat klaagster voldoende is voorgelicht. Beide klachten ongegrond. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE
Beslissing d.d. 5 april 2012 naar aanleiding van de op 15 juni 2011 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van
A , wonende te B,
k l a a g s t e r
-tegen-
C , tandarts, werkzaam te B,
vertegenwoordigd door D, tandarts, schriftelijk gemachtigde,
v e r w e e r d e r
1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Het college heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift met bijlagen;
- het verweerschrift met bijlagen waaronder het behandeldossier. Verweerder heeft laten weten dat de daarin genoemde bitewingfoto’s van 2006 digitaal waren opgeslagen en in zijn computer verloren zijn gegaan.
Partijen hebben afgezien van de hun geboden mogelijkheid om te worden gehoord in het kader van het vooronderzoek.
De zaak is behandeld ter openbare zitting van 24 februari 2012. Klaagster is niet verschenen. Hiervan heeft zij het college tevoren op de hoogte gesteld. Verweerder is verschenen bij zijn schriftelijk gemachtigde. Het college is hierover ook voor de zitting geïnformeerd.
2. DE FEITEN
Op grond van de stukken waaronder het medisch dossier en het verhandelde ter zitting dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.
Klaagster, geboren op 20 maart 1986, was vanaf 1991 tot en met september 2003 regelmatig onder behandeling bij haar tandarts in E. Vanaf 2003 zijn er geen bezoeken meer in haar dossier vermeld behalve een “laatste bezoek: 21-06-2006” waarbij tevens het maken van een bitewing is vermeld. Het dossier maakt geen melding van sealants.
Klaagster heeft zich op 14 november 2006 bij verweerders praktijk gemeld. Het dossier vermeldt onder meer :“Nieuwe patiënt. Ze is verhuisd, 3 jaar niet naar de ta. Geweest, daarvoor wel elke 6 mnd hc. Heeft pijnklacht aan verstandskiezen.” En “Waarschuwing: angst patient. Afgesproken alleen pat. aannemen indien pat nu wel om de 6 maanden voor hc komt, en afspraken na komt.”
Op 20 november 2006 kwam klaagster bij verweerder. Hij noteerde: “Pat heeft verwaarloosd(e) mond situatie, veel tandsteen en gingivitis, pijnklacht aan 3 molaren wegens caries zie BW let op caries in alle molaren voorbij glazuur dentine grens. Oude sealants niet meer functioneel aangetast door sec.(undaire) caries en deels afgebroken. Pat wil verstandkiezen behouden. Plan: M3 s vullen alle molaren vullen wegens caries wortel resten verwijderen tandsteen uitgebreid. Pat wenst alles in 2 zittingen. Belt terug voor afspraak.”
Het dossier vermeldt tevens dat op 20 november 2006 2 intra-orale foto’s B(ite)W(ing) zijn gemaakt. Op 23 november 2006 zijn de gegevens van de voormalige tandarts ingescand.
Op 3 februari 2009 heeft klaagster zich weer bij verweerder gemeld. Er werd genoteerd: “Pat heeft wegens angst geen behandelafspraak gemaakt. Pat uitgelegd nogmaals belang van 6 mnd. ta bezoek. Anders pat uitschr(ijven).”
Blijkens het dossier vindt er die datum een uitgebreide gebitsreiniging plaats en een extractie van wortelresten van 2 melkkiezen.
Op 16 februari 2009 zijn vervolgens 11 eenvlaks- en 1 drievlaks-composiet restauraties uitgevoerd. De behandeling duurde ca. 1,5 uur. Klaagster heeft de rekening hiervoor, die ongeveer 500 euro bedroeg, voldaan.
Klaagster heeft in oktober 2010 nog een afspraak met verweerder gemaakt. Zij had pijnklachten en kon haar gebit niet goed sluiten. Verweerder vermeldde op de patiëntenkaart dat hij geen bijzonderheden had gevonden en dat hij wat heeft bijgeslepen. Hij heeft een en ander pro Deo uitgevoerd. Hij vermeldde voorts dat hij heeft benadrukt dat klaagster een zesmaandelijks tandartsbezoek in acht moest nemen. Klaagster heeft zich echter uit laten schrijven. Zij heeft haar dossier nooit van verweerder ontvangen.
Verweerder is op dit moment wegens ziekte niet werkzaam.
3. STANDPUNT VAN KLAAGSTER EN DE KLACHT
Klaagster verwijt verweerder, zakelijk weergegeven:
- dat verweerder naar achteraf is gebleken, ten onrechte onder het mom van een preventieve behandeling in het gezonde gebit van klaagster ca. 12 gaatjes heeft geboord en deze heeft gevuld waarvoor geen medische indicatie bestond;
- dat klaagster niet voldoende is geïnformeerd over de noodzaak en of de gevolgen van de behandeling.
4. HET STANDPUNT VAN VERWEERDER
Verweerder voert -zakelijk weergegeven- aan dat hij niet is tekortgeschoten in de door hem aan klaagster te verlenen zorg. Klaagster kwam voor het eerst bij hem na jaren niet bij de tandarts te zijn geweest. Hij trof ondermeer een parodontale ontsteking, tandsteen, cariës en niet-functionerende sealants met secundaire cariës aan. Klaagster had ook angst voor de tandarts wat mogelijk de oorzaak kon zijn van het onregelmatige tandartsbezoek en uiteindelijk de verergering van de cariës. Toen zij terugkwam is zij niet uitgeschreven maar behandeld en gelet op haar angst is vooraf in detail informatie gegeven. Verweerder heeft het vanaf het begin ondermeer duidelijk over caviteiten gehad en hij heeft dit ook aan klaagster laten zien. Klaagster heeft na de behandeling tot oktober 2010 weer niets laten horen. Nadien heeft zij zich uit laten schrijven. Verweerder heeft nooit een verzoek om toezending van klaagsters dossier aan de tandarts van klaagster ontvangen en klaagster heeft ook nooit de moeite genomen om het dossier zelf te komen halen.
5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE
5.1
Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.
5.2
Het college heeft niet kunnen vaststellen dat verweerder klaagster zonder aanleiding heeft behandeld. Gelet op de bevindingen in 2006 welke genoteerd zijn in het patiëntendossier bestond er destijds in elk geval voldoende rechtvaardiging voor verweerder om over te gaan tot een invasieve behandeling. Slechts op het punt van verweerders opmerkingen over sealants bestaat enige onduidelijkheid nu daaromtrent uit het oude dossier niets valt af te leiden, maar nu klaagster zelf in het klaagschrift daarvan melding maakt bestaat er geen aanleiding op dit punt te twijfelen aan de aantekeningen van verweerder. Ook voor het overige ziet het college geen aanleiding te twijfelen aan de aantekeningen van verweerder, daar waar deze deels ook overeenstemmen met hetgeen klaagster zelf in het klaagschrift naar voren heeft gebracht (de “splintertjes” na eerdere extracties, de gaatjes). Uit het patiëntendossier komt eveneens naar voren dat verweerder in 2006 ook zorgvuldig heeft gehandeld door foto’s te laten maken en een behandelplan te beschrijven. Overeenkomstig dit plan is klaagster ook in twee sessies behandeld toen zij zich uiteindelijk weer meldde bij verweerder in 2009. Op basis van de stukken heeft het college niet kunnen vaststellen of verweerder in 2009 nog beschikte over de verloren röntgenfoto’s van 2006. Het ware ook beter geweest wanneer verweerder op dat moment, 2,5 jaar later, nieuwe röntgenfoto’s had gemaakt omdat de uitgevoerde behandeling alleen geïndiceerd is wanneer er daadwerkelijk sprake was van een actief proces. Dat hier echter sprake van was acht het college niet onaannemelijk gelet op de geconstateerde bevindingen in 2006 en de leeftijd van klaagster. Hierbij is tevens haar langdurig wegblijven bij de tandarts tussen 2003 en 2006 en 2006 en 2009 in aanmerking genomen. Mede op grond daarvan is het ontbreken van nieuwe röntgenfoto’s niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Tot slot heeft klaagster haar standpunt omtrent het door haar gestelde oordeel van haar voormalige tandarts - nog afgezien van de vraag of deze haar wel in behandeling heeft gehad na 2006 - niet nader onderbouwd.
Al het voorgaande leidt tot de conclusie dat het klachtonderdeel met betrekking tot de behandeling ongegrond is.
5.3
Ook het klachtonderdeel met betrekking tot de communicatie acht het college ongegrond.
Hoewel het beter was geweest wanneer verweerder een schriftelijk(e) behandelplan en begroting had opgesteld, vormt het ontbreken daarvan op zichzelf geen reden om aan te nemen dat klaagster onvoldoende of onjuiste informatie over haar behandeling heeft gekregen. Voor een dergelijk oordeel heeft het college onvoldoende objectiveerbare feiten kunnen vaststellen. In elk geval niet op basis van het dossier. Hierin kunnen eerder aanwijzingen worden gevonden voor het standpunt van verweerder dat hij klaagster heeft voorgelicht. Immers er is sprake van een gedetailleerde verslaglegging van zowel klaagsters angst als verweerders bevindingen en diverse opmerkingen over uitleg met onder meer de opmerking “Pat wenst alles in 2 zittingen” hetgeen instemming met een behandeling lijkt te behelzen. Maar wat er precies is afgesproken tussen partijen - die elkaar volledig tegenspreken - valt ook uit het patiëntendossier niet af te leiden en dit is achteraf ook niet vast te stellen, ondermeer omdat partijen niet in persoon op de zitting zijn verschenen.
5.4
Het college komt tot de conclusie dat de klacht in zijn geheel ongegrond is en zal deze afwijzen.
6. DE BESLISSING
Het college wijst de klacht af.
Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, mr. dr. Ph.S. Kahn, lid-jurist, en dr. Th.J.M. Hoppenreijs, R.T. Thomson en R. Rowel, leden-tandartsen,
in tegenwoordigheid van mr. B.E.H. Zijlstra-Bauer, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 5 april 2012 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.
voorzitter
secretaris
Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:
a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;
b. degene over wie is geklaagd;
c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.
Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.