ECLI:NL:TGZRZWO:2012:YG1895 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 192/2011

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2012:YG1895
Datum uitspraak: 05-04-2012
Datum publicatie: 05-04-2012
Zaaknummer(s): 192/2011
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Raadkamerbeslissing. Klacht tegen chirurg, die als hoofdbehandelaar was vermeld op onder meer het ponsplaatje van klager en in diens dossier. Achteraf blijkt deze administratieve gang van zaken niet in overeenstemming met de werkelijkheid, verweerder is nimmer bij de behandeling van klager betrokken geweest. Kennelijk ongegrond en publicatie. Zie ook de zaken 189 t/m 191 en 193/2011.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 5 april 2012 naar aanleiding van de op 8 juli 2011 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B,

bijgestaan door mr. M.H.M. Mook, verbonden aan ARAG Rechtsbijstand te Leusden,

k l a g e r

-tegen-

C , chirurg, destijds werkzaam te B,

bijgestaan door mr. W.R. Kastelein, advocaat te Utrecht,

v e r w e e r d e r

1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van:

– het klaagschrift met de bijlagen;

– het aanvullende klaagschrift;

– het verweerschrift met de bijlagen;

– de repliek met de bijlagen;

– de dupliek.

Partijen hebben afgezien van de hun geboden mogelijkheid om te worden gehoord in het kader van het vooronderzoek.

2. DE FEITEN

Op grond van de stukken waaronder het medisch dossier dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klager is op 6 januari 2011 gezien op de afdeling SEH van het ziekenhuis D in verband met buikklachten en koorts. Vervolgens is hij opgenomen op de afdeling Spoedopname. De volgende dag werd hij met spoed geopereerd wegens de verdenking op een acute appendicitis. Bij de operatie werd een gangreneuze appendix verwijderd en een peritonitis geconstateerd. De dag hierop werd een ileus geconstateerd en heeft klager een maagsonde gekregen. Op 14 januari 2011 kon klager worden ontslagen, waarna een ontslagbrief aan de huisarts is gevolgd. Al die tijd is verweerder, chef de clinique, als (hoofd)behandelaar aangemerkt, bijvoorbeeld in het medisch dossier, op het ponsplaatje van klager en in de ontslagbrief.

Behalve tegen verweerder heeft klager tegen vier andere artsen uit het ziekenhuis klachten ingediend (nrs. 189 t/m 191/2011 en 193/2011). Deze klachten zullen op 27 april 2012 ter zitting worden behandeld.

3. HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt verweerder -zakelijk weergegeven- dat hij klager nimmer heeft gezien en/of zich nimmer kenbaar heeft gemaakt als hoofdbehandelaar, en voorts dat de ontslagbrief aan de huisarts onvolledig en onjuist is.

4. HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder voert -zakelijk weergegeven- aan dat klager niet-ontvankelijk is in zijn klacht omdat verweerder niet de (hoofd)behandelaar was. Kennelijk is klager op de avond van opname op zijn naam ingeschreven, doch hij had toen geen dienst. Hij kan er slechts naar gissen, maar heeft niet meer kunnen vaststellen wat de reden ervan is geweest dat hij als hoofdbehandelaar is vermeld. In elk geval is hij nooit (ook niet op de achtergrond) bij de behandeling van klager betrokken geweest.

5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Klager kan op basis van zijn klacht, erop gebaseerd dat verweerder diens hoofdbehandelaar was, wel worden ontvangen in zijn klacht. Het is ook begrijpelijk dat klager er met betrekking tot verweerder over klaagt dat hij hem als hoofdbehandelaar nimmer heeft gezien; verweerders naam stond immers overal als zodanig vermeld. Niet is echter aannemelijk geworden dat verweerder inderdaad de hoofdbehandelaar was. Het dossier biedt daartoe voor het overige geen steun en klager lijkt zich er, bij repliek, ook wel bij te hebben neergelegd dat dit niet het geval is geweest en dat waarschijnlijk één van de andere aangeklaagde artsen dat is geweest.

Het komt niet professioneel, om niet te zeggen knullig, over dat verweerder steeds als hoofdbehandelaar is aangeduid en dit had potentieel ook tot problemen kunnen leiden in de medische zorg voor klager. Het college veronderstelt de “Handreiking verantwoordelijkheidsverdeling bij samenwerking in de zorg (2010)” van de KNMG bekend en verwijst naar aandachtspunt nr. 1 uit de checklist, dat verlangt dat het voor de cliënt te allen tijde duidelijk is wie de inhoudelijke (eind)verantwoordelijkheid heeft voor de te verlenen zorg. Hoofdbehandelaarschap behoort méér te zijn dan een administratieve kwestie. Maar het tuchtrecht is gebaseerd op individuele verantwoordelijkheid en er zijn in deze zaak onvoldoende feiten en omstandigheden gebleken die rechtvaardigen dat verweerder mede voor deze administratieve vergissing waar hij geen weet van heeft gehad verantwoordelijk wordt gehouden. Derhalve dient de klacht als kennelijk ongegrond te worden afgewezen.

Om redenen aan het algemeen belang ontleend zal de publicatie van deze beslissing worden bevorderd als hieronder aangegeven.

6. DE BESLISSING

Het college:

- wijst de klacht af.

- bepaalt dat deze beslissing nadat deze onherroepelijk is geworden in geanonimiseerde vorm in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt en ter publicatie zal worden aangeboden aan de tijdschriften ‘Medisch Contact’, ‘Tijdschrift voor Gezondheidsrecht’ en ‘Gezondheidszorg Jurisprudentie’.

Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, en dr. P.J.G. Jörning en

dr. P. Houpt, leden-geneeskundigen, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 5 april 2012 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.

voorzitter

secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.