ECLI:NL:TGZRZWO:2012:YG1871 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 214/2011

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2012:YG1871
Datum uitspraak: 22-03-2012
Datum publicatie: 22-03-2012
Zaaknummer(s): 214/2011
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen:
  • Niet-ontvankelijk
  • Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Raadkamerbeslissing. Klacht tegen huisarts, die deel uitmaakt van de huisartsengroep (HAGRO) ter plaatse. Elf samenhangende uitspraken (nrs. 214/2011 en 221 t/m 230/2011). Klachten over het roulatieschema dat de huisartsen voor beide klaagsters hebben opgesteld en de bereikbaarheid van sommige huisartsen. Kennelijk ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 22 maart 2012 naar aanleiding van de op 15 augustus 2011 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

1.      A,

2.      B,

3.      C ,

allen wonende te D,

bijgestaan door mr. N.A. Wilms, verbonden aan ARAG rechtsbijstand te Leusden,

k l a g e r s ,

-tegen-

E , huisarts, werkzaam te D,

bijgestaan door mr. E.J.C. de Jong, advocaat te Utrecht,

v e r w e e r d e r

1.      HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van:

– het klaagschrift met de bijlage;

– het aanvullende klaagschrift met de bijlagen;

− het tweede aanvullende klaagschrift met de bijlagen;

– het verweerschrift met de bijlage;

– de repliek;

– de dupliek.

Partijen hebben afgezien van de hun geboden mogelijkheid te worden gehoord in het kader van het vooronderzoek.

2.      DE FEITEN

Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Verweerder en zijn tien eveneens aangeklaagde collega’s vormen het totale huisartsenbestand in D en zijn allen lid van de huisartsengroep (verder de HAGRO) aldaar.

Klager sub 3 en klaagster sub 2 zijn broer en zus, klaagster sub 1 is hun moeder.

Klagers hebben eerder geklaagd over onder meer de wijze waarop een roulatieschema tot stand is gekomen, een schema waarbij de leden van de HAGRO de huisartsenzorg voor klagers onderling hebben verdeeld. Hierover heeft dit college op 19 november 2009 beslist. Klagers zijn van deze beslissing in beroep gekomen. Het centraal tuchtcollege heeft de beslissing waarvan beroep bij uitspraak van 15 maart 2011 bevestigd.

3.      HET STANDPUNT VAN KLAGERS EN DE KLACHT

Klagers verwijten verweerder, zakelijk weergegeven:

  1. dat vijf van de huisartsen, waaronder verweerder, niet (volledig) meedoen aan het roulatieschema;
  2. dat verweerder heeft geweigerd klaagster sub 1 de griepprik te geven toen hij aan de beurt was volgens het schema;
  3. dat verweerder de inschrijfgelden van de zorgverzekeraar voor klager heeft geïnd terwijl deze niet meer bij hem in de praktijk stond ingeschreven.

4.      HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder voert verweer, waarover hieronder zo nodig nader.

5.      DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1               

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Het college geeft voor de overzichtelijkheid per verweerder één beslissing, waarbij waar nodig zal worden aangegeven welke klager het (als rechtstreeks belanghebbende) betreft.

5.3

Klagers zijn niet ontvankelijk in hun klacht dat verweerder niet meedoet aan het roulatieschema, nu over de totstandkoming van dit schema eerder is geklaagd en beslist. Dit kan niet andermaal aan de orde worden gesteld.

5.4

Hoewel klaagster sub 1 bij repliek anders stelt, heeft zij niet aannemelijk gemaakt, laat staan zoals zij zelf zegt bewezen dat verweerder haar de griepprik heeft geweigerd. Die klacht is dus kennelijk ongegrond.

5.5

Wat klager betreft heeft verweerder overtuigend uiteengezet dat klager weliswaar de behandelingsovereenkomst met hem had opgezegd, maar dat hij klager niet kon overschrijven naar een andere huisarts omdat klager niet heeft aangegeven wie zijn nieuwe huisarts was. In die omstandigheden is het niet tuchtrechtelijk verwijtbaar dat klager bij verweerder ingeschreven is gebleven en is ook deze klacht kennelijk ongegrond.

6.      DE BESLISSING

Het college verklaart klagers niet-ontvankelijk in (een deel van) hun klacht als boven aangegeven en wijst de klacht van klaagster sub 1 en die van klager voor het overige af.

Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, S. Tiemersma en J.M. Komen, leden-geneeskundigen, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Dijkman, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 22 maart 2012 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

 

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.