ECLI:NL:TGZRZWO:2012:YG1836 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 072/2011

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2012:YG1836
Datum uitspraak: 08-03-2012
Datum publicatie: 08-03-2012
Zaaknummer(s): 072/2011
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Raadkamerbeslissing. Klacht tegen radioloog. Klacht dat tumor in de nier bij CT-scan over het hoofd is gezien kennelijk ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 8 maart 2012 naar aanleiding van de op 4 maart 2011 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B,

bijgestaan door mr. C.R.J. van Assen, advocaat te Almelo,

k l a g e r

-tegen-

C , radioloog, werkzaam te B,

bijgestaan door mr. C.W.M. Verberne, advocaat te Eindhoven,

v e r w e e r d e r

1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van:

– het klaagschrift;

– het aanvullende klaagschrift met de bijlage;

– het verweerschrift met de bijlagen;

– de repliek met de bijlagen;

– de dupliek met de bijlage.

Partijen hebben afgezien van de hun geboden mogelijkheid om te worden gehoord in het kader van het vooronderzoek.

2. DE FEITEN

Op grond van de stukken waaronder het medisch dossier dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klager is geboren op 28 januari 1936 en in de loop van de onderhavige procedure overleden. Zijn dochter heeft de procedure voortgezet.

Klager onderging vervolgonderzoek na een nefrectomie in 2001 van de linkernier in verband met een kleincellig adenocarcinoom.

Op 16 oktober 2008 werd een protocollaire CT-scan thorax/abdomen naar recidive of metastasen gemaakt, welke is beoordeeld door verweerder. Deze had daarbij de beschikking over CT-beelden van 9 mei 2001 (op hard copy films). Zijn conclusie luidde, voor zover hier van belang: rechternier normaal, geen verdenking op lever- of lymfekliermetastasen, verder in de buik geen bijzonderheden.

Op 26 oktober 2009 is een echo van de bovenbuik/thorax gemaakt, welke is beoordeeld door radioloog D. Er zijn drie sagittale beelden en één transversaal beeld van de rechternier gemaakt, terwijl op een beeld van de lever tevens de bovenpool van deze nier zichtbaar is. Zijn verslag luidde, voor zover hier van belang: rechternier normaal, geen duidelijke bijzonderheden aan hart en longen, geen bolvormige afwijkingen over de longvelden.

Op een echo van de bovenbuik van 29 juli 2010 werden twee tumoren op de rechternier gezien.

Klager heeft tegen beide genoemde radiologen een klacht ingediend. Ter zake van de klacht tegen de andere radioloog is bij afzonderlijke beslissing onder nr. 113/2011 een oordeel gegeven.

3. HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt verweerder -zakelijk weergegeven- dat hij een tumor in zijn resterende rechternier over het hoofd heeft gezien en dat hierdoor zijn levensverwachting ten tijde van het indienen van de klacht nog maar enkele maanden is.

4. HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder voert -zakelijk weergegeven- aan dat met de wetenschap van nu kan worden geconstateerd dat op de door hem destijds beoordeelde CT-scan in de rechternier een kleine afwijking te zien is. Echter, de zichtbare kleine uitstulping in de rechternier is in tegenstelling tot gebruikelijk bij metastasen isodens ten opzichte van de nierschors, hetgeen wil zeggen dat deze wit in plaats van zwart kleurde, de primaire focus ligt in gevallen als deze niet bij de contralaterale nier omdat een metastase van de contralaterale nier zeer zeldzaam is en er zijn op de CT-scan geen metastasen in de andere organen te constateren. Als de wetenschap van nu wordt weggedacht, is in het licht van het voorgaande de kans zeer klein dat de kleine uitstulping wordt gezien. Dit alles brengt mee dat de klacht tegen hem ongegrond is, aldus verweerder.

5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Het gaat er in deze zaak in feite niet om, zoals de klacht veronderstelt, of verweerder een tumor over het hoofd heeft gezien. Waar het om gaat, is of hij verwijtbaar een tumor over het hoofd heeft gezien. Op de CT-scan van 16 oktober 2008 is met moeite een kleine tumor in de onderpool van de rechternier te zien. Inderdaad is evenwel, zoals verweerder stelt, de aankleuring hiervan gelijk aan die van het normale nierweefsel. In de literatuur is beschreven dat een substantieel deel van de (slecht) zichtbare laesies wordt gemist door radiologen en dat, zelfs als bekend is dat een laesie aanwezig is, 10 – 15% van de radiologen deze niet ziet. Een laesie kan dermate klein en slecht zichtbaar zijn dat de ene radioloog deze binnen een breder onderzoek als hier aan de orde nog wel opmerkt en de ander, hoewel even redelijk bekwaam, niet. Van een dergelijk geval is hier sprake. De afwijking is zodanig onopvallend en slecht zichtbaar dat er een aanzienlijke kans is dat radiologen, redelijk bekwaam als hierboven omschreven, deze zullen missen. De conclusie is dan ook dat de klacht, hoezeer het college ook begrip kan opbrengen voor de gevoelens van klager en (thans) zijn dochter die hebben geleid tot de indiening daarvan, als kennelijk ongegrond moet worden afgewezen.

6. DE BESLISSING

Het college wijst de klacht af.

Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, en prof. dr. J.S. Laméris en

dr. P.J. Wahab, leden-geneeskundigen, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 8 maart 2012 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.

voorzitter

secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.