ECLI:NL:TGZRZWO:2012:YG1800 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 218/2011

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2012:YG1800
Datum uitspraak: 16-02-2012
Datum publicatie: 16-02-2012
Zaaknummer(s): 218/2011
Onderwerp: Onvoldoende informatie
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Raadkamerbeslissing. Klacht tegen huisarts over niet-reageren op verzoek afgifte dossier. Uit artikel 7:452 van het Burgerlijk Wetboek volgt dat van klager mocht worden verwacht dat hij, zeker gelet op de het feit dat hij in de wetenschap verkeerde dat hij zijn verzoek deed in het zicht van een overdracht van de praktijk, zou herinneren aan zijn verzoek toen hierop geen reactie volgde - in plaats van aanstonds tot de indiening van een tuchtklacht over te gaan. Klacht kennelijk ongegrond plus publicatie.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 16 februari 2012 naar aanleiding van de op 24 augustus 2011 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B,

k l a g e r

-tegen-

C , huisarts, werkzaam te B,

gemachtigde D te B,

v e r w e e r d e r

1.      HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van:

– het klaagschrift met de bijlage;

– het verweerschrift met de bijlage;

– de repliek;

– de dupliek.

Partijen hebben afgezien van de hun geboden mogelijkheid om te worden gehoord in het kader van het vooronderzoek.

2.      DE FEITEN

Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Verweerder was de huisarts van klager. In maart 2011 heeft hij aan zijn patiënten, waaronder klager, laten weten dat zijn praktijk (na samenvoeging met een andere praktijk) vanaf

4 april 2011 zou worden overgenomen door twee andere huisartsen. Tevens werd aangekondigd dat de praktijken in verband met de herinrichting van ruimtes en computersystemen vanaf 28 maart t/m 1 april 2011 gesloten zouden zijn.

Bij brief gedateerd 22 maart 2011 heeft klager aan verweerder gevraagd om toezending van een kopie van zijn medisch dossier. Toen hij daar geen antwoord op ontving, heeft hij de onderhavige klacht ingediend.

3.      HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt verweerder -zakelijk weergegeven- dat hij in strijd met een aantal wettelijke bepalingen heeft gehandeld door hem niet een kopie van zijn medisch dossier te verstrekken.

4.      HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder voert -zakelijk weergegeven- aan dat het hem zeer spijt dat het verzoek van klager kennelijk in het ongerede is geraakt. Ook zijn opvolgster was bij navraag naar aanleiding van de onderhavige klacht niet bekend met het verzoek. Er zou sprake kunnen zijn van een onjuiste bezorging. In elk geval gaat hij ervan uit dat zijn opvolgster het dossier wel zal verstrekken als klager daar om verzoekt.

5.      DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1               

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Er kan, anders dan klager stelt, niet zonder meer van worden uitgegaan dat bezorging van poststukken te allen tijde (op tijd) plaatsvindt. Ook kan de adressering onjuist zijn geweest of kan de brief een aantal dagen later dan de vermelde datum ter post zijn bezorgd. Nu het verzoek niet aangetekend is verzonden, kan een en ander niet meer worden nagegaan. Hoe dan ook, niet staat vast dat het verzoek verweerder vóór de praktijkoverdracht heeft bereikt en reeds daarom kan hem aangaande het niet voldoen aan het verzoek van klager geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. Daar komt het volgende bij. Anders dan klager in zijn klaagschrift stelt spelen niet alleen de door klager aangehaalde wetsartikelen een rol, die betrekking hebben op verplichtingen van de hulpverlener. Ook artikel 7:452 van het Burgerlijk Wetboek is hier van belang, welk artikel onder meer bepaalt dat de patiënt aan de hulpverlener de medewerking verleent die deze redelijkerwijs voor het uitvoeren van de overeenkomst behoeft. Een behandelingsovereenkomst brengt, zoals alle overeenkomsten, verplichtingen voor beide partijen met zich, waaronder de algemene verplichting om zich redelijk ten opzichte van elkaar te gedragen. Weliswaar rusten op de hulpverlener, als professional, bij de uitvoering van de behandelingsovereenkomst de meeste en zwaarste verplichtingen maar dit neemt niet weg dat ook een patiënt zich, in zoverre dat in de gegeven omstandigheden van hem kan worden verlangd, redelijk moet gedragen. In het onderhavige geval brengt dat mee dat van klager mocht worden verwacht dat hij, zeker gelet op het feit dat hij in de wetenschap verkeerde dat hij zijn verzoek deed in het zicht van een overdracht van de praktijk, zou herinneren aan zijn verzoek toen hierop geen reactie volgde - in plaats van aanstonds tot de indiening van een tuchtklacht over te gaan.

5.3

De klacht is om bovengenoemde redenen kennelijk ongegrond en zal dus worden afgewezen. Om redenen aan het algemeen belang ontleend zal deze beslissing voorts op onderstaande wijze worden gepubliceerd.   

6.      DE BESLISSING

Het college:

-         wijst de klacht af;

-          bepaalt dat deze beslissing nadat deze onherroepelijk is geworden in geanonimiseerde vorm in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt en ter publicatie zal worden aangeboden aan de tijdschriften “De Dokter’, ‘Medisch Contact’, ‘Tijdschrift voor Gezondheidsrecht’ en ‘Gezondheidszorg Jurisprudentie’.

Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, en S. Tiemersma en J.M. Komen, leden-geneeskundigen, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Dijkman, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 16 februari 2012 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.