ECLI:NL:TGZRZWO:2012:YG1770 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 173/2011

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2012:YG1770
Datum uitspraak: 02-02-2012
Datum publicatie: 02-02-2012
Zaaknummer(s): 173/2011
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Raadkamerbeslissing. Klacht van TBS’er tegen behandelcoöordinator (arts). Klacht: onjuiste diagnose met betrekking tot verrichten van arbeid. Klacht kennelijk ongegrond  .

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 2 februari 2012  naar aanleiding van de op 27 juni 2011 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , verblijvende te B,

bijgestaan door mr. D.J. Olie, advocaat te Goes,

k l a g e r

-tegen-

C , arts, destijds werkzaam te B,

bijgestaan door mr. J. Grevink, advocaat te Zeist,

v e r w e e r d e r

1.      HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van:

-       het klaagschrift met de bijlagen;

-       het aanvullende klaagschrift met de bijlage;

-       het verweerschrift met de bijlagen;

-       de repliek met de bijlage.

Partijen hebben afgezien van de hun geboden mogelijkheid om te worden gehoord in het kader van het vooronderzoek.

2.      DE FEITEN

Op grond van de stukken waaronder het medisch dossier dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klager is herbeoordeeld voor de WAO. De conclusie van de verzekeringsarts d.d. 1 april 2005 was, dat klager in verband met onder meer concentratieproblemen en een allergie/het niet kunnen werken in een stoffige omgeving ongeschikt was voor het eigen werk als betontimmerman. Hij was nog wel in staat met zijn beperkte belastbaarheid werkzaamheden te verrichten, maar werd in verband met onvoldoende beschikbaarheid van functies ongewijzigd ingedeeld in arbeidsongeschiktheidsklasse 80 – 100%. Nadien is klager veroordeeld tot (onder meer) tbs met dwangverpleging. Verweerder is de voormalige behandelcoördinator in de TBS-kliniek waarin klager verblijft.

In het door het behandelteam opgestelde behandelplan van klager was arbeidstherapie opgenomen. Hoewel uitsluitend voor reguliere arbeid recht bestaat op een vergoeding, heeft het behandelteam ten aanzien van klager besloten zijn deelname aan de therapie te stimuleren door daar ook een financiële vergoeding tegenover te stellen - mits de therapie daadwerkelijk volgens de regels werd gevolgd of klager volgens de regels ziek was gemeld.

Klager achtte zich niet in staat arbeid te verrichten in de daarvoor aangewezen ruimte, omdat deze daarvoor te stoffig was, terwijl hij de alternatieve ruimte te onrustig vond vanwege de afwisselende aanwezigheid van een arbeidstherapeut. Hij mocht de arbeidstherapie echter niet op zijn kamer verrichten. Daardoor is hij de (volledige) vergoeding misgelopen.

Het hiertegen ingediende beklag bij de beklagcommissie uit de commissie van toezicht en in beroep bij de beroepscommissie uit de Raad voor de Strafrechttoepassing en Jeugdbescherming is ongegrond verklaard.

3.      HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt verweerder, zakelijk weergegeven:

a.       dat verweerder klager maar ‘half’ heeft laten onderzoeken door een longarts in het ziekenhuis;

b.      het stellen van een onjuiste diagnose, inhoudend dat verweerder klager geschikt heeft geacht om (in de daartoe aangewezen ruimtes) arbeid te verrichten;

4.      HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder voert verweer, waarover hieronder zo nodig nader.

5.      DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1               

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Als onvoldoende betwist staat vast dat het in het behandelplan niet ging om arbeid maar om arbeidstherapie. Het college kan zich erin vinden dat niet (volledig) aan de doelstelling van de therapie zou worden voldaan indien klager deze alleen in zijn eigen kamer zou uitvoeren. De door klager genoemde klachten staan er niet aan in de weg dat klager -viermaal per week gedurende een halfuur- die therapie zou kunnen volgen in de alternatieve ruimte die hem is aangeboden. De door klager overgelegde herkeuring is, hoewel er wel rekening is gehouden met de daarin opgenomen beperkingen, op zich niet relevant. Deze herkeuring spreekt zich immers uit over reguliere arbeid op de vrije arbeidsmarkt en niet over arbeidstherapie in een beschutte omgeving. In feite is het daarover door verweerder onder 10 van zijn verweerschrift gestelde ook niet doeltreffend door klager betwist. In redelijkheid valt aan verweerder ter zake geen verwijt te maken, terwijl overigens de klacht volgens de eigen klachtprocedure in twee instanties ook ongegrond is verklaard. Ten slotte heeft verweerder het gelijk aan zijn zijde, waar hij stelt dat hij niet de omvang van een specialistisch onderzoek bepaalt.  

5.3

Al met al is de klacht kennelijk ongegrond en dient deze dus te worden afgewezen.

6.      DE BESLISSING

Het college wijst de klacht af.

Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, en E.H. The-van Leeuwen en  J.N. Voorhoeve, leden-geneeskundigen, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Dijkman, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 2 februari 2012 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.                                                                                                  

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

 

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.