ECLI:NL:TGZRZWO:2012:YG1718 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 107/2011
ECLI: | ECLI:NL:TGZRZWO:2012:YG1718 |
---|---|
Datum uitspraak: | 19-01-2012 |
Datum publicatie: | 19-01-2012 |
Zaaknummer(s): | 107/2011 |
Onderwerp: | Onjuiste verklaring of rapport |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Raadkamerbeslissing. Klacht tegen jeugdarts van vader betreffende onder meer info aan derden en bejegening. Klacht kennelijk ongegrond. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE
Beslissing d.d. 19 januari 2012 naar aanleiding van de op 5 april 2011 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van
A , wonende te B,
k l a g e r
-tegen-
C , arts, werkzaam te B,
bijgestaan door mr. A.W. Hielkema, verbonden aan VvAA-rechtsbijstand te Utrecht,
v e r w e e r s t e r
1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Het college heeft kennisgenomen van:
– het klaagschrift;
– het aanvullende klaagschrift met de bijlagen en het tweede aanvullend klaagschrift;
– het verweerschrift;
– de repliek met de bijlagen;
– de dupliek.
Partijen hebben afgezien van de hun geboden mogelijkheid om te worden gehoord in het kader van het vooronderzoek.
2. DE FEITEN
Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.
Verweerster is werkzaam als jeugdarts bij het Consultatiebureau D te B. Het Consultatiebureau is thans onderdeel van GGD E.
Klager is de vader van F, geboren op 30 april 2006. In het eerste levensjaar is verweerster bij drie reguliere contactmomenten betrokken geweest. Het vierde reguliere contactmoment is verricht door een collega van verweerster. In de peuterperiode zijn er met betrekking tot F zes contactmomenten geweest.
Verweerster heeft op 9 mei 2008 een regulier contactmoment gehad met F en klager, het reguliere 2-jaarsconsult. Op 14 november 2008 had verweerster een extra contactmoment. Wegens het vermoeden van een taalachterstand heeft verweerster, via de eigen huisarts, een verwijzing voor de keel-, neus- en oorarts laten vragen. Het laatste contactmoment met betrekking tot F vond plaats op 15 januari 2010, bij een regulier contact bij de leeftijd van drie jaar en negen maanden. Bij dit contact was de moeder van F aanwezig.
Verweerster heeft klager eenmaal aan de telefoon gehad op 20 oktober 2010. Van dit gesprek kan zij zich het volgende herinneren. Klager had contact gezocht met het consultatiebureau en gesproken met de verpleegkundige. Naar aanleiding van dit contact heeft verweerster klager teruggebeld. Klager vertelde dat hij voor zijn dochtertje belde. Hij was van oordeel dat er verkeerde of onjuiste informatie naar de rechter zou gaan. Verweerster begreep dat klager op voorhand liet weten dat hij dat wilde verhinderen of rechtzetten.
3. HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT
Klager verwijt verweerster -zakelijk weergegeven-:
- Verbloemen en manipuleren van het dossier van F;
- Zonder toestemming van klager het dossier verschaffen aan derden;
- Zwart maken van de ouders door smaad en laster te plegen;
- Na een telefonisch confrontatie heeft klager geen andere woorden gehoord dan ‘ja, ja’, waarna verweerster de telefoon heeft opgehangen;
- Negeren van elke poging van klager tot het verkrijgen van het dossier van zijn kind.
4. HET STANDPUNT VAN VERWEERSTER
Verweerster voert -zakelijk weergegeven- aan dat zij de enige kinderarts was, werkzaam bij D te B, en dat zij weet dat zij de dochter van klager heeft gezien op het consultatiebureau en dat navraag bij klager leerde dat hij haar bedoelde in zijn klaagschrift.
Verweerster stelt dat zij niet betrokken geweest bij de gebeurtenissen die ten grondslag liggen aan de klachtonderdelen 1., 2., 3. en 5.
Ten aanzien klachtonderdeel 4. is verweerster van oordeel dat de klacht feitelijk onjuist is. Verweerster heeft niet alleen ‘ja, ja’ gezegd, ook heeft zij niet het telefoongesprek beëindigd.
Zij heeft klager op correcte wijze te woord gestaan, heeft kennis genomen van de mededelingen van klager en het gesprek is door klager beëindigd.
5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE
5.1
Bij de beoordeling van de klacht is het college uitgegaan van de onder rubriek l van deze uitspraak als vaststaand aangenomen feiten, die berusten op de stukken.
Komend tot een beoordeling van de klacht wil het college allereerst benadrukken, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van verweersters professionele handelen er niet om gaat, of dat handelen beter had gekund, maar dat daarbij beslissend is het antwoord op de vraag of verweerster vanuit tuchtrechtelijk standpunt gebleven is binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep terzake als norm of standaard was aanvaard.
5.2
Verweerster stelt dat zij niet is betrokken geweest bij de gebeurtenissen die ten grondslag liggen aan de klachtonderdelen 1., 2., 3. en 5. Nu klager niet of onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij hierbij wel betrokken was kunnen deze klachtonderdelen niet slagen.
Datzelfde lot treft ook klachtonderdeel 4. Verweerster heeft het telefoongesprek waarop dat klachtonderdeel betrekking heeft wel gevoerd maar de lezingen van partijen over dat telefoongesprek lopen uiteen.
Nu niet kan worden vastgesteld welke van beide lezingen het meest aannemelijk is, is niet komen vast te staan dat de lezing van klager de juiste is. Dit berust niet hierop dat het woord van klager minder geloof verdient dan dat van verweerster maar op de omstandigheid dat, om verweerster een tuchtrechtelijk verwijt te (kunnen) maken, hetgeen waarover wordt geklaagd feitelijk moet vaststaan. Dit klachtonderdeel kan bij gebrek aan feitelijke grondslag daarom ook niet gegrond worden verklaard.
5.3
De conclusie is dan ook dat niet is komen vast te staan dat verweerster heeft gehandeld in strijd met de zorg die zij als arts ten opzichte van klager behoorde te betrachten en dat de klacht als kennelijk ongegrond dient te worden afgewezen.
6. DE BESLISSING
Het college wijst de klacht af.
Aldus gedaan in raadkamer op 19 januari 2012 door mr. A.L. Smit, voorzitter, H.A. van Dijk en G.W.A. Diehl, leden-geneeskundigen, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 19 januari 2012 door mr. A.L. Smit, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.
voorzitter
secretaris
Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:
a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;
b. degene over wie is geklaagd;
c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.
Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.