ECLI:NL:TGZRZWO:2012:YG1717 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 081/2011
ECLI: | ECLI:NL:TGZRZWO:2012:YG1717 |
---|---|
Datum uitspraak: | 19-01-2012 |
Datum publicatie: | 19-01-2012 |
Zaaknummer(s): | 081/2011 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Raadkamerbeslissing. Er is aan het dossier geen argument te ontlenen dat verweerder klager heeft onderzocht en/of behandeld. Alle gegevens zijn genoteerd in één handschrift, kennelijk dat van de collega. Ook voor de stelling van klager dat verweerder er bij is geweest toen klager door de collega werd behandeld, nog daargelaten welke conclusie daaraan verbonden zou moeten worden, is tegenover de ontkenning van verweerder en voorts van diens collega geen steun te vinden in het dossier. Overigens heeft het college in de zaak met nr. 2011/135 overwogen dat de collega ter zake van diens behandeling geen verwijt treft. Klacht kennelijk ongegrond. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE
Beslissing d.d. 19 januari 2012 naar aanleiding van de op 15 maart 2011 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van
A , wonende te B,
k l a g e r
-tegen-
C , fysiotherapeut, werkzaam te B,
bijgestaan door mr. E.J. Wervelman, advocaat te Utrecht,
v e r w e e r d e r
1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Het college heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift;
- het aanvullende klaagschrift;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- de repliek met de bijlagen;
- de dupliek met de bijlagen;
- het behandeldossier, overgelegd door verweerder;
- het proces-verbaal van het op 15 november 2011 gehouden gehoor in het kader van het
vooronderzoek.
2. DE FEITEN
Op grond van de stukken waaronder het behandeldossier dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.
Klager werd op 11 september 2007 door zijn huisarts voor “manueeltherapeutisch onderzoek behandeling” in verband met een acuut cervicobrachiaal syndroom links verwezen naar de fysiotherapiepraktijk waar verweerder en diens collega, tegen wie ook een klacht is ingediend, werkzaam zijn. Op 12 september 2007 werd klager ontvangen door verweerder en door deze verwezen naar zijn collega voor behandeling. De behandelend fysiotherapeut noteerde op genoemde datum onder meer “schouder li + bovenarm kracht ↓ arm optillen gaat met moeite”. Na divers onderzoek noteerde hij: “hernia c4-5? Radiculopathie? beeldvorming? nervus supraspinatus?subscapularis ?” en tot slot: “ ! contra-indicatie manipulatie’s cervicaal”. De behandeling, gericht op pijnvermindering en mobiliteitsverbetering, heeft plaatsgevonden op 12, 14, 17 en 19 september 2007. Klager is hierna weer naar de huisarts gegaan, die hem heeft verwezen naar de neuroloog. Deze heeft klager op 26 september 2007 onderzocht. In een verslag van zijn bevindingen schreef de neuroloog onder meer dat klager sinds twee-en-een-halve week pijn had ontwikkeld in zijn nek en enkele dagen hierna een parese ondervond van zijn proximale armspieren, met name elevatie van de arm. Na onder meer een MRI werd klager verwezen naar de neurochirurg voor beoordeling en operatieve behandeling. Ook de neurochirurg schreef in zijn brief aan de huisarts dat de parese min of meer spontaan was ontstaan na het begin van de nekpijn. Nadat klager aan zijn nek was geopereerd, heeft hij zich weer tot de praktijk van verweerder gewend voor verdere behandeling.
3. HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT
Klager verwijt verweerder -zakelijk weergegeven- dat hij klager is gaan behandelen zonder precies te weten wat er aan de hand was, zo beschikte hij niet over een echo, en bij de behandeling aan zijn nek heeft gedraaid hetgeen de oorzaak is van de uitval van de arm.
4. HET STANDPUNT VAN VERWEERDER
Verweerder voert -zakelijk weergegeven- aan dat hij klager niet heeft onderzocht of behandeld.
5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE
5.1
Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.
5.2
Er is aan het dossier geen argument te ontlenen dat verweerder klager heeft onderzocht en/of behandeld. Alle gegevens tot en met 19 september 2007 zijn genoteerd in één handschrift, kennelijk dat van de collega. Ook voor de stelling van klager dat verweerder er op
19 september 2007 bij is geweest toen klager door de collega werd behandeld, nog daargelaten welke conclusie daaraan verbonden zou moeten worden, is tegenover de ontkenning van verweerder en voorts van diens collega geen steun te vinden in het dossier. Overigens heeft het college in de zaak met nr. 135/2011 overwogen dat de collega ter zake van diens behandeling geen verwijt treft.
5.3
Op grond van het voorgaande is de klacht kennelijk ongegrond en dient deze dus te worden afgewezen.
6. DE BESLISSING
Het college wijst de klacht af.
Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, en dr. J.C. Bosmans en prof. dr.
P.U. Dijkstra, leden-fysiotherapeuten, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Dijkman, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 19 januari 2012 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.
voorzitter
secretaris
Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:
a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;
b. degene over wie is geklaagd;
c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.
Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.