ECLI:NL:TGZRZWO:2012:YG1713 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 129/2011

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2012:YG1713
Datum uitspraak: 19-01-2012
Datum publicatie: 19-01-2012
Zaaknummer(s): 129/2011
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Gegrond, waarschuwing
Inhoudsindicatie: Bedrijfsarts heeft juridisch advies gegeven en spreekuurcontact achterwege gelaten waar dit contact wel aangewezen was. Klacht is gegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 19 januari 2012naar aanleiding van de op 20 april 2011 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B,

k l a g e r

-tegen-

C , bedrijfsarts, werkzaam bij D te B,

v e r w e e r d e r

1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van:

– het klaagschrift met bijlagen;

– het verweerschrift;

– de repliek met bijlage;

– de dupliek;

– het huisartsenjournaal;

– het dossier van D.

Partijen hebben afgezien van de hun geboden mogelijkheid om te worden gehoord in het kader van het vooronderzoek.

De zaak is behandeld ter openbare zitting van 9 december 2011. Klager is met voorafgaand bericht niet verschenen. Verweerder is wel verschenen en werd bijgestaan door mr. drs. M.A. van der Mast.

2. DE FEITEN

Op grond van de stukken waaronder het medisch dossier en het verhandelde ter zitting dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klager was als fulltime manager office operations & HR werkzaam bij E. Sedert 2007 waren er spanningen tussen klager en zijn werkgever. Op 7 januari 2011 heeft klager zich ziek gemeld met klachten van druk op de borst en stress door een drukke periode op het werk. Later ontwikkelden zich griepklachten. In verband met deze ziekmelding is klager opgeroepen voor het spreekuur van verweerder op 24 januari 2011. Verweerder, die niet de bedrijfsarts was met wie klager meestal te maken had, noteerde daarover in het medisch dossier:

“spanning arb. relatie, m.i. jur. advies inwinnen en tzt ontbindingsovereenkomst met wederzijds goedvinden.

Richtlijn AC besproken.

Eerst gesprek werkgerel. factoren aangaan.”

Verweerder heeft de ziekmelding van klager tijdelijk geaccepteerd en klager en diens werkgever geadviseerd een gesprek aan te gaan en minimaal tweewekelijks met elkaar het verdere beloop te bespreken.

Op 3 februari 2011 heeft klager opnieuw het spreekuur van verweerder bezocht. In de periodieke evaluatie die verweerder van dit spreekuurbezoek heeft opgesteld staat vermeld:

“Stand van zaken: Betrokkene houdt forse spanningsklachten t.g.v. de bestaande spanningen in de arbeidsrelatie.

Werkgever heeft een mediator ingeschakeld. De bedrijfsarts wacht 2 weken af wat de voortgang is.

Advies: Mediation.

Gemaakte afspraken: 17/2 nieuwe oproep.

Prognose: Hier is in dit stadium geen uitspraak over te doen.”

Op 17 februari 2011 heeft klager met verweerder gebeld om het geplande spreekuurbezoek af te zeggen in verband met nek- en rugklachten, waarna een nieuwe afspraak is gemaakt voor 22 februari 2011.

In de periodieke evaluatie die verweerder naar aanleiding van het spreekuurbezoek op

22 februari 2011 heeft opgesteld staat vermeld:

“Stand van zaken: Betrokkene heeft een verminderde stresstolerantie door spanningsklachten, veroorzaakt door spanningen in de arbeidsrelatie.

Deze zijn niet van dusdanige aard, dat hij hiervoor nog langdurig ZW-gerechtigd zal zijn.

Het is van belang dat werkgever en betrokkene met elkaar afspraken maken over deze spanningen in de arbeidsrelatie.

Zij zijn om die reden al gestart met mediation o.b.v. dhr. F.

De komende 2 weken gelden nog als interventieperiode. In die periode kunnen zij met elkaar overleggen hoe de spanningen in de arbeidsrelatie opgelost kunnen worden.

- Mocht dit overleg niets opleveren, dan moet betrokkene zijn werk weer gaan hervatten op 08/03/11 tenzij hij zichzelf daartoe om medische redenen niet in staat acht. In dat geval moet hij op die dag zijn werkgever inlichten over het niet kunnen werken. Werkgever heeft in dat geval de mogelijkheid het loon op te schorten. Betrokkene kan op een redelijke termijn (meestal binnen 1-2 weken) een deskundigenoordeel over de arbeidsgeschiktheid aanvragen bij UWV.

- Wanneer UWV betrokkene als arbeidsgeschikt beoordeeld zal hij alsnog zijn werk moeten gaan hervatten. Als hij als arbeidsongeschikt wordt beoordeeld, dan heeft de werkgever nog de mogelijkheid om een kantongerechtsprocedure op te starten.

Advies: Interventieperiode 2 weken. Betrokkene wordt per 08/03/11 arbeidsgeschikt geacht.

Gemaakte afspraken: Geen nieuwe oproep. Betermelding 08/03/11.

Mediation loopt.

Prognose: 08/03/11einde ZW.”

Op 8 maart 2011 heeft klager zich opnieuw ziek gemeld. Verweerder heeft de werkgever van klager het advies gegeven om een betermelding aan D door te geven en klager een brief te sturen om hem erop te wijzen dat hij een deskundigenoordeel door het UWV kan aanvragen.

Op 9 maart 2011 heeft klager telefonisch contact opgenomen met verweerder. Daarover heeft verweerder in het medisch dossier geschreven:

“Verslag: A: vindt dat er sprake is van nieuwe ziekmelding. Noemt nek/rugklachten. De bedrijfsarts geeft aan dat hij deze al eerder benoemd heeft. Daarnaast klaagt hij over tinnitus. De bedrijfsarts overweegt, dat hij hiermee administratief werk kan doen. Hij geeft aan dat hij geestelijke klachten heeft. M.i. een normale reactie op de spanningen in de werksituatie, betr kan DO aanvragen, enkele keren herhaald, is het er niet mee eens en verbreekt de verbinding.”

Na ontvangst van een brief van de advocaat van klager op 18 maart 2011, waarin werd gedreigd met een tuchtklacht als verweerder klager niet op het spreekuur zou uitnodigen, en na consultatie van collega’s en de juridische afdeling van D, heeft verweerder klager uitgenodigd voor het zogenaamde “open” spreekuur op 21 maart 2011. Op dit spreekuur heeft verweerder bij klager anamnese afgenomen en medisch onderzoek verricht. Als voorlopige conclusie heeft verweerder klager medegedeeld dat hij arbeidsgeschikt was. Nadat verweerder vervolgens nog informatie heeft ingewonnen bij de huisarts en fysiotherapeut van klager, heeft hij op 22 maart 2011 definitief geconcludeerd dat klager arbeidsgeschikt was.

Op 25 maart 2011 is klager gezien door een arts van het UWV in het kader van zijn aanvraag om een deskundigenoordeel. Deze arts is na onderzoek tot de conclusie gekomen dat klager per 8 maart 2011 arbeidsgeschikt was.

3. HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt verweerder:

  1. dat hij in de periodieke evaluatie van 22 februari 2011 juridisch advies aan de werkgever van klager heeft gegeven door de werkgever te adviseren over loonopschorting en de gang naar de kantonrechter;
  2. dat hij naar aanleiding van de ziekmelding van klager op 8 maart 2011, zonder de nieuwe klachten van klager te kennen, de werkgever van klager heeft geadviseerd klager beter te melden;
  3. dat hij ondanks verzoek daartoe van klager op 9 maart 2011 heeft geweigerd klager op te roepen voor zijn spreekuur.

4. HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder voert het volgende aan. De periodieke evaluatie van 22 februari 2011 is gemaakt op basis van een sjabloon dat verweerder al vier jaren heeft gebruikt in dergelijke situaties, dat ook door sommige van zijn collega’s wordt gebruikt en dat niet eerder tot problemen heeft geleid. De periodieke evaluatie is evenwichtig en neutraal omdat klager er daarin ook op is gewezen dat hij in de problemen komt als hij zijn werkgever op datum arbeidsgeschiktheid niet inlicht wanneer hij denkt niet te kunnen werken. De mogelijkheid tot loonopschorting was reeds bij de werkgever bekend en moet bovendien als een feit van algemene bekendheid worden aangemerkt. De zinsnede over de kantongerechtsprocedure kan bij nader inzien in het voordeel van de werkgever uitgelegd worden. Inmiddels heeft verweerder in overleg met collega’s de zinsnedes over loonopschorting en kantongerechtsprocedure geschrapt.

Voorts was het advies dat verweerder op 8 maart 2011 aan de werkgever heeft gegeven, om de door verweerder vastgestelde arbeidsgeschiktheid per 8 maart 2011 over te nemen en klager per 8 maart 2011 beter te melden, een procedureel advies. Het is in de afgelopen jaren vaak voorgekomen dat het UWV een deskundigenoordeel over de arbeidgeschiktheid niet in behandeling heeft genomen als er geen verschil van mening was tussen werkgever en werknemer over de arbeidsgeschiktheid.

Naar aanleiding van het telefoongesprek dat verweerder op 9 maart 2011 met klager heeft gevoerd, merkt verweerder op dat hij de tijd heeft genomen voor klager, dat hij geprobeerd heeft om uit te leggen dat de door klager aangegeven klachten voor hem niet nieuw waren en dat hij op grond daarvan de zin van een nieuw spreekuur niet inzag.

5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

Ten aanzien van klachtonderdeel 1

5.2

Het college overweegt dat verweerder als bedrijfsarts de taak heeft om met gebruikmaking van de daarvoor in de arbeids- en bedrijfsgeneeskunde ontwikkelde standaarden en richtlijnen vast te stellen of sprake is van arbeidsongeschiktheid wegens ziekte. Daarnaast heeft de bedrijfsarts de taak advies te geven over herstel en werkhervatting. De binnen de beroepsgroep gehanteerde STECR Werkwijzer Arbeidsconflicten (versie 5, februari 2010) wijst erop dat zowel de werkgever als de werknemer recht heeft op een zorgvuldige behandeling en advisering vanwege de grote arbeidsrechtelijke consequenties die de adviezen van de bedrijfsarts kunnen hebben. Ingevolge de STECR Werkwijzer Arbeidsconflicten dienen bedrijfsartsen daarom terughoudend te zijn bij het geven van adviezen van arbeidsrechtelijke aard.

Het college is van oordeel dat verweerder, door de werkgever van klager in de periodieke evaluatie van 22 februari 2011 te wijzen op de mogelijkheid van loonopschorting en een kantongerechtsprocedure, buiten voormelde grenzen van zijn competentie is getreden en onzorgvuldig jegens klager heeft gehandeld.

Dit klachtonderdeel is dus gegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel 2

5.3

Vast staat dat verweerder de werkgever van klager, naar aanleiding van diens ziekmelding op 8 maart 2011, heeft geadviseerd klager beter te melden zonder dat hij klager had gezien of gesproken. Verweerder heeft aldus vastgehouden aan de periodieke evaluatie van 22 februari 2011, waarin een interventieperiode van twee weken werd geadviseerd en klager per 8 maart 2011 arbeidsgeschikt is geacht. Ter verklaring van zijn handelwijze heeft verweerder aangegeven dat sprake moet zijn van tegengestelde visies van de werkgever en de werknemer over de geschiktheid om arbeid te verrichten alvorens het UWV een aanvraag voor een deskundigenoordeel in behandeling neemt. Dat moge zo zijn, maar dat laat onverlet dat verweerder door zijn handelwijze voorbij is gegaan aan de mogelijkheid dat zich gedurende de interventieperiode van twee weken nieuwe, medisch relevante feiten en omstandigheden hebben aangediend die noopten tot bijstelling van het oordeel dat op 22 februari 2011 is gegeven over de mate van arbeidsongeschiktheid twee weken nadien. Onder de omstandigheden van dit geval was spreekuurcontact met klager aangewezen teneinde vast te stellen of zijn ziekmelding per 8 maart 2011 verband hield met klachten die reeds ten tijde van de beoordeling op 22 februari 2011 bekend waren of dat medisch gezien sprake was van een gewijzigd beeld. Door dit contact, alvorens de werkgever te adviseren tot betermelding, na te laten heeft verweerder onzorgvuldig jegens klager gehandeld.

Dit klachtonderdeel is derhalve eveneens gegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel 3

5.4

Op 9 maart 2011 heeft tussen verweerder en klager telefonisch contact plaatsgehad. Verweerder heeft in het medisch dossier vastgelegd wat er tijdens dit gesprek is voorgevallen. Partijen zijn het niet eens over de vraag of klager al dan niet heeft verzocht om een oproep voor een spreekuurbezoek bij verweerder. Uit het medisch dossier blijkt echter niet van een dergelijk verzoek. Bij deze stand van zaken moet het ervoor worden gehouden dat klager tijdens het telefoongesprek met verweerder op 9 maart 2011 niet heeft gevraagd of hij op het spreekuur van verweerder mocht komen. Uit het dossier blijkt voorts dat verweerder de door klager opgegeven klachten in het gesprek is nagelopen en dat deze van dezelfde aard waren als de klachten waarover hij in eerdere consulten heeft geklaagd. Gelet hierop was verweerder naar het oordeel van het college niet gehouden klager opnieuw op te roepen voor zijn spreekuur.

Dit klachtonderdeel is daarom ongegrond.

5.5

De conclusie van het voorgaande is dat de klacht (gedeeltelijk) gegrond is. Verweerder heeft gehandeld in strijd met de zorg die hij ingevolge artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) jegens klager had behoren te betrachten.

Wat betreft de gegronde onderdelen van de klacht acht het college, mede gezien de omstandigheid dat verweerder heeft getoond inzicht in zijn handelen te hebben en blijk heeft gegeven van aanpassing van zijn handelen, de oplegging van een waarschuwing aan verweerder passend en toereikend.

6. DE BESLISSING

Het college waarschuwt verweerder.

Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, prof. mr. J.C.J. Dute, lid-jurist, en dr. A.N.H. Weel, E.H. The-van Leeuwen en S. Tiemersma, leden-geneeskundigen, in tegenwoordigheid van mr. M. Willemse, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op

19 januari 2012 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.

voorzitter

secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.