ECLI:NL:TGZRSGR:2012:YG2515 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2012-045

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2012:YG2515
Datum uitspraak: 18-12-2012
Datum publicatie: 18-12-2012
Zaaknummer(s): 2012-045
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager verwijt de huisarts dat hij hem niet heeft behandeld conform de CBO-richtlijn Lyme-ziekte, waardoor klager lijdt aan een chronische vorm van Lyme-borreliose. Klacht afgewezen.

Datum uitspraak: 18 december 2012

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage heeft de navolgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A,

wonende te B,

klager,

tegen:

C, huisarts,

wonende te B,

de persoon over wie geklaagd wordt,

hierna te noemen de arts.

1. Het verloop van het geding

Het klaagschrift is ontvangen op 6 maart 2012. De arts heeft een verweerschrift ingediend, waarna is gerepliceerd en gedupliceerd. Het College heeft op 8 juni 2012 en 12 oktober 2012 nog brieven ontvangen van klager. Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord. De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare zitting van 30 oktober 2012. Partijen zijn verschenen en hebben hun standpunten mondeling toegelicht. Klager werd bijgestaan door mw P.C. Dubar-Hoogland, lid van de Lyme-vereniging. De arts werd bijgestaan door mr M.H.M. Mook, werkzaam bij ARAG Rechtsbijstand te Leusden. Zijdens beide partijen is een pleitnotitie overgelegd.

2. De feiten

2.1. Op 30 juni 2009 heeft klager de arts geconsulteerd wegens een erythema migrans op het linker bovenbeen. Klager gaf aan dat hij ongeveer 10 dagen eerder een tekenbeet had gehad. De arts heeft klager vervolgens Klacid 500 SR voor 14 dagen voorgeschreven ter behandeling van besmetting met Borrelia burgdorferii.

2.3. In december 2009 heeft klager weer de arts bezocht wegens een raar gevoel onder zijn voeten. De arts heeft klager toen verwezen naar een neuroloog in het D te E.

2.4. Op 5 januari 2010 heeft klager een neuroloog in het D bezocht. Deze kon geen Lyme, maar alleen verhoogde vitamine B6 vinden als mogelijke oorzaak van de klachten. Op verzoek van klager werd hij door de neuroloog doorverwezen naar een internist, ter uitsluiting van Lyme.

2.5. De vervolgens door klager geconsulteerde internist heeft ook geen Lyme kunnen vaststellen. Wel heeft hij klager behandeld met antibiotica, omdat hij ervan uitging dat eerder alleen voor 5 dagen een kuur was gegeven.

2.6. Op 9 april 2010 heeft klager het Lyme-centrum in het F in G bezocht. Na onderzoek aldaar werd de conclusie getrokken van serologie passend bij adequaat behandelde Lyme.

2.7. Op 26 augustus 2011 heeft klager zich uit de praktijk van de arts laten uitschrijven en is hij overgegaan naar een collega die ook in B praktijk houdt. Wegens de waarnemingsregeling kunnen deze huisartsen in B de medische dossiers over en weer raadplegen. Eerst enige tijd later zijn de (digitale) gegevens van klager voor de arts daadwerkelijk afgeschermd.

3. De klacht

Klager geeft aan dat hij sinds oktober 2009 ziek is geworden en diverse klachten, vooral van neurologische aard, heeft ontwikkeld. Klager verwijt de arts dat hij hem op 30 juni 2009 niet heeft behandeld conform de CBO-richtlijn, volgens welke de ziekte van Lyme in het vroege stadium van een zichtbare erythema migrans, moet worden behandeld met Doxycycline, of bij contraindicaties voor Doxycycline met Amoxicilline, of bij contraindicaties voor Amoxicilline met Azitromycine. Door dit onjuiste medisch handelen lijdt klager nu aan een chronische vorm van Lyme-borreliose.

Bovendien verwijt klager de arts dat deze – nadat klager was overgegaan op een andere huisarts – klagers gegevens in het medisch dossier nog heeft geraadpleegd en met derden heeft gedeeld. Daarmee heeft de arts het beroepsgeheim geschonden nu deze informatie niet tijdens de beroepsuitoefening is verkregen en de arts zich niet gerechtigd mocht beschouwen deze gegevens te raadplegen of aan derden ter inzage te geven.

4. Het standpunt van de arts

De arts bestrijdt dat hij op 30 juni 2009 een verkeerde therapie heeft gekozen. Als reden om klager niet met Doxycycline te behandelen heeft de arts opgegeven dat er op 30 juni 2009 wegens het zonnige weer een risico was op zonverbranding bij Doxycycline. De arts heeft Klacid voorgeschreven na raadpleging van het Nijmeegs formularium uit 2004. De arts had in zijn vorige praktijk bovendien goede ervaringen met dit middel opgedaan.

Wat betreft de beweerde schending van het beroepsgeheim heeft de arts aangegeven dat inmiddels sprake is van afgescheiden gegevens, zodat deze niet meer door de arts zijn te raadplegen.

5. De beoordeling

Het College staat voor de vraag of de arts tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld door op 30 juni 2009 na de diagnose van Lyme te hebben gesteld als behandeling het middel Klacid voor te schrijven.

In het licht van verschillende bestaande richtlijnen op het gebied van Lyme acht het College niet verwijtbaar dat de arts de door klager aangehaalde CBO-richtlijn niet heeft gevolgd. Weliswaar beschouwt men in de laatste (concept) Lyme richtlijn op grond van beperkte gegevens en tegenstrijdige onderzoeksresultaten een macrolide zoals Klacid niet een eerste keus middel voor de behandeling van een erythema migrans, maar deze opvatting lag destijds en ligt nu niet absoluut; bijvoorbeeld, er zijn onderzoeken gepubliceerd waarin een hoog succespercentage van claritromycine gerapporteerd wordt. Daarbij kan – zoals in voorliggend geval gemotiveerd afgeweken worden van een richtlijn. Tenslotte, blijkens de serologische uitslagen in het dossier, lijkt er bij de patiënt sprake van een adequaat behandelde erythema migrans, zodat ook in retrospect mag worden aangenomen dat Klacid bij klager goed heeft gewerkt. Door rekening te houden met het risico van zonverbranding heeft de arts bovendien laten zien dat hij dit risico heeft onderkend. Ook mocht hij bij de therapiekeuze rekening houden met de eigen ervaringen in het verleden daarmee. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar medisch handelen of nalaten is hier dan ook geen sprake. Dat klager wel klachten heeft maakt voor dit oordeel geen verschil.

Ten aanzien van de gewraakte raadpleging door de arts van het medisch dossier van klager nadat de arts-patiëntrelatie was beëindigd overweegt het College het volgende. De arts heeft uitgelegd dat vanwege de waarnemingsregeling sprake is van een situatie waarbij de artsen in B over en weer elkaars medische dossiers kunnen raadplegen. Daarbij wordt toestemming van de betrokken patiënt verondersteld gegeven te zijn. Deze veronderstelde toestemming kon bij klager echter niet meer worden aangenomen nadat deze zich bij de praktijk van de arts had laten uitschrijven. De arts heeft ter zitting terecht aangegeven dat het achteraf gezien zorgvuldiger was geweest wanneer de medische gegevens van klager direct bij diens uitschrijving uit zijn praktijk waren afgeschermd voor de arts. Nu de betrokken gegevens binnen de kring van het College zijn gebleven en ter verdediging van de arts zijn aangewend, en het dossier inmiddels wel is afgeschermd, is het College van oordeel dat sprake is geweest van een ongelukkige gang van zaken maar niet dat de arts zo’n ernstige onzorgvuldigheid moet worden verweten dat daaraan tuchtrechtelijke consequenties moeten worden verbonden.

De slotsom van het voorgaande is dat de klacht in al haar onderdelen wordt afgewezen.

6. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage beslist als volgt:

wijst de klacht af.

Deze beslissing is gegeven door: mr. M.A.F. Tan-de Sonnaville, voorzitter, mr. M.W. Koek, lid-jurist, M. Keus, prof. dr. J.T. van Dissel, en dr. G.J. Dogterom, leden-artsen, bijgestaan door mr. J.P. Hoogland, secretaris en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 december 2012.

voorzitter secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezond­heidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voorzover de klacht is afgewezen, of voorzover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroep­schrift wordt ingezon­den bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcolle­ge voor de Gezondheidszorg te

's-Gravenhage, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.