ECLI:NL:TGZRSGR:2012:YG2421 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2011-138
ECLI: | ECLI:NL:TGZRSGR:2012:YG2421 |
---|---|
Datum uitspraak: | 20-11-2012 |
Datum publicatie: | 20-11-2012 |
Zaaknummer(s): | 2011-138 |
Onderwerp: | Geen of onvoldoende zorg |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Klaagster verwijt de huisarts dat hij tekort is geschoten in de organisatie van zijn praktijk en haar in de steek heeft gelaten op momenten dat zij dringend behoefte had aan medicatie. Klacht afgewezen. |
Datum uitspraak: 20 november 2012
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage heeft de navolgende beslissing gegeven inzake de klacht van:
A,
wonende te B,
klaagster,
tegen:
C, huisarts,
werkzaam te D en E,
de persoon over wie wordt geklaagd,
hierna te noemen de arts.
1. Het verloop van het geding
Het klaagschrift is ontvangen op 14 juli 2011. Mr. S.H. van Os, advocaat verbonden aan ARAG Rechtsbijstand, heeft namens de arts een verweerschrift ingediend, waarna repliek en dupliek hebben plaatsgevonden. Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om in het vooronderzoek te worden gehoord. De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare zitting van 25 september 2012. Partijen zijn verschenen en hebben hun standpunten toegelicht. Klaagster werd bijgestaan door mr. W.J. Boer, advocaat te Rotterdam. De arts werd bijgestaan door mr. Van Os.
2. De feiten
Klaagster is chronisch longpatiënt en bezoekt al jaren regelmatig een longspecialist. Zij gebruikt dagelijks verschillende medicijnen, waaronder Theolair. De medicijnen worden verstrekt door de arts vanuit de huisartsenpraktijk F, die tevens een apotheek omvat.
In de loop van februari 2011 was het middel Theolair, dat klaagster tweemaal daags moet innemen, niet beschikbaar in de apotheek. Op advies van de arts is klaagster de Theolair toen zelf in de apotheek in G gaan halen.
Klaagster voelde zich ziek en werd steeds meer benauwd. Inhaleren van de voorgeschreven puffers kostte haar grote moeite. Op dinsdag 22 februari 2011 heeft klaagster daarom telefonisch contact opgenomen met de huisartsenpraktijk en heeft zij gevraagd om een stootkuur prednison, die haar eerder had geholpen. Afgesproken werd dat klaagsters man de prednison zou afhalen bij de apotheek van de arts. De prednison bleek in de praktijk in E echter niet aanwezig. Op advies van een buurvrouw is klaagster toen naar de huisartsenpost (HAP) in H gegaan. Via de HAP is zij dezelfde avond opgenomen in het ziekenhuis, waar zij tot 4 maart 2011 heeft verbleven met een dubbele longontsteking.
Op maandag 27 juni 2011 heeft klaagster haar vaste medicijnen ’s avonds telefonisch via de receptenlijn besteld. Op 29 juni kwam klaagster omstreeks 12 uur in de apotheek om de medicijnen af te halen. De medicijnen waren toen, op één na, nog niet gereed voor aflevering. Op donderdag 30 juni 2011 heeft klaagster gebeld naar de praktijk om te vragen of de medicijnen nu konden worden afgehaald, of de arts bij haar kon komen en of zij prednison kon krijgen. De assistente heeft geantwoord dat de arts die dag vrij was en dat klaagster contact zou moeten opnemen met de dienstdoende huisarts omdat de assistente niet zelf kon beslissen over de prednison. Klaagster heeft daarop haar longarts gebeld, die het recept voor een prednisonkuur heeft geschreven en naar de apotheek heeft gestuurd. Klaagster heeft de prednison die dag echter niet meer geleverd gekregen. De volgende dag heeft klaagster opnieuw gebeld naar de praktijk van de arts voor de prednisonkuur en de andere, op 27 juni bestelde medicijnen. De arts heeft toegezegd dat hij de medicijnen bij haar thuis zou brengen omdat hij die dag spreekuur had in E. De arts kwam later dan klaagster verwachtte en drie van de bestelde geneesmiddelen ontbraken. Na een vergeefse tocht naar de praktijk in D heeft klaagster uiteindelijk in de middag de ontbrekende medicijnen door de arts thuis bezorgd gekregen.
3. De klacht
Klaagster verwijt de arts, samengevat, dat hij tekort geschoten is in de organisatie van zijn praktijk en haar in de steek heeft gelaten op momenten dat zij dringend behoefte had aan medicatie.
4. Het standpunt van de arts
De arts stelt dat de prednison op 22 februari 2011 voor klaagster klaar lag in de apotheek in D, waar zij altijd haar recepten afhaalde. De medicijnen die klaagster op 27 juni 2011 ’s avonds bestelde, zijn op 28 juni ingeboekt en konden pas in de loop van de middag van 29 juni worden afgehaald. Dat was de normale gang van zaken, waarvan klaagster op de hoogte was. Klaagster kwam dus te vroeg. Op 30 juni 2011 was de arts vrij. Klaagster heeft ervoor gekozen geen contact op te nemen met de dienstdoende huisarts, maar in plaats daarvan het ziekenhuis te bellen. Het recept heeft de apotheek echter niet op tijd bereikt om het middel nog dezelfde dag te kunnen leveren. De arts heeft er wel voor gezorgd dat klaagster al haar medicijnen op 1 juli thuis bezorgd heeft gekregen.
5. De beoordeling
Klaagster noemt drie momenten waarop zij de benodigde medicatie niet of te laat heeft ontvangen.
5.1. In februari 2011 ging het eerst over het middel Theolair. Dat dit middel niet direct beschikbaar was, kan de arts niet worden verweten. Klaagster gebruikte dit middel al vele jaren en verkreeg het via herhaalrecepten. Het had voor de hand gelegen dat zij het middel opnieuw zou bestellen voordat haar voorraad was uitgeput.
5.2. Op 22 februari 2011 heeft klaagster de voor haar bestemde prednisonkuur niet gekregen door een misverstand over de plaats, waar deze moest worden afgehaald. Mogelijk is aan klaagster niet duidelijk gezegd dat de kuur moest worden afgehaald in D en niet in E, omdat ervan werd uitgegaan dat klaagster of haar man zoals altijd naar de apotheek in D zou komen. Het ontstaan van het misverstand kan de arts niet persoonlijk worden verweten. Wel merkt het College op dat een dergelijk misverstand, dat gemakkelijk kan ontstaan in een praktijk met twee afleverlocaties, zoveel mogelijk moet worden voorkomen door duidelijke afspraken.
5.3. Dat klaagster de prednisonkuur, die de longarts op 30 juni 2011 heeft voorgeschreven, niet op dezelfde dag heeft gekregen, kan de arts evenmin worden verweten. De arts heeft de prednison de volgende dag persoonlijk bij klaagster thuis gebracht. Hij heeft daarmee blijk gegeven van een zorgzame houding jegens zijn patiënt. Klaagster heeft zich ongerust gemaakt toen enkele medicijnen die zij had besteld ontbraken. Dat de arts die medicijnen in eerst instantie niet bij zich had, wil echter niet zeggen dat hij in zorg jegens klaagster is tekortgeschoten. Hij heeft de medicijnen bovendien zelf alsnog gebracht.
Het College is dan ook van oordeel dat de klacht niet gegrond is.
6. De beslissing
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage:
wijst de klacht af.
Deze beslissing is gegeven door: mr. M.A.F. Tan-de Sonnaville, voorzitter, mr. C.C. Dedel-van Walbeek, lid-jurist, prof. dr. J.H. van Bockel, dr. J.W. van ’t Wout en drs. A.J.M.F.
Janssen , leden-artsen, bijgestaan door mr. C.G. Versteeg, secretaris, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 november 2012.
voorzitter secretaris
Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:
a. de klager en/of klaagster, voorzover de klacht is afgewezen, of voorzover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;
b. degene over wie is geklaagd;
c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.
Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te
's-Gravenhage, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.