ECLI:NL:TGZRSGR:2012:YG2395 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2011-097

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2012:YG2395
Datum uitspraak: 06-11-2012
Datum publicatie: 06-11-2012
Zaaknummer(s): 2011-097
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt de huisarts dat hij heeft geadviseerd patiënte te verplaatsen en in bed te leggen en veel te laat patiënte heeft bezocht ondanks beloftes -na herhaalde telefoontjes- om eerder te komen, en geen toestemming heeft gegeven om 112 te bellen voordat hij patiënte zelf had onderzocht. Klacht afgewezen.  

Datum uitspraak: 6 november 2012

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage heeft de navolgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A,

wonende te B,

klaagster,

tegen:

C,, huisarts,

wonende te D,

de persoon over wie geklaagd wordt,

hierna te noemen de arts.

1. Het verloop van het geding

Het klaagschrift is ontvangen op 25 mei 2011. De arts heeft op de klacht gereageerd, waarna is gerepliceerd en gedupliceerd. Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord. Bij brief van 21 augustus 2012 is van de kant van de arts bij brief nog een drietal bijlagen in het geding gebracht. De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare zitting van 11 september 2012. Partijen zijn verschenen en hebben hun standpunten mondeling toegelicht. De arts werd bijgestaan door mr. M.H.M. Mook, werkzaam bij ARAG rechtshulp te Leusden, die pleitnotities heeft overgelegd.

2. De feiten

2.1       Op 22 februari 2011 rond 12.15 uur is klaagsters moeder, bewoonster van een verzorgingshuis, ten val gekomen.

2.2       De arts werd ingelicht en liet weten dat hij haar zou komen onderzoeken. Hij verscheen om 16.05 uur. De arts heeft haar vervolgens ingestuurd om een foto te laten maken.

2.3       Na het maken van foto’s bleek bij klaagsters moeder dat haar heup was gebroken.

2.4       De volgende dag is klaagsters moeder geopereerd.

2.5       Op 8 maart 2011 is klaagsters moeder overleden.

3. De klacht

De klacht valt in twee delen uiteen.

Volgens klaagster had de arts in het telefoongesprek met het personeel van het verzorgingstehuis gevraagd of de benen van haar moeder gelijk in lengte waren en – toen men aangaf dat haar ene been wel raar gedraaid lag – het advies gegeven om klaagsters moeder in een rolstoel te zetten en naar haar kamer te transporteren, haar op bed te leggen en een paracetamol te geven als pijnbestrijding. Dit advies is volgens klaagster niet te beschouwen als adequate zorg en daardoor heeft haar moeder onnodig veel en lang pijn geleden.

Daarnaast had de arts – nu hij kennelijk niet binnen een redelijke termijn zelf aanwezig kon zijn – ervoor moeten kiezen het verzorgend personeel toestemming te geven tot het bellen van 112.

4. Het standpunt van de arts

De arts is op 22 februari 2011 om 12.55 uur tijdens zijn spreekuur opgeroepen in verband met een val van klaagsters moeder op de begane grond in het verzorgingshuis. De arts heeft toen meteen telefonisch contact opgenomen met het verzorgingshuis. In dat contact vernam de arts dat klaagster was gevallen en pijn aangaf in haar rechterbeen/heup. Ze was toen inmiddels verplaatst naar haar kamer op de 5e verdieping en lag in bed met intacte vitale functies.

De arts heeft hierop gezegd dat hij na het spreekuur langs zou komen. Hij gaf een wek-/controle-advies en een paracetamoladvies.

De arts heeft later klaagster de situatie uitgelegd en met haar besproken dat haar moeder naar het ziekenhuis zou gaan voor nader onderzoek.

De arts geeft aan dat hij er niet voor heeft gekozen om via 112 in te sturen vanwege het feit dat ze al verplaatst was en al in bed lag met goede vitale functies.

5. De beoordeling

De arts heeft weersproken dat hij opdracht heeft gegeven om klaagsters moeder te transporteren.

Nu de gang van zaken niet blijkt uit het medisch dossier noch anderszins, staan de beide verklaringen op dit punt tegenover elkaar, zodat de feitelijke grondslag van dit klachtonderdeel niet is komen vast te staan. Dit onderdeel van de klacht is dan ook niet gegrond.

In het licht van het voorgaande houdt het College het ervoor dat de arts pas is verwittigd op het moment dat klaagster al in haar bed op de 5e verdieping lag. Gezien voorts de informatie die aan de arts werd gegeven, waaronder intacte vitale functies en aanspreekbaarheid van klaagsters moeder, kan niet worden gezegd dat de arts tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door klaagsters moeder niet onmiddellijk via 112 in te sturen. Hierbij weegt mee dat de arts bestrijdt dat er sprake was van een beenlengteverschil/andere stand van het been,  terwijl voorts een paracetamoladvies tegen de pijn is gegeven. Weliswaar had het de voorkeur verdiend als de arts klaagsters moeder eerder had bezocht, maar de afweging die de arts heeft gemaakt (om in dit geval eerst zijn spreekuur af te maken) is in dit geval niet zodanig dat daaraan enig tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen of nalaten aan de kant van de arts ten grondslag heeft gelegen.

Het voorgaande leidt ertoe dat de klacht ongegrond zal worden verklaard.

6. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage beslist als volgt:

verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door: mr. M.A.F. Tan- de Sonnaville, voorzitter, mr. M.W. Koek, lid-jurist, drs J. Edwards van Muijen, dr. G.J. Dogterom, en drs R.H.P. van Beest, leden-artsen, bijgestaan door mr G.G.M.L. Huntjens, secretaris en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 november 2012.

voorzitter                                                                                          secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezond­heidszorg door:

a.         de klager en/of klaagster, voorzover de klacht is afgewezen, of voorzover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b.         degene over wie is geklaagd;

c.         de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroep­schrift wordt ingezon­den bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcolle­ge voor de Gezondheidszorg te

's-Gravenhage, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.