ECLI:NL:TGZRSGR:2012:YG2360 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2010-251b

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2012:YG2360
Datum uitspraak: 16-10-2012
Datum publicatie: 16-10-2012
Zaaknummer(s): 2010-251b
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt de neurochirurg  dat hij de operatie slecht heeft voorbereid, daar voorafgaand  aan de operatie geen medisch relevante informatie is opgevraagd bij het verwijzende ziekenhuis. Daarnaast is niet met klaagster besproken dat zij niet door de arts maar door een collega van hem zou worden geopereerd. Voorts verwijt klaagster de arts dat hij tijdens het poliklinisch consult nooit heeft gesproken over een ‘herseninfarct’ als mogelijk risico van een cervicale laminectomie. Klacht afgewezen.  

Datum uitspraak: 16 oktober 2012

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage heeft de navolgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A,

wonende te B,

klaagster,

                                                           tegen:

C, neurochirurg,

wonende te D,

de persoon over wie geklaagd wordt,

hierna te noemen de arts.

1. Het verloop van het geding

Het klaagschrift (met bijlagen), namens klaagster opgemaakt door mr. J.M. Tromp, advocaat te Rotterdam, is ontvangen op 24 december 2010. Namens de arts heeft E, als advocaat werkzaam binnen de Sector Juridische Zaken van het F te D, tegen de klacht verweer gevoerd, waarna partijen achtereenvolgens hebben gerepliceerd en gedupliceerd. Op 26 september 2011 zijn kopieën van het medisch dossier van klaagster en een CD-rom met beeldopnamen ontvangen, ingestuurd door E. Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare zitting van 4 september 2012. Klaagster is verschenen en werd bijgestaan door mr. Tromp voornoemd. De arts is - wegens verblijf in het buitenland - niet verschenen. Wel is verschenen de gemachtigde van de arts, E. Partijen hebben hun standpunten mondeling toegelicht. E heeft pleitnotities overgelegd.

2. De feiten

Op 11 mei 2005 is klaagster door de arts gezien tijdens zijn poliklinisch spreekuur. Klaagster was door een neuroloog uit het G te D verwezen naar het F wegens een vernauwing van het wervelkanaal ter hoogte van de nek.

Na overleg met klaagster is besloten tot een operatie, waarna zij door de arts op de opnamelijst is geplaatst en doorverwezen naar de anesthesioloog voor verdere preoperatieve screening.

Wegens toenemende klachten is klaagster eerder opgeroepen voor de operatie. Ter voorbereiding is zij op 8 juli 2005 opgenomen. De operatie, een zogeheten cervicale laminectomie, vond plaats op 11 juli 2005 en is niet door de arts zelf maar door een collega van hem uitgevoerd. Tijdens de operatie heeft klaagster een complicatie doorgemaakt waarbij zij in korte tijd veel bloed heeft verloren. Na een kort verblijf op de IC is klaagster overgeplaatst naar de afdeling neurochirurgie. Klaagster is verder behandeld door de neurochirurg die haar geopereerd had. Op 4 augustus 2005 is klaagster uit het F ontslagen.

3. De klacht

Klaagster verwijt de arts dat er sprake is geweest van een onzorgvuldige voorbereiding van de operatie, daar de arts voorafgaand aan de operatie niet de medisch relevante informatie van klaagster heeft opgevraagd bij het verwijzende ziekenhuis. Hierdoor was niet bekend dat klaagster allergisch was voor narcoleptica, dat zij was ingesteld op medicatie voor de ziekte van Crohn (Asacol) en dat zij bekend was met een hemochromatose. Daarnaast is niet met klaagster besproken dat zij niet door de arts maar door een collega van hem zou worden geopereerd.

Voorts verwijt klaagster de arts dat hij tijdens het poliklinisch consult nooit heeft gesproken over een ‘herseninfarct’ als een mogelijk risico van een cervicale laminectomie.

4. Het standpunt van de arts

De arts heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De beoordeling

5.1       Het eerste onderdeel van de klacht betreft het verwijt van een onzorgvuldige voorbereiding van de operatie, alsmede het verwijt dat van te voren niet was besproken dat een collega van de arts de operatie uiteindelijk zou uitvoeren.

De arts heeft in zijn verweer aangevoerd dat hij over voldoende (medische) informatie beschikte.

Uit de overgelegde stukken blijkt dat de informatie in de verwijzing van klaagster naar het F adequaat is geweest. Naast de uitgebreide verwijsbrief van de neuroloog uit het G beschikte de arts over de MRI en de brief van de verwijzend neuroloog aan de huisarts van klaagster. In deze brief wordt melding gemaakt van de relevante voorgeschiedenis en van het medicijngebruik (o.a. Asacol) van klaagster. Op basis van dit alles kan geconcludeerd worden dat de arts voldoende relevante (medische) gegevens voorhanden had en dat hij niet nog meer informatie behoefde op te vragen van het verwijzende ziekenhuis. Het is overigens in de praktijk niet gebruikelijk dat het verwijzend ziekenhuis het volledige medische dossier van de patiënt opstuurt.     

Klaagster wist dat de operatie door een collega van de arts zou worden verricht. Ter zitting heeft klaagster verklaard dat zij hiervan schriftelijk door de opnamecoördinator op de hoogte is gesteld. Niet gebleken is dat zij daartegen op dat moment bezwaar heeft gemaakt.

Gelet op het bovenstaande dient het eerste klachtonderdeel te worden afgewezen.

5.2       Het tweede klachtonderdeel betreft het verwijt dat de arts ‘een herseninfarct’ niet heeft genoemd als een risicofactor van een cervicale laminectomie.

In zijn verweer heeft de arts aangevoerd dat tijdens het poliklinische consult de voor- en nadelen alsmede de mogelijke risico’s van een cervicale laminectomie duidelijk aan de orde zijn gesteld. Geconstateerd wordt dat de arts de belangrijkste complicaties van genoemde ingreep (dwarslaesie, toename van neurologische uitval en bloedverlies) wel heeft vermeld. Gelet op het feit dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat na een cervicale laminectomie een herseninfarct optreedt, kan het de arts niet (tuchtrechtelijk) worden verweten dat hij hiervan geen melding heeft gemaakt aan klaagster.

5.3       De conclusie van het voorgaande is dat de klacht in zijn geheel ongegrond is.

6. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage beslist als volgt:

wijst de klacht af.

Deze beslissing is gegeven door: mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter; mr. E.B. Schaafsma-van Campen, lid-jurist; prof. dr. J.W. van Kleef, P.C.L.A. Lambregts en A.J.M.F. Janssen, leden-artsen, bijgestaan door mr. S.R.M.I. Roos-Bollen, secretaris, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 oktober 2012.

voorzitter                                                                                          secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezond­heidszorg door:

a.         klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b.         degene over wie is geklaagd;

c.         de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroep­schrift wordt ingezon­den bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcolle­ge voor de Gezondheidszorg te

's-Gravenhage, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.