ECLI:NL:TGZRSGR:2012:YG2359 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2011-162

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2012:YG2359
Datum uitspraak: 16-10-2012
Datum publicatie: 16-10-2012
Zaaknummer(s): 2011-162
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager verwijt de tandarts dat de behandeling van klager en zijn zoon niet professioneel is uitgevoerd, dat klager onnodig pijn heeft geleden, dat niet de noodzakelijke nazorg is geboden en dat een rekening is gestuurd die niet in verhouding staat tot wat is uitgevoerd. Waarschuwing.  

Datum uitspraak: 16 oktober 2012

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage heeft de navolgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A,

wonende te B,

klager,

tegen:

C, tandarts,

wonende te B,

de persoon over wie geklaagd wordt,

hierna te noemen de tandarts.

1. Het verloop van het geding

Het klaagschrift is ontvangen op 16 augustus 2011. Bij brief van 25 augustus 2011 heeft klager in aanvulling op de klacht een brief met bijlagen gestuurd, waaronder een machtiging van klager ondertekend door diens zoon D (hierna te noemen: de zoon). De tandarts heeft tegen de klacht een verweerschrift met bijlagen ingediend, waarna partijen hebben gerepliceerd en gedupliceerd. Mr. P.M.A. van Oudheusden, gemachtigde van de tandarts,  heeft namens de tandarts digitale foto’s van klager en zijn zoon toegezonden. Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De mondelinge behandeling heeft ter openbare zitting van 4 september 2012 plaatsgevonden. Op deze zitting zijn  beide partijen, de tandarts vergezeld van mr. Van Oudheusden, verschenen en zij hebben hun standpunten toegelicht.

2. De feiten

Op 6 juni 2011 heeft de tandarts klager en diens zoon, behandeld. Zij kwamen voor de eerste keer bij deze tandarts. De zoon heeft een reguliere gebitscontrole ondergaan. De behandeling van klager bestond uit het trekken van twee kiezen, in één sessie.

3. De klacht

Klager verwijt de tandarts zakelijk weergegeven:

- dat hij de behandeling van klager en zijn zoon niet professioneel heeft uitgevoerd,

- dat klager onnodig pijn heeft geleden,

- dat de tandarts niet de noodzakelijke nazorg heeft geboden.

- dat hij hiervoor een rekening heeft gestuurd die niet in verhouding staat tot wat is uitgevoerd.

Klager heeft deze klachten verduidelijkt door erop te wijzen dat hij hartklachten had en daarvoor medicatie gebruikte. In verband met de bestaande hartklachten had maar één kies per sessie mogen worden getrokken en dit had alleen in het ziekenhuis mogen gebeuren. Een ander dan de tandarts - een Nederlander, de eigenaar van de praktijk (tandtechnicus) die beneden in de praktijk werkte - had gezegd dat beide kiezen gewoon getrokken konden worden.

4. Het standpunt van de tandarts

De tandarts heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden.

Wat de behandeling van klager betreft, geldt dat hij met ernstige pijn in de praktijk was gekomen. De behandeling is onder verdoving uitgevoerd. Er is beneden in de praktijk een OPG (orthopantomogram) en een andere foto gemaakt door de assistente. Klager heeft desgevraagd gezegd dat hij last van zijn hart had, maar het was onduidelijk waardoor dat kwam. De tandarts kan zich niet herinneren of naar gebruik van medicatie of bloedverdunners is gevraagd. Klager heeft toen een andere soort verdoving gekregen die geschikt is voor hartpatiënten. Hiervan is melding gemaakt in het dossier, dat digitaal is opgemaakt.

Klager heeft in bijzijn van de tandarts een toestemmingsformulier ingevuld en ondertekend. De twee kiezen zijn in één sessie getrokken omdat klager ernstige pijnklachten had en die zouden blijven bestaan als hij maar één van de kiezen zou trekken. Toen klager na twee dagen terug kwam bloedde de wond niet.

Op hetgeen hij als verweer heeft aangevoerd, zal - voor zover voor de beoordeling van belang- hierna worden ingegaan.

5. De beoordeling

5.1 De klacht betreft allereerst de behandeling van de meerderjarige zoon, met toestemming van wie klager in deze procedure optreedt. Deze klacht is voor dit onderdeel ongegrond. Het ging om een reguliere gebitscontrole met de gebruikelijke bijbehorende verrichtingen. Niet gesteld of gebleken is dat de tandarts daarin tekort is geschoten. De in het geding gebrachte factuur ontmoet geen bedenkingen.

5.2 Hetzelfde geldt voor de gefactureerde kosten voor de (na)behandeling van de extractie van de kiezen van klager. Over die kosten kan niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat deze te hoog zijn berekend dan wel dat kosten in rekening zijn gebracht voor verrichtingen die aanwijsbaar niet zijn uitgevoerd.

5.3  Vastgesteld moet worden dat partijen over diverse onderdelen van hun onderlinge contacten van mening verschillen; de aanleiding van de komst van klager naar de tandarts, de (opgegeven) ernst van de pijnklachten, de inhoud van de anamnese (onder meer betreffende de aard van de hartklachten), de toestemming van klager en de wijze van totstandkoming daarvan, de toestand van klager twee dagen na de extractie. Aangezien het medisch dossier en aantekeningen niet in het geding zijn gebracht en de tandarts die tijdens de terechtzitting ook niet kon overleggen, en aangezien aanvullend bewijs voor de stellingen niet voorhanden is, ontbreekt voor een deel van de verwijten een deugdelijke grondslag en kan de klacht niet (op alle onderdelen) gegrond worden verklaard. Zo kan ook niet als vaststaand worden aangenomen dat klager, zoals hij stelt, onnodige pijn heeft geleden.

5.4 Dat is anders voor de geschilpunten waarvoor bij betwisting juist de tandarts zijn stellingen moet waarmaken. In dit geval betreft dat de uitgevoerde anamnese. De tandarts heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij de indicatie voor de ingreep, te weten een extractie van twee kiezen in één sessie, na behoorlijk onderzoek heeft gesteld. De tandarts erkent geweten te hebben dat klager hartklachten had, maar heeft niet dusdanig doorgevraagd dat hij te weten is gekomen wat de aard van de hartklachten was, welke medicatie klager daarvoor gebruikte en met name niet of klager bloedverdunners gebruikte. Iedere documentatie waaruit de door de tandarts gehanteerde anamnese, besluitvorming en behandelplan zou kunnen blijken ontbreekt. Bij die stand van zaken moet het ervoor worden gehouden dat het onderzoek niet, althans niet volledig heeft plaatsgevonden. Niettemin is hij overgegaan tot de ingreep. Nu in de klacht over een onzorgvuldige behandeling besloten ligt het verwijt van een gebrekkige anamnese, is de klacht in zoverre gegrond.  Hetzelfde geldt overigens voor de toestemming van klager voor de ingreep, aangezien (bij gebreke van een medisch dossier) niet duidelijk is – en die duidelijkheid had de tandarts moeten verschaffen – of klager na behoorlijk te zijn voorgelicht toestemming heeft gegeven over de uit te voeren behandeling.

5.5 Ook voor de nazorg heeft de tandarts niet gehandeld op een wijze die van hem mag worden verwacht. Tijdens de behandeling ter zitting is niet vastgesteld kunnen worden dat de tandarts, zoals hij heeft gesteld, de nacontrole op 8 juni 2011 zelf heeft uitgevoerd. Uit de overgelegde tandheelkundige gegevens staat de controle op die datum – door wie dan ook – in het geheel niet vermeld.

5.6  De slotsom is dat de klacht voor de onzorgvuldige ingreep (dat wil zeggen, voor wat betreft de onvoldoende uitgevoerde anamnese) en de nazorg in de relatie tot klager gegrond wordt bevonden. De overige klachtonderdelen zijn niet gegrond. Oplegging van de hierna vermelde maatregel wordt passend geacht.

5.7 Het College kan niet onvermeld laten dat de wijze van praktijkvoering en –inrichting reden tot bezorgdheid geeft. Gebleken is dat de indicatie voor de ingreep plaats vindt op een andere plaats in het gebouw, en door een ander, dan waar de tandarts de ingreep uitvoert. Dat is riskant voor een goede en transparante communicatie, en dus ook voor behoorlijke informatievoorziening aan en toestemming van de patiënt. Daarnaast bestaat bezorgdheid over een adequate dossiervoering, waaruit genoemde indicatie, informatieverstrekking en toestemming kunnen blijken.

Het College heeft voorts  bedenkingen bij het jaarlijks maken van OPG’s en het zelden maken van bite-wing foto’s , nu juist op bite-wing foto’s cariës beter en met een geringere stralingsbelasting is te diagnosticeren.

Het verdient aanbeveling dat met inachtneming van deze beslissing de praktijkvoering serieus tegen het licht wordt gehouden.

6. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage beslist als volgt:

legt de tandarts de maatregel op van WAARSCHUWING.

Deze beslissing is gegeven door: mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter, mr. E.B. Schaafsma-van Campen, lid-jurist, H.C. Teune, M.M.L.F. Smulders en H.W. Luk, leden-tandartsen, bijgestaan door mr. Y.M.C. Bouman, secretaris en uitgesproken ter openbare terechtzitting van

16 oktober 2012.

voorzitter                                                                                          secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezond­heidszorg door:

a.         de klager en/of klaagster, voorzover de klacht is afgewezen, of voorzover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b.         degene over wie is geklaagd;

c.         de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroep­schrift wordt ingezon­den bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcolle­ge voor de Gezondheidszorg te

's-Gravenhage, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.