ECLI:NL:TGZRSGR:2012:YG2357 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2011-213

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2012:YG2357
Datum uitspraak: 16-10-2012
Datum publicatie: 16-10-2012
Zaaknummer(s): 2011-213
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt de tandarts dat hij haar klachten niet serieus heeft genomen door niet binnen een aantal maanden de scheefstand van de prothese en de open beet met het onderframe te verhelpen. Klager verwijt de tandarts voorts dat tanden door de wijze van bevestigen van het onderframe zijn beschadigd, waardoor die getrokken moesten worden en er een nieuw onderframe moest worden gemaakt, en tot slot dat klaagster als gevolg van de handelwijze van de tandarts extra kosten heeft moeten maken. Waarschuwing  

Datum uitspraak: 16 oktober 2012

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage heeft de navolgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A

wonende te B,

klaagster,

tegen:

C, tandarts,

wonende te D

de persoon over wie geklaagd wordt,

hierna te noemen de tandarts.

1. Het verloop van het geding

Het klaagschrift is ontvangen op 17 oktober 2011. De arts heeft op de klacht gereageerd, waarna partijen achtereenvolgens gerepliceerd en gedupliceerd hebben. Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord. De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare zitting van 4 september 2012. Partijen zijn verschenen en hebben hun standpunten mondeling toegelicht.

2. De feiten

Verweerder heeft op 16 februari 2011 bij klaagster een vijftal kiezen getrokken, een volledige (immediaat) bovenprothese en een nieuw onderframe geplaatst. Klaagster was echter niet tevreden met de prothese en is nadien nog viermaal (30 maart, 7 juni, 14 juni en 16 juni 2011) bij verweerder op consult geweest omdat de prothese scheef was en het frame niet aansloot. Bij het laatste consult was ook de tandtechnicus aanwezig. Hierna heeft zij zich tot een andere tandartspraktijk gewend waar zij behandeld is en waar zij zich heeft laten inschrijven.

3. De klacht

Klaagster verwijt verweerder dat

1.      hij haar klachten niet serieus heeft genomen door niet binnen een aantal maanden de scheefstand van de prothese en de open beet met het onderframe te verhelpen;

2.      tanden door de wijze van bevestigen van het onderframe zijn beschadigd waardoor die getrokken moesten worden en er een nieuw onderframe moest worden gemaakt;

3.      zij als gevolg van de handelwijze van verweerder extra kosten (die niet door de verzekeraar worden vergoed) heeft moeten maken door een andere tandarts te consulteren die onder meer haar nieuwe bovenprothese en onderframe heeft gemaakt.

4. Het standpunt van de tandarts

Verweerder had klaagster als patiënte van een collega overgenomen. In verband met klachten aan het gebit was voordien al besloten een nieuw onderframe en volledige bovenprothese voor klaagster te maken. Hoewel verweerder niet achter de eerder voorgestelde behandelmethode stond, heeft hij die wel gevolgd omdat klaagster daaraan wilde vasthouden. De bovenprothese bleek bij plaatsing op 16 februari 2011 wat scheef te staan en verweerder adviseerde klaagster eerst de extractiewonden te laten genezen en pas na het slinken van de kaak te beoordelen wat de beste oplossing zou zijn: rebasen of een nieuwe prothese. Tijdens haar consult op 16 juni 2011 was de tandtechnicus ook aanwezig en die onderschreef zijn advies. Klaagster heeft zich hierna pas weer op 11 juli 2011 tot verweerder gewend met het verzoek haar dossier naar een andere tandarts door te sturen.

5. De beoordeling

5.1 eerste klachtonderdeel

Het College merkt op dat verweerder al bij het plaatsen van de bovenprothese had geconstateerd dat deze scheef zat en niet goed op het onderframe aansloot. Dit is een zowel esthetisch als functioneel probleem dat relatief eenvoudig te verhelpen was geweest. Verweerder had dan ook direct na het plaatsen dan wel in de eerste dagen daarna actie moeten ondernemen om de scheefstand en  het niet goed op elkaar aansluiten van de bovenprothese en het onderframe weg te nemen. Gebleken is echter dat verweerder hier eerst vier maanden na plaatsing van de prothese met de tandtechnicus over heeft gesproken en dat hij zelfs op dat moment tegenover klaagster nog geen concreet tijdspad heeft genoemd. Het College is van oordeel dat verweerder de klachten van klaagster niet serieus heeft genomen en dat hij niet zorgvuldig heeft gehandeld.

Dit klachtonderdeel wordt dan ook gegrond geacht.

5.2 tweede klachtonderdeel

Verweerder heeft gesteld dat de conditie van de premolaren die als houvast voor het frame werden gebruikt goed was. Het feit dat deze tanden een half jaar later moesten worden getrokken, acht het College onvoldoende aanwijzing om tot het oordeel te kunnen komen dat deze stelling onjuist is. Niet met zekerheid kan worden gesteld dat het frame niet goed was samengesteld en geplaatst. Wel is gebleken dat er bij het ontwerp van het frame geen rekening mee is gehouden dat dit op termijn wellicht zou moeten worden uitgebreid.

Dit klachtonderdeel wordt ongegrond geacht.

5.3 derde klachtonderdeel

Klaagster heeft gesteld dat verweerder haar door zijn manier van bejegenen het gevoel heeft gegeven dat hij haar niet serieus nam. Voor zover dit betrekking heeft op het nalaten de scheefheid en open beet te verhelpen, is dat in algemene zin reeds meegenomen bij de behandeling van het eerste klachtonderdeel en gegrond geacht. Voor het overige heeft het College onvoldoende aanwijzingen gevonden om tot het oordeel te komen dat verweerder klaagster niet serieus heeft genomen.

Ten overvloede wordt opgemerkt dat binnen het tuchtrecht geen plaats is voor het toekennen van een schadevergoeding, zodat over de vraag of hiervoor aanleiding bestaat geen oordeel wordt gegeven.

Het geheel overziend is het College van oordeel dat de maatregel van waarschuwing passend is.

6. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage beslist als volgt:

legt de maatregel van WAARSCHUWING op.

Deze beslissing is gegeven door: mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter, mr. E.B. Schaafsma-van Campen, lid-jurist, H.C. Teune,  H.W. Luk en M.M.L.F. Smulders, leden-tandartsen, bijgestaan door mr. Y.M.C. Bouman, secretaris en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 oktober 2012.

voorzitter                                                                                          secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezond­heidszorg door:

a.         de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b.         degene over wie is geklaagd;

c.         de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroep­schrift wordt ingezon­den bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcolle­ge voor de Gezondheidszorg te

's-Gravenhage, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.