ECLI:NL:TGZRSGR:2012:YG2203 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2011-120c

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2012:YG2203
Datum uitspraak: 10-07-2012
Datum publicatie: 10-07-2012
Zaaknummer(s): 2011-120c
Onderwerp: Niet of te laat komen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt de gynaecoloog  dat zij onzorgvuldig heeft gehandeld doordat zij gedurende de bevalling van klaagster onvoldoende invulling heeft gegeven aan haar taken als achterwacht voor de dienstdoende arts assistent en de arts in opleiding en voorts de achterwacht zodanig heeft georganiseerd dat de dienstdoende artsen zich onvoldoende vrij hebben gevoeld de arts (eerder) te benaderen en naar het ziekenhuis te laten komen toen dat geïndiceerd was. Klacht ongegrond.  

Datum uitspraak: 10 juli 2012

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage heeft de navolgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A,

wonende te B,

klaagster,

tegen:

C, gynaecoloog,

wonende te D, werkzaam te B,

de persoon over wie geklaagd wordt,

hierna te noemen de arts.

1. Het verloop van het geding

Het klaagschrift is ontvangen op 16 juni 2011. Namens de arts heeft mr. W.R. Kastelein, advocaat te Utrecht, tegen de klacht verweer gevoerd, waarna partijen hebben gerepliceerd, respectievelijk gedupliceerd. Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord. De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare zitting van 15 mei 2012. Partijen zijn verschenen en hebben hun standpunten mondeling toegelicht. Ter zitting werd de arts bijgestaan door mr. Kastelein.

2. De feiten

2.1     Klaagster, geboren in 1973, was zwanger van haar eerste kind. Zij stond onder verloskundige begeleiding in het E ziekenhuis.

2.2     Op 16 juni 2010 zijn de vliezen gebroken waarna klaagster zich om 16.15 uur tot het E ziekenhuis heeft gewend. Daar is zij opgevangen door een verpleegkundige en een co-assistent. Om 18.30 uur is bij klaagster een epiduraal geplaatst. De arts had die avond als supervisor-gynaecoloog dienst als achterwacht. Zij was die avond zelf niet in het ziekenhuis aanwezig.

2.3     Om 20.30 uur is de behandeling overgenomen door een collega-arts in opleiding.

2.4     Omdat de bevalling slecht vorderde, heeft de arts in opleiding meermalen met de aanwezige senior arts in opleiding over de toestand van klaagster overleg gepleegd. Deze laatste was op dat moment werkzaam in een nabij gelegen verloskamer waar hij assisteerde bij een kunstverlossing.

2.5     Om 22.20 uur heeft de junior arts in opleiding bedoelde senior arts in opleiding verzocht om de toestand van klaagster mee te beoordelen. Omdat deze op dat moment nog assistentie verleende bij een geval van foetale nood in een andere verloskamer, is hij  niet eerder dan om 22.44 uur bij klaagster gearriveerd waarna hij de behandeling van de junior arts in opleiding heeft overgenomen. Tot dat moment had de junior arts in opleiding noch de senior arts in opleiding aanleiding of noodzaak gezien de arts (supervisor gynaecoloog) te informeren over de toestand van klaagster.

2.6     Om 22.50 uur bleek de baring te stagneren en trad er foetale nood op (suboptimaal CTG en een pH waarde van 7.08). Daarop heeft de senior arts in opleiding geconcludeerd dat een spoedsectio geïndiceerd was. Vervolgens heeft hij de arts telefonisch op de hoogte gesteld en overleg met haar gevoerd. De arts heeft toestemming verleend voor het verrichten van de spoedsectio waarna de operatiekamer is klaargemaakt voor het uitvoeren van de sectio . De arts heeft zich naar het ziekenhuis begeven om toe te zien op het goede verloop van de spoedsectio die door de senior arts in opleiding werd uitgevoerd.

2.7     Om 23.15 uur is de zoon van klaagster in goede conditie na een sectio ter wereld gekomen.

2.8     Klaagster is op 18 juni 2010 uit het ziekenhuis ontslagen. Op 9 juli 2010 heeft een nagesprek plaatsgevonden met de arts.

3. De klacht

De klacht houdt kort weergegeven in dat de arts onzorgvuldig heeft gehandeld doordat zij gedurende de bevalling van klaagster onvoldoende invulling heeft gegeven aan haar taken die zij als achterwacht voor de dienstdoende arts assistent en de arts in opleiding had.

Klaagster verwijt de arts verder dat zij de achterwacht zodanig heeft georganiseerd dat de twee dienstdoende artsen zich  onvoldoende vrij hebben gevoeld de arts (eerder) te benaderen en naar het ziekenhuis te laten komen toen dat geïndiceerd was. Klaagster is hierdoor overgeleverd geweest aan onvoldoende gekwalificeerd personeel en heeft langer dan nodig moeten wachten alvorens de sectio   kon worden uitgevoerd.

4. Het standpunt van de arts

De arts heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De beoordeling

5.1       Het College heeft geen aanwijzingen gevonden om  de stelling van klaagster te volgen dat   op de avond van de 16e juni 2011 onvoldoende gekwalificeerd personeel aanwezig is geweest om de die avond bestaande situatie het hoofd te  bieden.

5.2     Uit het partusverslag van klaagster blijkt niet  dat    bij klaagster die avond  eerder dan om 22.50 uur sprake is geweest van een dusdanige medische (nood)toestand dat deze  aanleiding had moeten geven tot het consulteren  van de arts.

5.3     Toen de situatie van klaagster en haar kind op of omstreeks 22.50 uur verslechterde en zich ontwikkelde tot een situatie van foetale nood, bleek de arts voor de dienstdoende arts-assistent goed bereikbaar en heeft zij ook adequaat gehandeld. Van een onjuiste organisatie of enig ander tekort schieten van de arts met betrekking tot de invulling van haar taken als achterwacht is dan ook niet gebleken, zodat de klacht zal worden afgewezen.

6. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage beslist als volgt:

wijst de klacht af.

Deze beslissing is gegeven door: mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter, mr. R.P. Wijne, lid-jurist, F.G.A.J. Hakvoort-Cammel, dr. M van Ek en prof. dr. M.E. Vierhout, leden-artsen, bijgestaan door mr. J.P. Hoogland, secretaris en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 juli 2012.

voorzitter                                                                                          secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezond­heidszorg door:

a.         de klager en/of klaagster, voorzover de klacht is afgewezen, of voorzover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b.         degene over wie is geklaagd;

c.         de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroep­schrift wordt ingezon­den bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcolle­ge voor de Gezondheidszorg te

's-Gravenhage, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.