ECLI:NL:TGZRSGR:2012:YG2143 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2011-069c

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2012:YG2143
Datum uitspraak: 19-06-2012
Datum publicatie: 19-06-2012
Zaaknummer(s): 2011-069c
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt de orthopeed dat zij ongeveer vijf jaar een korset heeft gedragen en Oxycontin heeft geslikt zonder noodzaak hiertoe, naar achteraf is gebleken, en dat er destijds geen nabehandeling is geweest. Klacht ongegrond.

Datum uitspraak: 19 juni 2012

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage heeft de navolgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A,

wonende te B,

klaagster

tegen:

C, orthopedisch chirurg,

wonende te D,

de persoon over wie geklaagd wordt,

hierna te noemen de arts.

1. Het verloop van het geding

Het klaagschrift, onder meer refererend aan een op 13 april 2011 binnengekomen klacht tegen een chirurg, is ontvangen op 22 augustus 2011. De arts heeft tegen de klacht verweer gevoerd, waarna achtereenvolgens repliek en dupliek hebben plaatsgevonden. Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord. Bij brief van 24 februari 2012 is meegedeeld dat mevrouw E, wonende te D, aanvankelijk klaagster, is overleden en dat haar dochter A zakelijk weergegeven namens haar het dossier zal overnemen en verder als klaagster zal optreden. De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare zitting van 24 april 2012. Op de voet van artikel 57 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg is de onderhavige klacht gezamenlijk behandeld met de samenhangende klachten van klaagster tegen een chirurg (dossier 2011-069a) en een revalidatiearts (dossier 2011-069b).  Partijen zijn verschenen en hebben hun standpunten mondeling toegelicht.

2. De feiten

Klaagster is de dochter van wijlen mevrouw E, (verder te noemen: patiënte).

De arts is tot 21 juni 2007 als orthopedisch chirurg werkzaam geweest in het F te D

(verder te noemen: het ziekenhuis).

Voor zover in deze van belang is patiënte van 15-11-2006 tot 08-12-2006, van 22-12-2006 t/m 23-02-2007 en van 02-03-2007 tot 21-03-2007 op verschillende afdelingen in het ziekenhuis opgenomen geweest in verband met lage rugpijn klachten op basis van een chronisch geïnfecteerde aortabroekprothese en degeneratieve afwijking van de wervelkolom. Ter zake van de geïnfecteerde aortabroekprothese is patiënte medicamenteus behandeld door een chirurg van het ziekenhuis.

Op 6 maart 2007 heeft een arts assistent chirurgie van het ziekenhuis een orthopeed van het ziekenhuis in consult gevraagd voor evaluatie van de rugklachten en een advies.

De arts was in de week van 5 tot 12 maart 2007 de dienstdoende orthopedische chirurg. Hij heeft patiënte op 7 maart 2007 op de afdeling chirurgie gezien en heeft na onderzoek geadviseerd om een revalidatiearts van het ziekenhuis in consult te vragen en in overleg met deze arts eventueel ter ondersteuning een Hewitt brace aan te laten meten. Daarna is de arts niet meer betrokken geweest bij patiënte.

De revalidatiearts heeft op verzoek van de arts assistent chirurgie patiënte op 12 maart 2007 in consult gezien en  een machtiging voor een Hewitt brace uitgeschreven.

3. De klacht

Klaagster verwijt de arts dat hij een Hewitt brace heeft voorgeschreven “waarmee zij maar moest leren leven”, waardoor klaagster tot augustus 2010 het korset heeft gedragen hetgeen veel ongemak tot gevolg heeft gehad. In augustus 2010 bleek dat zij het korset in beginsel maar drie maanden had hoeven dragen. 

4. Het standpunt van de arts

De arts heeft toegelicht dat hij op 7 maart 2007 patiënte heeft bezocht en gesproken over de rug- en buikklachten die zij sinds november 2006 had. Ook heeft hij de röntgenfoto’s van de rug gezien. Deze gaven een duidelijke osteoporose en een totale discopathie L5-S1 met een eerste graad olisthesis te zien.

De conclusie van de arts was dat de langdurige ziektegeschiedenis van patiënte en de daaraan gekoppelde immobilisatie een forse wissel had getrokken op haar conditie, met name die van de rug- en buikspieren. Bij de genoemde röntgenafwijkingen was een goede spierconditie juist noodzakelijk om de rugpijn enigszins te beteugelen, met name bij standsveranderingen van de lumbale wervelkolom.

De arts heeft de afdeling chirurgie aangeraden om voor deze patiënte met dit multi-causale probleem een revalidatiearts te raadplegen ter zake van haar mobilisatie met eventueel gebruikmaking van een Hewitt brace ter ondersteuning van de wervelkolom.

5. De beoordeling

Uit de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht wordt geconcludeerd dat de arts slechts betrokken is geweest als consulent en niet als behandelaar. De arts heeft aangeraden een revalidatiearts in consult te roepen en hij heeft de brace niet voorgeschreven. Reeds op grond hiervan kan de arts niet worden verweten dat patiënte de haar aangemeten brace te lang heeft gedragen en er geen nacontrole heeft plaatsgevonden, zodat de klacht ongegrond is.

6. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage beslist als volgt:

wijst de klacht af.

Deze beslissing is gegeven door: mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter, mr. H.A.B. van Dorst-Tatomir, lid-jurist, prof.dr. M.W. Hengeveld, P.R.H. Vermeulen en prof.dr. R.G. Pöll, leden-artsen, bijgestaan door mr. I.C.M. Spitters-Vermeulen, secretaris en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 juni 2012.

voorzitter                                                                                          secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezond­heidszorg door:

a.         de klager en/of klaagster, voorzover de klacht is afgewezen, of voorzover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b.         degene over wie is geklaagd;

c.         de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroep­schrift wordt ingezon­den bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcolle­ge voor de Gezondheidszorg te

's-Gravenhage, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.